24 048
Bijkomende bepalingen tot uitlegging van de Uniforme Regelen betreffende de overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van reizigers en bagage (CIV), Bijlage A bij het COTIF, in het geval van scheiding van het beheer van de spoorweginfrastructuur en de exploitatie van de vervoerdiensten van de spoorwegondernemingen, en Bijkomende bepalingen tot uitlegging van de Uniforme Regelen betreffende de overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van goederen (CIM), Bijlage B bij het COTIF, in het geval van scheiding van het beheer van de spoorweginfrastructuur en de exploitatie van de vervoerdiensten van de spoorwegondernemingen; Bern, 26 november 1993

nr. 177
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

's-Gravenhage, 9 januari 1995

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 10 januari 1995. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 9 februari 1995.Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 26 november 1993 te Bern aangenomen bijkomende bepalingen tot uitlegging van de Uniforme Regelen betreffende de overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van reizigers en bagage (CIV), Bijlage A bij het COTIF, in het geval van scheiding van het beheer van de spoorweginfrastructuur en de exploitatie van de vervoerdiensten van de spoorwegondernemingen, en bijkomende bepalingen tot uitlegging van de Uniforme Regelen betreffende de overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van goederen (CIM), Bijlage B bij het COTIF, in het geval van scheiding van het beheer van de spoorweginfrastructuur en de exploitatie van de vervoerdiensten van de spoorwegondernemingen (Trb. 1994, 160).1

Een toelichtende nota bij deze bijkomende bepalingen treft U eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken, a.i.

W. Kok

TOELICHTENDE NOTA

Op 9 mei 1980 zijn te Bern tot stand gekomen het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF), het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) alsmede de Uniforme Regelen betreffende de overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van reizigers en bagage (CIV), Bijlage A bij het COTIF, en de Uniforme Regelen betreffende de overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van goederen (CIM), Bijlage B bij het COTIF (Trb. 1980, 160).

Aangezien het Koninkrijk (voor Nederland) partij is bij het COTIF vindt het internationale reizigers- en goederenvervoer van de NV Nederlandse Spoorwegen plaats in overeenstemming met de bepalingen van het COTIF.

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).

Richtlijn nr. 91/440/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap (PbEG L 237, blz. 25 e.v.) heeft grote veranderingen voor de spoorwegen in hun verhouding tot de nationale overheden met zich mee gebracht. De in deze richtlijn beoogde scheiding tussen het beheer van de infrastructuur en de exploitatie alsmede het recht op toegang tot de spoorwegnetten van de lid-staten van de Europese Unie door internationale samenwerkingsverbanden van spoorwegondernemingen en spoorwegondernemingen die internationaal gecombineerd goederenvervoer verrichten, veroorzaken praktische en juridische problemen voor de bestaande internationale spoorwegregelgeving als opgenomen in het COTIF, waaronder de bijlagen CIV en CIM. Dit omdat de regelgeving van het COTIF uitgaat van de situatie van vóór de van kracht wording van deze richtlijn. Teneinde deze situatie op korte termijn het hoofd te kunnen bieden heeft het Centrale Bureau voor het internationale spoorwegvervoer te Bern in samenwerking met de lidstaten een overgangsregeling uitgewerkt, vooruitlopend op een algehele herziening van het COTIF. Deze overgangsregeling bestaat uit de onderhavige bijkomende bepalingen die gebaseerd zijn op artikel 7 CIV en artikel 9 CIM. Deze bepalingen voorzien in een nadere uitleg van het begrip «spoorweg» in het geval van scheiding van het beheer van de infrastructuur en de exploitatie aangezien het COTIF er nu nog van uit gaat dat de «spoorweg» zowel de exploitatie voert als het beheer over de infrastructuur.

De regeling laat de situatie, waarbij beheer en exploitatie door één spoorwegonderneming wordt uitgevoerd, in tact en heeft derhalve voor Nederland geen consequenties.

De tekst van de regeling is binnen de OTIF tot stand gekomen en dient volgens de procedures terzake in de lid-staten in werking te worden gesteld. De regeling komt neer op een verdragswijziging; de goedkeuring wordt derhalve op de voet van artikel 91, eerste lid, van de Grondwet gevraagd.

De onderhavige regeling zal evenals het verdrag, voor wat het Koninkrijk betreft, alleen van toepassing zijn op Nederland.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

M. Patijn


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven