24 025
Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet op de studiefinanciering, houdende aanpassing van de collegegeldbepalingen en de afschaffing van verblijfsduurbeperkingen

nr. 11
AMENDEMENTEN VAN DE LEDEN J.M. DE VRIES EN VAN GELDER

Ontvangen 7 november 1995

De ondergetekenden stellen de volgende amendementen voor:

I

In artikel 1, onderdeel K, wordt artikel 7.43, vierde lid, als volgt gewijzigd:

A. Het woord «en» aan het slot van onderdeel b vervalt.

B. Na onderdeel b wordt een nieuw onderdeel c ingevoegd, luidende:

c. de student die zich voor het eerst heeft ingeschreven voor een opleiding in het hoger onderwijs op een tijdstip na 1 augustus 1991 en die bij de inschrijving voor een opleiding niet meer dan 12 maanden aanspraak heeft op studiefinanciering op grond van hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering, tenzij die student is overleden, en.

C. Onderdeel c wordt verletterd tot onderdeel d.

II

Artikel I, onderdeel O, wordt als volgt gewijzigd:

A. In het voorgestelde artikel 7.47, tweede lid, wordt «artikel 7.43, vierde lid, onder a» vervangen door: artikel 7.43, vierde lid, onder a en c.

B. In het voorgestelde artikel 7.47, vierde lid, wordt «artikel 7.43, vierde lid, onder c» vervangen door: artikel 7.43, vierde lid, onder d.

Toelichting

Dit amendement strekt ertoe te bereiken dat de aanspraak op studeren tegen betaling van het wettelijk collegegeld voor degene die onder de bestaande regeling auditor zouden worden, niet langer wordt opgerekt dan redelijkerwijze noodzakelijk. De verschuldigdheid van het instellingscollegegeld wordt hiermee dus een jaar eerder gelegd dan volgens het ingediende wetsvoorstel werd beoogd. Deze voorziening heeft geen gevolgen voor de «pre-1991-ers» die zes jaar recht hebben op een gemengde toelage. Dit is in de tekst tot uitdrukking gebracht.

J. M. de Vries

Van Gelder

Naar boven