nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel VIII komt te luiden:
ARTIKEL VIII
1. De eisen, bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Drank- en Horecawet
gelden niet ten aanzien van personen, die op het tijdstip waarop deze wet
in werking treedt, als bedrijfsleider of beheerder staan vermeld op een krachtens
de Drank- en Horecawet geldende vergunning.
2. De eisen, bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Drank- en Horecawet
gelden voorts niet ten aanzien van personen die op het tijdstip waarop deze
wet in werking treedt, voldoen aan de krachtens artikel 7 van de Drank- en
Horecawet gestelde eisen van handelskennis of beschikken over een ontheffing
van die eisen of van de eisen van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 42
van die wet, en die binnen een jaar na dat tijdstip een aanvraag om een vergunning
als bedoeld in artikel 3 van die wet indienen.
B
Artikel XI wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende:
Ten aanzien van de beslissing op die aanvraag blijven de eisen van handelskennis
van toepassing zoals die voor dat tijdstip golden krachtens artikel 7 van
de Drank- en Horecawet.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «Een aanvraag om een verklaring
als bedoeld in artikel 41 van de Drank- en Horecawet» vervangen door:
Een aanvraag om een verklaring van handelskennis als bedoeld in artikel 41
van de Drank- en Horecawet.
3. Na het derde lid wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
4. Ten aanzien van de beslissing op een aanvraag om een verklaring van
vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 41 van de Drank- en Horecawet waarop
voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet niet is beslist, blijft
het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing.
TOELICHTING
A
De wijziging van artikel VIII beoogt te voorzien in een tweetal bepalingen
van overgangsrecht in verband met de krachtens artikel 5, vierde lid, van
de Drank- en Horecawet te stellen eisen ten aanzien van kennis en inzicht
met betrekking tot sociale hygiëne.
Het eerste lid regelt dat die eisen als zodanig niet kunnen leiden tot
de intrekking van vergunningen van personen die op het tijdstip van inwerkingtreding
van deze wet als bedrijfsleider of beheerder staan vermeld op een krachtens
de Drank- en Horecawet geldende vergunning. Het in dit verband relevante artikel
31, eerste lid, onderdeel b, van de Drank- en Horecawet heeft alleen betrekking
op het intrekken van een vergunning op grond dat niet langer wordt voldaan
aan de ingevolge de artikelen 5 en 6 van de Drank- en Horecawet geldende eisen.
Het overgangsrecht dient echter eveneens toegepast te kunnen worden indien
een bedrijfsleider of beheerder die op een rechtsgeldige vergunning staat
vermeld, overstapt naar een andere horeca-onderneming of slijterij. Daartoe
is het eerste lid in die zin gewijzigd dat in vorenbedoelde situatie ten aanzien
van deze personen de eisen van sociale hygiëne evenmin gelden.
Het toegevoegde tweede lid heeft betrekking op personen die op het tijdstip
van inwerkingtreding van deze wet nog niet als bedrijfsleider of beheerder
op een krachtens de Drank- en Horecawet geldende vergunning staan vermeld.
Ingevolge deze bepaling gelden de eisen betreffende sociale hygiëne onder
bepaalde voorwaarden niet voor die personen wanneer zij binnen een jaar na
het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een vergunning op grond van
de Drank- en Horecawet aanvragen. Die voorwaarden zijn dat die personen op
het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet voldoen aan de krachtens artikel
7 van de Drank- en Horecawet tot dan toe geldende eisen van handelskennis
of op dat tijdstip beschikken over een ontheffing van die eisen of van de
eisen van vakbekwaamheid op grond van artikel 42 van die wet. Deze bepaling
heeft geen betrekking op personen die beschikken over een bewijsstuk waaruit
blijkt dat aan de voor de inwerkingtreding van deze wet geldende eisen van
vakbekwaamheid zou worden voldaan. Een dergelijk bewijsstuk zal op grond van
artikel 5, vijfde lid, namelijk worden aangewezen als bewijsstuk waaruit het
voldoen aan de eisen betreffende sociale hygiëne blijkt.
B
Artikel XI heeft betrekking op onder meer de behandeling van aanvragen
om beschikkingen op grond van de Drank- en Horecawet waarop nog niet is beslist
op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
De in het eerste lid voorgestelde wijziging beoogt de mogelijkheid veilig
te stellen dat op een aanvraag die is ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding
van deze wet, een voor het nieuwe vestigingsregime geldige vergunning kan
worden verleend. De verwijzing naar de «oude» eisen van handelskennis
is vereist in verband met de zwaardere nieuwe eisen van algemene ondernemersvaardigheden.
De in het tweede lid voorgestelde wijziging doet de desbetreffende bepaling
in technische zin beter aansluiten bij de nieuwe vestigingseisen.
Het voorgestelde nieuwe vierde lid beoogt de mogelijkheid te scheppen
dat op een daartoe strekkende aanvraag waarop nog niet is beslist op het tijdstip
van inwerkingtreding van deze wet, nog een verklaring van vakbekwaamheid kan
worden afgegeven. Dit is van belang in verband met de waarde die een dergelijke
verklaring kan hebben doordat die verklaring wordt aangewezen als bewijsstuk
waaruit blijkt dat voldaan is aan de eisen betreffende sociale hygiëne.
Hiervoor wordt overigens verwezen naar de desbetreffende beschouwing in paragraaf
3 van de nota naar aanleiding van het verslag.
De Minister van Economische Zaken,
G. J. Wijers
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers