24 050
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Namibië inzake technische samenwerking; Windhoek, 17 juni/26 november 1992

nr. 4
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 10 januari 1995

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 12 januari 1995. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 11 februari 1995.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 17 juni/26 november 1992 te Windhoek tot stand gekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Namibië inzake technische samenwerking (Trb. 1993, 73 en 1994, 272).1

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft U eveneens hierbij aan:

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,

W. Kok

TOELICHTENDE NOTA

Zoals uiteengezet in de «Notitie Namibië» (kamerstukken II 1989/90, 21 300 V, nr. 124), die in juni 1990 door de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking werd aangeboden aan de Tweede Kamer, zal Nederland zich in de ontwikkelingsrelatie met Namibië nauw aansluiten bij de prioriteiten van de Namibische overheid. Dit betekent dat de steun zich voornamelijk zal richten op de watervoorziening in het noorden van het land. Daarnaast zal aandacht worden gegeven aan onderwijs en training en aan drinkwater-gerelateerde activiteiten in de gezondheidssector. De komende jaren zal de hulp circa 10 miljoen gulden per jaar bedragen.

Sedert maart 1992 is een door Nederland aangestelde ontwikkelingssamenwerking-coördinator werkzaam in Windhoek, die de taak heeft om verder gestalte te geven aan de ontwikkelingsrelatie met Namibië.

Het voorliggende verdrag beoogt, door algemene clausules op het gebied van belastingen, vrijwaringen en beperkte immuniteit, afspraken voor de toekomstige technische samenwerking vast te leggen waardoor tot een snelle uitvoering van goedgekeurde projecten kan worden gekomen en de inzet van deskundigen kan worden bespoedigd. Het Nederlandse, dat wil zeggen door Nederland ingezette personeel kan overigens uiteraard een andere nationaliteit dan de Nederlandse hebben.

Overeenkomstig artikel I, tweede lid, van het verdrag, worden ter uitvoering ervan verdragen gesloten waarin de afzonderlijke projecten worden geregeld. Deze verdragen behoeven ingevolge artikel 7, onderdeel b, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen niet de goedkeuring van de Staten-Generaal, behoudens het bepaalde in artikel 8, tweede lid, van die Rijkswet.

Het verdrag wordt eerst thans ter goedkeuring overgelegd daar het veel tijd heeft gekost om in overleg met de Namibische autoriteiten enkele correcties in de ondertekende verdragstekst aan te brengen, waarna finalisering van de vertaling kon plaatsvinden.

Het verdrag zal gezien zijn aard, wat het Koninkrijk betreft, alleen voor Nederland gelden. Het wordt vanaf de datum van ondertekening voorlopig toegepast in verband met de lopende projecten.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

J. P. Pronk

De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,

W. Kok


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie

Naar boven