24 047
Wijziging van de Luchtvaartwet

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING1

Bij wet van 7 juli 1994, Stb. 583, is de geluidsheffing, tot dan toe geregeld in het Heffingenbesluit geluidhinder burgerluchtvaartuigen, opgenomen in de Luchtvaartwet. Hierbij is het tarief van de heffing per rekeneenheid geluidsproduktie vastgesteld op f 38.

De hoogte van dit tarief is in hoofdzaak gebaseerd op de kosten van geluidsisolatieproject Schiphol. De grondslagen van de financiering van de eerste fase van dit project zijn gelegen in de Luchtvaartwet en de tussen de Staat en de Stichting Geluidsisolatie Schiphol (SGIS) gesloten overeenkomsten, waarin de voorfinanciering door de SGIS is geregeld.

In de overeenkomst tussen de Staat en de SGIS is ter verzekering van een goede voortgang van het project een jaarlijkse raming van inkomsten van de geluidsheffing opgenomen. Voor 1995 is daartoe uitgegaan van een tarief per rekeneenheid van f 40. Bijgaand wetsvoorstel voorziet in aanpassing van het tarief daaraan.

Verder is van de gelegenheid gebruik gemaakt een drietal misstellingen in artikel 77, vijfde lid, onderdelen b en c, van de Luchtvaartwet te corrigeren. Het betreft:

a. in onderdelen b en c: «burgerluchtvaartuigen met een startmassa van meer dan 20 000 kilogram» in plaats van «burgerluchtvaartuigen met een startmassa van 20 000 kilogram of meer»; de burgerluchtvaartuigen met een startmassa tot en met 20 000 kilogram zijn reeds in onderdeel a van het vijfde lid geregeld;

b. in onderdeel b: de factor Lr – 270

45

is een machtsfactor, geen vermenigvuldigingsfactor.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

De Staatssecretaris van Defensie,

J. C. Gmelich Meijling


XNoot
1

Op grond van artikel 25a, vijfde lid jo. vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State dient openbaarmaking van het advies van de Raad van State achterwege te blijven.

Naar boven