23 987 Lidmaatschap van de Europese Unie

Nr. 224 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 21 maart 2018

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 20 februari 2018 inzake de kabinetsreactie op het rapport van KPMG over de «Impact van non-tarifaire handelsbelemmeringen als gevolg van Brexit» en de kabinetsreactie op het verzoek van het lid Paternotte, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 30 januari 2018, over de Nederlandse economie na de Brexit (Kamerstuk 23 987, nr. 217).

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat heeft deze vragen beantwoord bij brief van 20 maart 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Diks

Adjunct-griffier van de commissie, Kruithof

1. Welke acties zijn de afgelopen maanden uitgezet op de verschillende beleids- en uitvoeringsterreinen om ondernemers te wijzen op de gevolgen van de Brexit?

Uittreding van het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de Europese Unie (EU) zal verstrekkende gevolgen hebben voor het Nederlandse bedrijfsleven, niet alleen voor het bedrijfsleven dat handel drijft met het VK, maar ook voor bedrijven die bijvoorbeeld toeleveranciers hebben die gevestigd zijn in het VK. Bedrijven dienen zich daar tijdig op voor te bereiden; een gedegen voorbereiding is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de ondernemer zelf.

Om het bedrijfsleven in staat te stellen zich goed voor te bereiden, biedt het kabinet verschillende vormen van ondersteuning. Zo is er is direct na het referendum een Brexit-loket (www.brexitloket.nl) opgericht, wat recent is aangesloten op de dienstverlening vanuit RVO.nl en de Kamer van Koophandel. Bij dit loket kunnen ondernemers terecht met vragen over Brexit en wordt de meest recente informatie gedeeld, bijvoorbeeld over de stand van zaken van de onderhandelingen. Ook wordt er binnenkort een activatie-tool gelanceerd, die ondernemers helpt de gevolgen van Brexit voor hun bedrijf te identificeren. Verder worden ondernemers begeleid bij het intensiveren van de handel met derde landen om zodoende de gevolgen van de Brexit te mitigeren en, conform de motie van het lid Azarkan (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1228), worden ondernemers geholpen de kansen van Brexit te benutten. Ook is in samenwerking met VNO-NCW de website www.hulpbijbrexit.nl gelanceerd, waar bedrijven worden geïnformeerd over mogelijke relevante voorbereidingsmaatregelen, en waar ervaringen kunnen worden uitgewisseld.

Voorlichting voor bedrijven is en blijft een speerpunt van het kabinet en een belangrijk onderdeel van de voorbereidingen op de uittreding van het VK uit de EU. Om deze voorbereidingen verder vorm te geven is het kabinet doorlopend in overleg met relevante stakeholders, onder meer door het zelf organiseren van evenementen, zoals op 26 januari jl. en 29 maart a.s.

Voor nadere beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de brief van 15 maart jl. ter beantwoording van feitelijke vragen over Brexit van de vaste commissie voor Europese Zaken en Klimaat (Kamerstuk 23 987, nr. 208).

2. Op welke wijze is het scenario uitgewerkt om laagdrempelige controles op een andere wijze uit te voeren, zoals de inzet van private laboratoria of organisaties onder aansturing van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)? Indien dit scenario niet is uitgewerkt, waarom niet?

Bij vertrek van het VK uit de EU («Brexit») zal de handelsrelatie tussen Nederland en het VK te maken krijgen met additionele handelsbelemmeringen. Het kabinet zet zich ervoor in deze belemmeringen te beperken, zowel qua inzet in de onderhandelingen in Brussel, gevoerd door de Europese Commissie, als door het treffen van benodigde voorbereidingen in Nederland.

