23 987 Lidmaatschap van de Europese Unie

Nr. 225 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 22 maart 2018

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 12 januari 2018 inzake de kabinetsreactie op het verslag van de rapporteurs over de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (Brexit) inzake (Kamerstuk 31 987, nr. 208).

De Minister van Buitenlandse Zaken heeft deze vragen beantwoord bij brief van 15 maart 2018. Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Azmani

De griffier van de commissie, Van Haaster

I Inleiding

Hierbij bied ik uw Kamer, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Staatssecretaris van Financiën, de Minister van Veiligheid en Justitie en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Europese Zaken van 13 februari 2018 om een aantal vragen te beantwoorden over het verslag van de rapporteurs inzake de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (Brexit) (Kamerstuk 23 987, nr. 208).

Ten aanzien van de informatievoorziening aan uw Kamer over de uittreding van het VK uit de EU hecht ik eraan te benadrukken dat het uitgangspunt is uw Kamer zo veel en zo spoedig mogelijk mee te nemen in de Brexit-onderhandelingen. Dit zodat uw Kamer zijn controlerende rol naar behoren kan uitoefenen. Het kabinet heeft de controle en ook het vertrouwen van uw Kamer nodig om de Nederlandse belangen in Brussel optimaal te behartigen.

Graag wil ik uw Kamer er op wijzen dat een deel van de in deze brief behandelde thema’s eveneens aan de orde komt in de beantwoording van de Kamervragen over de economische consequenties van Brexit van de leden Amhaouch, Geurts en Omtzigt (allen CDA) van 6 februari 2018 (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 1068), de beantwoording van de Kamervragen over de economische consequenties van de Brexit voor Nederland van de leden Amhaouch, Geurts en Omtzigt (allen CDA) van 19 februari 2018 (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 1206), de kabinetsreactie op het KPMG rapport en op vragen omtrent Brexit van 20 februari 2018 (Kamerstuk 23 987, nr. 217) en de beantwoording van het verzoek van de vaste commissie voor Europese Zaken van 18 januari 2018 (Kamerstuk 23 987, nr. 212).

II Vragen en antwoorden

1. Kunt u op elk van de aanbevelingen in het verslag van de rapporteurs over de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (Brexit) apart ingaan en aangeven of u het eens bent en welke acties u op dat punt onderneemt?

Voor de beantwoording van deze vraag, die grotendeels overeenkomt met het verzoek van de vaste commissie voor Europese Zaken van 18 januari 2018, verwijst het kabinet uw Kamer naar de brief van 22 januari 2018 ter beantwoording van dat verzoek (Kamerstuk 23 987, nr. 212).

2. Waarom heeft u in uw reactie op de aanbevelingen de notitie die de douane al in juni 2017 geschreven heeft over de Brexit, niet meegestuurd?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijst het kabinet uw Kamer naar de brief van 19 februari 2018 ter beantwoording van de Kamervragen 2 en 10 over de economische consequenties van de Brexit voor Nederland van de leden Amhaouch, Geurts en Omtzigt (allen CDA) (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 1206).

3. Kunt u de lijst van ongeveer 700 verdragen en overeenkomsten die komen te vervallen bij een Brexit, aan de Kamer doen toekomen?

De EU en het VK zijn gebonden aan een zeer groot aantal verdragen van uiteenlopende aard. Een groot aantal verdragen zal na de uittreding van het VK uit de EU niet meer van toepassing zijn op het VK. Zoals reeds aangegeven in de brief van het kabinet van 22 januari 2018 (Kamerstuk 23 987, nr. 210) is er niet één overzicht beschikbaar waaruit de gevolgen van Brexit voor alle verdragen blijkt.

Het kabinet verwijst graag naar de beschikbaarheid van bijvoorbeeld de algemene database van bilaterale en multilaterale verdragen gesloten door de EU, Euratom, en de voormalige Europese Gemeenschap(pen) op de website van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO): http://ec.europa.eu/world/agreements/default.home.do# en naar de database voor verdragen en overeenkomsten van de Raad: http://www.consilium.europa.eu/nl/documents-publications/treaties-agreements/. Door te zoeken op het VK kan een overzicht verkregen worden van alle gemengde verdragen waar het VK partij bij is. Hierbij zij echter opgemerkt dat niet al deze verdragen komen te vervallen voor het VK na de Brexit. In eerdergenoemde brief van 22 januari 2018 heeft het kabinet reeds een overzicht gegeven van de belangrijkste typen verdragen die na de uittreding van het VK uit de EU niet meer op het VK van toepassing zijn. Het gaat dan met name om 1) EU only verdragen tussen de EU (en/of Euratom) enerzijds en een derde staat/staten anderzijds, 2) gemengde verdragen tussen de EU (en/of Euratom) en haar lidstaten enerzijds en een derde staat/staten anderzijds, en 3) multilaterale verdragen die niet door het VK, maar wel door de EU zijn geratificeerd.

4. Kunt u aangeven welke essentiële afspraken met het Verenigd Koninkrijk vervallen en welke acties ondernomen worden om op tijd alternatieve afspraken te hebben?

In de bovengenoemde brief van 22 januari 2018 (Kamerstuk 23 987, nr. 208) heeft het kabinet een overzicht gegeven van de belangrijkste typen verdragen die na de uittreding van het VK uit de EU niet meer op het VK van toepassing zijn. Zoals reeds aangegeven in de bijlage bij de Geannoteerde Agenda van de Raad Algemene Zaken en Raad Algemene Zaken Artikel 50 van 27 februari 2018 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1827) zal de EU na de uittreding van het VK uit de EU haar rechten en verantwoordelijkheden ten aanzien van verdragen behouden.

In dat verband verwacht de Europese Raad in Artikel 50 samenstelling van het VK dat het zijn aandeel in alle internationale verbintenissen die het in het kader van zijn EU-lidmaatschap is aangegaan, zal nakomen. In dergelijke situaties moet er een constructieve dialoog met het VK worden gestart over een mogelijke gemeenschappelijke benadering vis-à-vis de betrokken niet EU-partnerlanden, internationale organisaties en verdragen voor zover noodzakelijk en in het belang van de EU. Zoals aangegeven in de eerdergenoemde bijlage vindt een dergelijke dialoog voor de WTO reeds plaats, en heeft geresulteerd in een joint letter die op 11 oktober 2017 door de EU en het VK naar de WTO gemeenschap is verstuurd.1 Deze dialoog (waarin het VK en de Europese Commissie in gesprek zijn met de WTO leden over de verdeling van tariefcontingenten na Brexit) loopt parallel aan de onderhandelingen tussen de EU en het VK over het terugtrekkingsakkoord.

5. Kunt u de resultaten van het onderzoek dat de departementen zelf in kaart gebracht hebben aan de Kamer doen toekomen?

Er is door de verschillende departementen op verschillende manieren informatie ingewonnen om een goed beeld te krijgen van de gevolgen van de uittreding van het VK uit de EU voor Nederland. Dergelijke onderzoeken zijn opgesteld voor intern beraad. Deze onderzoeken bevatten grotendeels nog voorlopige analyses en zijn bedoeld ter voorbereiding op besluitvorming. De resultaten van het onderzoek vinden hun weerslag in de uiteindelijke standpuntbepaling van het kabinet.

6. Nederland is aan het inventariseren hoe te anticiperen op de mogelijke gevolgen omtrent herinvoering van grenscontroles, aanpassing van informatiesystemen, logistieke aanpassingen bij de verwerking van personen- en goederenstromen in (lucht)havens en voorlichting aan overheden, burgers en bedrijven. Kan de Minister de Kamer informeren hoe het met deze inventarisatie staat?

In de beantwoording van deze vraag wordt tevens meegenomen de beantwoording van vraag 20 van de Kamervragen van de leden Amhaouch, Geurts en Omtzigt (allen CDA) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Financiën over de economische consequenties van de Brexit voor Nederland van 19 februari 2018 (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 1206). Deze vraag luidde: Herinnert u zich dat u in het algemeen overleg over de Brexit van de commissie Europese Zaken op 24 januari 2018 zei: «Wij hebben de effecten op luchtvaart, visserij, transport, inklaring bij de douane en keuring van veterinaire producten – dat moet ook geregeld worden namelijk – inzichtelijk.»? Kunt u deze inzichten met de Kamer delen?

In bovengenoemde brief van 12 januari 2018 (Kamerstuk 23 987, nr. 208) heeft het kabinet aangegeven zich voor te bereiden op de nieuwe relatie met het VK (preparedness). Het VK heeft tot nu toe steeds gesteld niet langer deel te willen uitmaken van zowel de interne markt als de douane-unie van de EU. Dit betekent dat de toekomstige handelsrelatie met het VK in alle gevallen ingrijpend zal veranderen met meer belemmeringen dan nu het geval is.

Luchtvaart en Transport

Wanneer het VK met de uittreding uit de EU de douane-unie en interne markt verlaat, verlaat het VK ook de gemeenschappelijke EU-luchtvaartruimte. Indien geen nieuwe afspraken met het VK worden gemaakt in het kader van de toekomstige relatie, worden door de uittreding van het VK uit de EU de luchtvervoersrechten tussen de EU en het VK beperkt, vervalt de wederzijdse erkenning van de certificering op het gebied van luchtvaartveiligheid en participeert het VK niet meer in de European Aviation Safety Agency (EASA). Indien geen nieuwe afspraken met het VK worden gemaakt over de beveiliging van de burgerluchtvaart, zal het VK niet langer onderdeel uitmaken van de EU-brede «one stop security». In dat geval zullen vanuit het VK afkomstige in de EU transfererende passagiers, bagage en vracht een beveiligingsonderzoek behoeven.

Wanneer het VK met de uittreding uit de EU de douane-unie en interne markt verlaat, zal dit ook gevolgen hebben voor het wegtransport. Indien geen nieuwe afspraken met het VK worden gemaakt in het kader van de toekomstige relatie, vervallen de Eurovergunningen voor vervoer van en naar het VK en komen ook cabotagevervoer en de transitmogelijkheid door het VK naar Ierland te vervallen. Daarnaast stopt de wederzijdse erkenning op basis van EU-regelgeving van tal van documenten zoals rijbewijzen, voertuigregistraties en bestuurderskaarten. Indien geen nieuwe afspraken met het VK worden gemaakt in het kader van de toekomstige relatie, kunnen niettemin juridische hiaten worden voorkómen doordat veel zaken op een internationaal niveau worden geregeld (UNECE; Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties). Zo kan voor de erkenning van rijbewijzen en voertuigregistraties, worden teruggevallen op de Conventie van Genève van 1949, die zijn werking behoudt. Ook het AETR-verdrag (Europese Overeenkomst inzake de arbeidsvoorwaarden voor bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg), dat ziet op zaken als bestuurderskaarten en tachografen, blijft geldig. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is er het ADR-verdrag (Accord Européen relatif au transport international des marchandises Dangereuses par Route). In al deze gevallen zijn zowel Nederland als het VK aangesloten bij en gebonden aan de afspraken die hier zijn gemaakt (welke in grote mate in lijn zijn met de huidige EU afspraken). Echter, voor de toegang tot de VK-transportmarkt voorziet weliswaar de ECMT (European Conference of Ministers of Transport) in een quotasysteem voor multilaterale ritmachtigingen; dit systeem voorziet echter niet in voldoende ritmachtigingen gezien de vervoersvraag op het moment van de uittreding van het VK uit de EU. Op dit punt dienen aanvullende afspraken met het VK gemaakt te worden in het kader van de toekomstige relatie.

Wanneer het VK met de uittreding uit de EU de douane-unie en interne markt verlaat, zal dit ook gevolgen hebben voor het maritiem transport. Indien geen nieuwe afspraken met het VK worden gemaakt in het kader van de toekomstige relatie, blijven de maritieme veiligheid en de bescherming van het milieu gewaarborgd in internationale regelgeving van de IMO (Internationale Maritime Organization).

Visserij

Wanneer het VK met de uittreding uit de EU de douane-unie en interne markt verlaat, verlaat het VK ook het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid. Of EU-vissersschepen na de uittreding van het VK uit de EU nog in VK-wateren mogen vissen en zo ja, onder welke voorwaarden, zal afhankelijk zijn van de toekomstige relatie tussen EU en VK. Bepaalde Nederlandse vissersvloten zijn sterk afhankelijk van toegang tot de VK-wateren, in het bijzonder de pelagische vriestrawlers die op haring, makreel en blauwe wijting vissen en de boomkotters die op tong en schol vissen. Op basis van inkomsten is de vriestrawlervloot tot 60 procent afhankelijk toegang tot VK-wateren, terwijl de bodemtrawlers die in VK-wateren vissen daar gemiddeld ongeveer 30 procent van hun inkomsten halen. Van de ongeveer 105 Nederlandse vissersschepen die in VK-wateren vissen halen 30–35 van deze schepen meer dan 50 procent van hun inkomsten uit deze wateren. Ook de Nederlandse visafslag is mede afhankelijk van vis die wordt aangevoerd door VK-gevlagde vaartuigen (vrijwel alle van Nederlandse eigenaren). In 2016 landden VK-gevlagde vaartuigen vis en schelpdieren aan in Nederland met een totale waarde van meer dan 75 miljoen euro (plm 15% van het totaal). Een groot deel daarvan wordt binnengebracht bij de visveiling in Urk; VK-gevlagde vaartuigen brachten daar in 2016 ter waarde van euro 30 mln aan land (plm 25% van het totaal van de Urkse veiling). Of de VK-gevlagde vloot zijn vangst na de Brexit net zo gemakkelijk en zonder transactiekosten in Nederland zal kunnen aanlanden als nu, is afhankelijk van de toekomstige relatie tussen EU en VK.

Herinvoering grenscontroleprocessen

Bij de herinvoering van de grenscontroleprocessen wordt onderscheid gemaakt tussen grenscontroles op goederen, waar de Douane voor verantwoordelijk is, veterinaire en fytosanitaire partijen waar de NVWA controles op uitvoert en personencontroles waar de KMar en Zeehavenpolitie verantwoordelijk voor zijn.

Wanneer het VK met de uittreding uit de EU de douane-unie en interne markt verlaat, worden goederen die vanuit het VK naar het grondgebied van de EU worden gebracht, of vanuit het grondgebied van de EU naar het VK, vanaf dat moment onderworpen aan douanetoezicht en kunnen deze goederen aan douanecontroles onderworpen worden. Douaneformaliteiten zijn vanaf dat moment aan de orde, er moeten douaneaangiften worden gedaan en douanediensten kunnen eisen dat zekerheden worden gesteld om de betaling van een douaneschuld te waarborgen. Ook in het passagiersverkeer tussen Nederland en het VK zullen er douanecontroles voor verkeer uit het VK moeten worden ingericht, zowel bij veerdiensten als op luchthavens. Daarnaast worden, wanneer het VK met de uittreding uit de EU de douane-unie en interne markt verlaat en geen nieuwe afspraken met het VK worden gemaakt in het kader van de toekomstige relatie, goederenstromen van en naar het VK onderworpen aan verboden en beperkingen op grond van regels op het gebied van veiligheid, gezondheid, economie en milieu. Zo zal bijvoorbeeld ook sprake zijn van een substantiële volumetoename aan veterinaire en fytosanitaire partijen uit derde landen die moeten worden gecontroleerd, gekeurd of gecertificeerd door de NVWA.

De Douane en de NVWA hebben zich inmiddels een beeld gevormd van de impact van uittreding van het VK uit de EU, en de vertaalslag gemaakt naar extra benodigde capaciteit en middelen. Uitgaand van gelijkblijvende handelsvolumes en ongewijzigde handhavingsaanpak is de benodigde capaciteit binnen Douane geraamd op ca. 930 fte en ca. 750 fte bij respectievelijk een «no deal» scenario en een scenario met als basis het handelsakkoord van de EU met Canada. Het volumetoename aan veterinaire en fytosanitaire partijen uit derde landen die moeten worden gecontroleerd, gekeurd of gecertificeerd door de NVWA kan – uitgaand van gelijkblijvende handelsvolumes en ongewijzigde aanpak – oplopen tot een toename van ca. 30% qua import en van ca. 100% qua export ten opzichte van de huidige werkzaamheden. Voor het uitvoeren van deze werkzaamheden kunnen uiteindelijk 143 fte nodig zijn bij NVWA.

De Douane gaat er op dit moment vanuit dat de IT-systemen toereikend zijn. De verwachte volumestijgingen als gevolg van de uittreding van het VK uit de EU kunnen volgens de huidige inzichten opgevangen worden binnen de systemen.

Vanwege het volumetoename aan import- en exportaanvragen zal binnen NVWA worden onderzocht hoe robuust het huidige e-CertNL (voorheen CLIENT) systeem, ter facilitering van die aanvragen, is. Vooralsnog is de verwachting dat het huidige systeem deze toename kan opvangen. Momenteel wordt het CLIENT-systeem overgezet in de cloud; zodra dit is afgerond zal de robuustheid met een simulatie worden getest. Dit zal nog in 2018 gebeuren, ruim voor de datum van uittreding van het VK uit de EU, in beginsel op 30 maart 2019, zodat nog tijdig eventueel benodigde aanpassingen in het systeem kunnen worden gemaakt.

Zoals uiteengezet in de brief van 19 februari 2018 ter beantwoording van de Kamervragen 2 en 10 over de economische consequenties van de Brexit voor Nederland van de leden Amhaouch, Geurts en Omtzigt (allen CDA) (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr.1206), heeft het kabinet besloten dat de Douane en de NVWA per direct kunnen doorgaan met het werven en opleiden van nieuwe medewerkers, het starten van aanbestedingstrajecten en het organiseren van huisvesting. Hetzelfde geldt voor de landbouwgerelateerde keuringsdiensten Kwaliteits-Controle-Bureau (KCB), Naktuinbouw en het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ).

De Koninklijke Marechaussee (KMar) en de Zeehavenpolitie zijn belast met het grenstoezicht op personen. Aangezien het VK op dit moment ook geen onderdeel is van Schengen, wordt iedere persoon die van het VK naar Nederland reist al aan een grenscontrole onderworpen. Als gevolg van de uittreding van het VK uit de EU, zullen burgers van het VK niet langer EU-burgers zijn. Zij krijgen de status van «derdelanders». De burgers van het VK worden dan onderworpen aan een grondige controle in plaats van een minimale controle conform de Schengengrenscode. De duur van de grenscontrole van burgers uit het VK zal hierdoor toenemen, omdat in het controleproces ook gevraagd moet worden naar de duur, doel en de middelen voor het verblijf in Nederland. Daarnaast zal de KMar in- en uitreisstempels moeten plaatsen in de reisdocumenten van de burgers uit het VK bij overschrijding van de Nederlandse buitengrens. Ook kan Nederland bij de uittreding van het VK uit de EU de passagiersgegevens van vliegtuigen afkomstig uit het VK opvragen op basis van de API-richtlijn. Dit vergt meer personeel voor grenscontroles aan de doorlaatposten en voor de verwerking van passagiersgegevens.

Logistieke aanpassingen

Wanneer het VK met de uittreding van het VK uit de EU de douane-unie en interne markt verlaat, zullen zowel de zeehavens als de luchthavens voor de verwerking van goederen en passagiers te maken krijgen met een andere status van de uit het VK afkomstige goederen en de Britse dan wel de uit het VK afkomstige transfererende passagiers. Zij zullen geconfronteerd worden met nieuwe, of intensievere, controles van passagiers, bagage en goederen, die meer administratieve handelingen met zich meebrengen en langer duren.

Als gevolg hiervan kan in de zeehavens ruimtegebrek ontstaan vanwege opstapelende containers of stukgoederen, wachtende vrachtwagens voor de veerboten naar het VK of wachtende passagiers van de veerboten uit het VK. Voor transfererende passagiers op de luchthavens die een aansluitende vlucht moeten halen kan een tijdsklem ontstaan vanwege het beveiligingsonderzoek dat (indien hierover door de EU geen nieuwe afspraken worden gemaakt) na de uittreding van het VK uit de EU nodig zal zijn voor vanuit het VK afkomstige in de EU transfererende passagiers, bagage en vracht. Dit zal gevolgen hebben voor de operatie van (lucht)havens en luchtvaartmaatschappijen en mogelijke aanpassingen in de faciliteiten vereisen. Vanuit de rijksoverheid wordt de sector gewezen op het belang van mitigerende maatregelen; het is uiteindelijk de verantwoordelijkheid voor de sector zelf om zich voor te bereiden. Voorlichting en dialoog is daarbij een speerpunt van het kabinet en een belangrijk onderdeel van de voorbereidingen op de Brexit. Het kabinet is in nauw overleg met de Brancheorganisatie Zeehavens (BOZ) en luchthavens over de mogelijke effecten van de uittreding van het VK uit de EU.

Informatie-uitwisseling en samenwerking politie en justitie

Na de uittreding van het VK uit de EU vervallen, indien geen vervangende afspraken met het VK worden gemaakt in het kader van de toekomstige relatie, de bestaande EU-wetgeving en -instrumenten voor samenwerking op gebied van politie en justitie. Teneinde ook in die situatie de samenwerking en het bestaande veiligheidsniveau zoveel mogelijk te bestendigen, brengt de politie momenteel in kaart wat de verwachte gevolgen van de uittreding van het VK uit de EU zijn voor de informatie-uitwisseling, de samenwerking in opsporingsonderzoeken, de georganiseerde criminaliteit en voor de zee- en luchthavens. Voor de politie en het Openbaar Ministerie zal de uittreding van het VK uit de EU, indien geen vervangende afspraken met het VK worden gemaakt in het kader van de toekomstige relatie, capaciteitsuitbreiding vergen, met name in relatie tot het rechtshulpverkeer. Ook wordt bezien of extra liaisons (politie/OM) in het VK al dan niet nodig zijn.

Voorlichting aan overheden, burgers, bedrijven

Voor het bedrijfsleven dat handel drijft met het VK heeft het invoeren van grenscontroleprocessen, wanneer het VK met de uittreding uit de EU de douane-unie en interne markt verlaat, en de status van het VK verandert van EU-lidstaat naar een «derde land», grote gevolgen. Bedrijven dienen zich daar tijdig op voor te bereiden; een gedegen voorbereiding is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de ondernemer zelf.

Zoals uiteengezet in de brief van 6 februari 2018 ter beantwoording van de Kamervragen over de economische consequenties van Brexit van de leden Amhaouch, Geurts en Omtzigt (allen CDA) (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 1068), is voorlichting voor bedrijven een speerpunt van het kabinet en een belangrijk onderdeel van de voorbereidingen op de uittreding van het VK uit de EU. Om te zorgen dat ondernemers over de meeste recente informatie beschikken, bijvoorbeeld over de stand van zaken van de onderhandelingen, informeert de rijksoverheid bedrijven via verschillende kanalen.

Direct na het referendum is een centraal Brexit loket opgericht voor het bedrijfsleven (te bereiken op www.brexit-loket.nl). Hier kunnen bedrijven te allen tijde terecht met hun vragen over Brexit en benodigde voorbereidingen.

Ook wordt er momenteel gewerkt aan een activatietool voor het bedrijfsleven. Hiermee kunnen zowel groot- als MKB-bedrijf in kaart brengen welke voorbereidingen van belang zijn in aanloop naar de datum van de uittreding van het VK uit de EU, in beginsel op 30 maart 2019.

Daarnaast wordt er met relevante uitvoeringsorganisaties (als RVO.nl, de KVK, de Douane en de NVWA), werkgeversorganisaties (als VNO-NCW, MKB-Nederland en LTO) en brancheorganisaties samengewerkt aan eenduidige bedrijfsvoorlichting in voorbereiding op de Brexit. Zo worden met grote regelmaat informatiebijeenkomsten voor bedrijfsleven georganiseerd in Nederland en Brussel, en wordt door het kabinet intensief overleg gevoerd met het bedrijfsleven en andere belanghebbenden, zoals vakbonden. Deze stakeholderbijeenkomsten worden in 2018 verder geïntensiveerd.

Er wordt in de voorlichting aan bedrijfsleven samengewerkt met de private handel bevorderende partijen. Er worden gesprekken gevoerd met o.a. VNO NCW, er is een FME-industrietop georganiseerd en er is een enquête uitgezet onder sectoren en bedrijven om belangen en gevolgen van de uittreding van het VK uit de EU in kaart te brengen. Verder is vrijdag 26 januari 2018 het platform www.hulpbijbrexit.nl gelanceerd. Aan dit platform zijn zowel brancheverenigingen, banken, als de rijksoverheid verbonden, om bedrijven te informeren over de praktische voorbereidingen die ze kunnen treffen.

