24 060
Ruimtelijk-economisch beleid tot 2000

nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 1 oktober 1996

Met uw brief van 27 augustus jl. legde u mij de vraag voor van mevrouw Van der Hoeven1 om uw Kamer te informeren over de resultaten van het overleg met de betrokken gedeputeerden over de doelstelling-2 programma's 1997–1999. Gaarne wil ik met deze brief aan het verzoek voldoen.

Afgelopen periode heb ik intensief overleg gevoerd met gedeputeerden van Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg over de inhoud van hun doelstelling-2 programma's. Het ging daarbij o.a. over de prioriteiten in de programma's en de daaruit voortvloeiende co-financieringsvraag aan mijn departement. Ook heb ik overlegd mw. M. Wulf-Mathies, Commissaris Regionaal Beleid bij de Europese Commissie.

De doelstelling-2 programma's worden voor wat betreft Brussel gefinancierd uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) (projecten ter verbetering van de economische structuur) en uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) (scholingsmaatregelen).

In de oorspronkelijk opgestelde programma's hadden de betrokken regio's naar de mening van het Kabinet te weinig prioriteit toegekend aan arbeidsmarktgerelateerde maatregelen (ESF-component).

Ik heb de gedeputeerden dan ook gevraagd een verschuiving in de programma's aan te brengen ten gunste van de ESF-component.

De gedeputeerden stonden daar aanvankelijk afhoudend tegenover omdat zij vreesden dat een verdere accentuering van scholingsmaatregelen tot absorptieproblemen zou kunnen leiden. Dat wil zeggen dat beschikbare middelen gedurende de uitvoering van het programma onvoldoende kunnen worden vastgelegd in goede projecten. Nader overleg met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid resulteerde in de verwachting dat een verschuiving van 10 procentpunten gelet op de absorptiecapaciteit mogelijk moet zijn. In een vervolgoverleg met de betrokken gedeputeerden heb ik hen een verschuiving van genoemde omvang voorgelegd.

Na ampel beraad zijn zij akkoord gegaan met dit voorstel en met een zodanige aanpassing van hun programma's dat het mogelijk wordt dat ook scholingstrajecten voor met name werklozen daadwerkelijk kunnen worden gefinancierd.

Daarbij is afgesproken dat, mochten zich in de loop van de uitvoering van de programma's absorptieproblemen voordoen, deze met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en mij na grondige bestudering van de oorzaken als zijnde een nieuw feit kunnen worden besproken.

Op grond van mijn gesprek met Commissaris Wulf-Mathies acht ik een dergelijke verschuiving heel wel passend binnen het beleid dat de Europese Commissie voert dan wel in voorbereiding heeft. Voorbeeld hiervan is het plan van voorzitter van de Europese Commissie Santer, het zogenaamde «Pact Santer», om de werkgelegenheid in Europa te stimuleren.

Voor wat de co-financieringsbijdrage van EZ betreft resulteert een en ander in een bijdrage van f 90 mln voor de betrokken regio's gezamenlijk. Daarmee komt de totale Rijksbijdrage naar verwachting op ca. f 300 mln. Hiertegenover staat een bedrag uit Brussel van omgerekend ongeveer f 560 mln. De vier betrokken regio's stellen ca. f 600 mln beschikbaar, waarvan ca. f 390 mln ten behoeve van EFRO-co-financiering.

Voor de volledigheid merk ik op dat de co-financiering van het doelstelling-2 programma voor Oost-Groningen/Zuidoost-Drenthe wordt gefinancierd uit de voor het Noorden beschikbare ISP-middelen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

A. van Dok-van Weele


XNoot
1

Zie Handelingen II nr. 36, vergaderjaar 1995–1996.

Naar boven