Zoals uiteengezet in de brief van 19 februari 2018 ter beantwoording van de Kamervragen 2 en 10 over de economische consequenties van de Brexit voor Nederland van de leden Amhaouch, Geurts en Omtzigt (allen CDA) (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 1206), en de brief van 15 maart jl. ter beantwoording van feitelijke vragen over Brexit van de vaste commissie voor Europese Zaken en Klimaat (Kamerstuk 23 987, nr. 208) heeft het kabinet daarom besloten dat Douane, NVWA en de relevante landbouwgerelateerde keuringsdiensten (KCB, Naktuinbouw en COKZ) per direct het werven en opleiden van nieuwe medewerkers kunnen uitbreiden en kunnen starten met aanbestedingstrajecten inzake de noodzakelijke materiële investeringen, zoals bijvoorbeeld het organiseren van huisvesting.

Regels rond importcontrole inzake levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen liggen vast in Europese regelgeving. Momenteel worden deze regels vernieuwd binnen het kader van de nieuwe Europese Officiële Controle Verordening. Hierbij doet de Europese Commissie voorstellen en worden 28 lidstaten geconsulteerd, dan wel mogen 28 lidstaten stemmen over deze nieuwe regels. De Nederlandse inzet hierbij is om te komen tot regels waarbij de importcontrole zo efficiënt en effectief mogelijk kan verlopen, mede met een mogelijk Brexit in het achterhoofd. Deze regels worden van toepassing op 14 december 2019. Tot die tijd geldt de huidige Europese wetgeving. Binnen de mogelijkheden van de huidige Europese regels voor importcontroles op landbouwproducten en de afspraken over exportcertificering zoekt Nederland naar mogelijkheden om de controles zo efficiënt en effectief mogelijk te organiseren. Inzet van private laboratoria wordt in het veterinaire domein niet overwogen, omdat de veterinaire importkeuring onder verantwoordelijkheid van een officiële (lees: overheids-) dierenarts moet plaatsvinden.

Medewerkers van vier plantaardige keuringsdiensten (NAK, Naktuinbouw, KCB en BKD) zijn aangesteld als onbezoldigd ambtenaar van de NVWA voor het verrichten van eindonderzoek en de afgifte van fytosanitaire exportcertificaten. De overige (ook exportgerelateerde) fytosanitaire taken verrichten zij in mandaat van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (bijvoorbeeld inspecties en laboratoriumonderzoek). De NVWA is verantwoordelijk voor het uitvoeringstoezicht op deze keuringsdiensten bij de fytosanitaire taakuitvoering. Op deze wijze is de publieke borging van het fytosanitaire stelsel vormgegeven. De genoemde inzet van private laboratoria of organisaties past niet in de huidige uitvoeringsstructuur en kan vragen oproepen bij derde landen over de uitvoering van taken door niet-publieke organisaties.

3. Hoever staat het onderzoek naar een mogelijke koppeling van het Nederlandse douanesysteem met het systeem van het Verenigd Koninkrijk? Wanneer wordt dit onderzoek afgerond?

Zoals aangegeven in de antwoorden op de vragen van de leden Amhaouch, Geurts en Omzigt (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 1068) is de Nederlandse overheid voorstander om de bestaande wettelijke faciliteiten voor vereenvoudigingen in de douaneafhandeling van het onderlinge goederenverkeer maximaal te benutten. Voor het benutten van die wettelijke faciliteiten, waarbij mogelijk gebruik kan worden gemaakt van het principe «your export is my import» is het uitwisselen van douanegegevens en/of het koppelen van douanesystemen tussen het VK en Nederland een optie.

Of het uiteindelijk ook realistisch is, is mede afhankelijk van de afspraken die worden gemaakt tussen de EU en het VK. Deze EU-VK oplossing is noodzakelijk omdat de EU het benodigde verdrag met het VK moet sluiten. Daarnaast wordt voor een aanzienlijk deel van de goederen die via Nederland vervoerd worden, een export- of importaangifte in een andere lidstaat ingediend. Ook moet nader onderzocht worden of het koppelen van douanesystemen tussen het VK en Nederland technisch mogelijk is. Samengevat bereidt de Nederlandse Douane zich voor op de mogelijkheid van vereenvoudigde douaneprocedures, maar het onderzoek zal pas kunnen worden afgerond nadat de definitieve afspraken tussen de EU en het VK bekend zijn.

Naar boven