Ook Nederlandse burgers in het VK hebben een grote behoefte aan informatie over de gevolgen van de uittreding van het VK uit de EU voor hun situatie. Zij worden via de verschillende websites van de rijksoverheid (primair www.rijksoverheid.nl en de website van Ambassade Londen) geïnformeerd over de laatste stand van zaken en over de loketten waar zij terecht kunnen met hun vragen. Ook heeft de ambassade in Londen in 2017 een tweetal informatiebijeenkomsten georganiseerd op verschillende plaatsen in het landen, welke ook via Facebook uitgezonden werden. In 2018 zullen wederom enkele bijeenkomsten worden georganiseerd. Ook is er regelmatig contact met de verschillende belangenverenigingen van Nederlanders in het VK. Per 1 maart start de rijksoverheid met een reguliere nieuwsbrief, gericht op Nederlandse burgers in het VK.

Burgers uit het VK die in Nederland verblijven, worden via de website www.government.nl en bijvoorbeeld ook via expats centers van de grotere gemeenten geïnformeerd. Daarnaast speelt de Britse Ambassade in Nederland hier een zelfstandige rol in, deze organiseert ook bijeenkomsten om haar burgers te informeren over de ontwikkelingen van de onderhandelingen vanuit haar perspectief.

Via het Brexit loket van Europa Decentraal worden de medeoverheden van informatie voorzien op de voor hen belangrijke thema’s als bijvoorbeeld bedrijfsleven voorbereidingen en gevolgen voor burgers. Ook komt hier informatie over hoe ze hun eigen organisatie kunnen voorbereiden. Daarnaast wordt op ambtelijk niveau overlegd met de mede overheden en nemen vertegenwoordigers van VNG en IPO deel aan voorlichtingscoördinatiebijeenkomsten.

In 2017 is, in opdracht van de rijksoverheid, een onderzoek gedaan door Kantar Public onder Nederlanders in het VK, het bedrijfsleven en het algemene publiek in NL om de diverse informatiebehoeften in kaart te brengen. De rijksoverheid zal in 2018 steeds intensiever gaan communiceren met alle betrokken partijen. Dit zal via publieke uitingen van de rijksoverheid via traditionele mediakanalen gaan, online en sociale media en via bijeenkomsten met alle betrokken partijen. Belangrijkste bij de voorlichting is dat er zo spoedig mogelijk voorspelbaarheid, helderheid en zekerheid ontstaat omtrent de uitkomst van de onderhandelingen.

7. Het kabinet wil effectieve afspraken over douaneprocedures, welke effectieve afspraken zijn er en wat is de voortgang in de onderhandelingen hieromtrent?

Voor het kabinet is het al geruime tijd een speerpunt om het aan grenscontroles onderhavige goederenverkeer zoveel als mogelijk op één moment te controleren, waarbij de grensautoriteiten gecoördineerd te werk gaan om zo min mogelijk in te grijpen in het logistieke proces. Bij goederen met een beperkte houdbaarheid is dat zeker van belang. Digitale gegevensuitwisseling komt de snelheid ten goede en kan bij de controles van goederen met een beperkte houdbaarheid mogelijk een uitkomst bieden.

Het kabinet is voorstander van het maximaal benutten van bestaande wettelijke faciliteiten om vereenvoudigingen in de afhandeling van het onderlinge goederenverkeer in te richten. Benadrukt moet worden dat er een oplossing tussen de EU en het VK moet worden gevonden en deze mogelijkheid een EU-VK oplossing dient te zijn en niet exclusief NL-VK betreft. Niet alleen omdat de EU het benodigde verdrag met het VK moet sluiten, maar ook omdat voor een aanzienlijk deel van de goederen die via Nederland vervoerd worden een export- of importaangifte in een andere lidstaat wordt ingediend.

Efficiënte douaneprocedures zijn bovenal afhankelijk van de mate waarin het VK zich committeert aan eisen van de interne markt. Mocht het VK in het kader van de toekomstige relatie toetreden tot de Overeenkomst Gemeenschappelijk Douanevervoer, dan zal dit leiden tot efficiëntere douaneprocedures die gelden voor het vervoer van niet-unie goederen. Zoals bekend zijn de gesprekken over het kader van de toekomstige relatie echter pas net opgestart en is de uitkomst nog ongewis.

8. Het kabinet heeft intensief overleg gevoerd met Nederlandse stakeholders over de gevolgen van de Brexit en zal dat in 2018 voortzetten. Zijn er verslagen gemaakt van deze gesprekken? Kan de Minister deze verslagen delen met de Kamer?

Verschillende departementen, zoals het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat hebben in de afgelopen periode stakeholderbijeenkomsten georganiseerd. Deze stakeholderbijeenkomsten dienden er enerzijds toe om de doelgroepen van de verschillende departementen van informatie te voorzien en hen bewust te maken van de uittreding van het VK uit de EU; anderzijds gaven zij de verschillende departementen de mogelijkheid om informatie te verzamelen over de risico’s en de gevolgen van de uittreding van het VK uit de EU. Voor zover van deze stakeholderbijeenkomsten verslagen zijn opgesteld, zijn deze bedoeld ter voorbereiding op besluitvorming en krijgen zij hun weerslag in de standpuntbepaling van het kabinet. De verslagen zijn, om redenen van intern beraad en/of omwille van concurrentiegevoelige informatie, niet aan externe deelnemers gestuurd en kunnen daarom ook niet publiekelijk met uw Kamer worden gedeeld. Indien uw Kamer dat wenst is het kabinet bereid om uw Kamer mondeling nader te informeren middels een besloten (ambtelijke) briefing.

9. Kunt u precies aangeven op welke wijze u de vertrouwelijke documenten via de computer inzichtelijk kunt maken? En waarom heeft dit proces niet geleid tot overeenstemming?

Het kabinet acht het van belang dat uw Kamer goed is geïnformeerd en dat uw Kamer nauw betrokken is bij de onderhandelingen over de uittreding van het VK uit de EU. Er zijn specifieke afspraken gemaakt over de transparantie in deze Brexit-onderhandelingen (XT 21023/17). Nederland is daarbij gehouden aan het juridisch kader over het recht op toegang tot de documenten van de EU-instellingen zoals verwoord in de brief van 23 december 2016 (Kamerstuk 22 112, nr. 2274). Voor de omgang met Limité documenten heeft de Raad richtsnoeren vastgesteld (11336/11). Zowel het kabinet als uw Kamer zijn gehouden aan het juridisch kader en deze richtsnoeren van de Raad. Zoals eerder gecommuniceerd aan uw Kamer (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1749 en Kamerstuk 23 987, nr. 186) is het niet mogelijk om uw Kamer toegang te geven tot Delegates Portal à 27.

Om te voldoen aan deze richtsnoeren van de Raad kiest het kabinet er op dit moment voor om de Limité Brexit-documenten per koerier aan uw Kamer te versturen. Voor het kabinet is een alternatief voor deze manier van verzending een versleutelde, digitale verzending. Een pilot heeft aangetoond dat dit een werkbaar alternatief is en aan de veiligheidseisen voldoet.

Om Limité Brexit-documenten digitaal aan uw Kamer beschikbaar te kunnen stellen is het noodzakelijk dat uw Kamer aan de randvoorwaarden ten aanzien van veiligheid en vertrouwelijkheid, zoals een beveiligde digitale werkomgeving, voldoet (Kamerstuk 23 987, nr. 196).

Er wordt op dit moment met de griffie van uw Kamer gesproken hoe tegemoet kan worden gekomen aan de wens van uw Kamer om, naar analogie van het reguliere Delegates Portal, ook voor Limité Brexit-documenten plaats onafhankelijk werken mogelijk te kunnen maken.

10. Is er een juridisch advies bij de juridische dienst van de Europese Raad over mogelijke intrekking van de artikel 50 notificatie?

Er is geen juridisch advies beschikbaar van de Juridische Dienst van de Raad over een intrekking van de artikel 50-kennisgeving. Zoals reeds aangegeven in de brief van 12 januari 2018 (Kamerstuk 23 987, nr. 208) heeft de Europese Commissie het standpunt ingenomen dat artikel 50 VEU niet in een mechanisme voorziet voor een eenzijdige intrekking van de artikel 50-kennisgeving door het VK. Intrekking van de artikel 50-kennisgeving door het VK kan volgens het kabinet alleen als alle 27 EU-lidstaten hieraan meewerken (zie ook Kamerstuk 21 501-02, nr. 1766). Er zijn geen aanwijzingen dat hierover bij de Juridische Dienst van de Raad verschillend gedacht wordt.

Naar boven