nr. 18
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 17 januari 1997
In antwoord op uw verzoek van 14 november jl. en in vervolg op het planningsoverleg
wetgeving met de vaste commissie voor Justitie op 11 december 1996, bericht
ik u, daartoe gemachtigd door Hare Majesteit de Koningin, omtrent het
voorstel van Wet tijdelijke voorzieningen reorganisatie openbaar ministerie het volgende.
Zoals u bekend is, is op 19 juli 1996 een voorstel van Wet tijdelijke
voorzieningen reorganisatie openbaar ministerie bij de Raad van State voor
advies aanhangig gemaakt. Dit wetsvoorstel beoogde – vooruitlopend op
een definitieve wettelijke regeling terzake in het wetsvoorstel inzake de
reorganisatie van het openbaar ministerie – op tijdelijke basis een
wettelijke grondslag te creëren voor het College van procureurs-generaal.
De Raad van State heeft op 17 oktober jl. advies uitgebracht.
De Raad van State heeft bezwaar tegen het voorstel en heeft de regering
in overweging gegeven dit niet aldus aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te zenden. Ik moge verwijzen naar het advies van de Raad, dat als bijlage
bij deze brief is gevoegd.1
Gelet op het advies heeft de regering overwogen of het wenselijk en mogelijk
was het wetsvoorstel aan te vullen in de zin als door de Raad aan het slot
van punt 1 van het advies is aangegeven. Alles overziende meent de regering
dat dit niet het geval is. Mede gezien de tijd die ermee gemoeid zou zijn
om in het kader van het onderhavige wetsvoorstel althans in zekere mate aan
de bezwaren van de Raad tegemoet te komen en gezien de voortgang die inmiddels
is geboekt met het eerder aangekondigde wetsvoorstel inzake de reorganisatie
van het openbaar ministerie, is de regering van oordeel dat het de voorkeur
verdient de door de Raad aan de orde gestelde punten niet bij wijze van interimvoorziening
te regelen in een tijdelijke wet, maar deze ten gronde te regelen in het wetsvoorstel
inzake de reorganisatie van het openbaar ministerie.
Deze beslissing maakt het des te noodzakelijker om inzake het wetsvoorstel
inzake de reorganisatie van het openbaar ministerie grote voortvarendheid
te betrachten. Dit voorstel bevindt zich inmiddels in een vergevorderd stadium
van voorbereiding. Naar verwachting zal nog deze maand een concept-wetsvoorstel
zijn afgerond en ter consultatie aan een aantal organisaties worden voorgelegd.
Zo spoedig mogelijk daarna zal het wetsvoorstel bij de Raad van State aanhangig
worden gemaakt. Indiening van het wetsvoorstel bij Uw Kamer voor het zomerreces
acht ik haalbaar. Naar ik hoop kan de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel
vervolgens plaatsvinden in de tweede helft van dit jaar.
Ter kennisname heb ik het advies van de Raad van State en het nader rapport
inzake het voorstel van Wet tijdelijke voorzieningen reorganisatie openbaar
ministerie bij deze brief gevoegd1.
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager