23 961 (R 1525)
Goedkeuring van het op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen verdrag tot oprichting van de Wereld Handelsorganisatie, met bijlagen 1, 2 en 3, en van het eveneens op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen verdrag inzake overheidsopdrachten, met bijlage

nr. 14
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 28 juni 1995

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 18 mei 1995 overleg gevoerd met staatssecretaris Van Dok-van Weele van Economische Zaken over de notitie De WTO in een globaliserende wereldeconomie (ter inzage gelegd bij 23 961 (R 1525), nr. 13).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Hessing (VVD) waardeerde de zeer informatieve notitie. Hij was van mening dat zowel door de regering als door het parlement geprobeerd moet worden, de nationale betrokkenheid bij het onderwerp WTO te vergroten. Er ligt ook een duidelijke relatie met de herijking van het buitenlands beleid. Hij hoopte dan ook dat alle ambassades de notitie kennen.

De betrokkenheid van het parlement bij de WTO kan worden vergroot door regelmatig overleg te plegen, met bijvoorbeeld ieder halfjaar een rapportage over de voortgang en, zo nodig, tussentijdse informatie. Wat vindt de regering van deze suggestie?

Op de schriftelijke vraag hoe de WTO formeel aan de regering rapporteert heeft de regering geantwoord dat zij dit af en toe van de ambtenaren hoort. De VVD-fractie achtte dit niet de juiste procedure. Zij nam aan dat de WTO ook gehouden is, formele rapportages aan de deelnemende landen te leveren.

Door de regering is in een schriftelijk antwoord aangegeven welke prioriteiten zij stelt. De VVD-fractie wilde in overleg met de griffier een agenda opstellen voor overleg over de inhoudelijke thema's; met name:

– handel en investeringen;

– handel en mededinging;

– handel en arbeidsomstandigheden;

– handel en milieu.

De heer Hessing herinnerde eraan dat de VVD een groot voorstander is van verdere liberalisering van de wereldhandel, in het bijzonder van de handel in diensten. Het vóór 1 juli 1995 afronden van de onderhandelingen over de liberalisering van de financiële diensten is niet alleen van belang voor de sector zelf, maar vooral omdat het de eerste grote testcase voor de WTO is. Op dit punt zijn er nog grote spanningen tussen de Verenigde Staten en de Aziatische landen. Kan Nederland hierin nog een rol spelen, bilateraal of bijvoorbeeld via de EU, de OECD of het IMF? Kan een deal worden gemaakt door te koppelen met andere dossiers?

Wat de nieuwe thema's betreft vroeg de heer Hessing naar het resultaat van het gehouden overleg tussen de VS, Canada, Japan en de EU.

Hij vond het zeer te betreuren dat een multilateraal kader voor de buitenlandse directe investeringen nog ontbreekt. Kan de WTO prioriteit geven aan een multilateral investment agreement? Hierbij mogen de voorbereidende werkzaamheden in OESO-kader niet als een dictaat worden ervaren door de niet-OESO-landen in de WTO. Wil de staatssecretaris dit inbrengen in de ministeriële OESO-bijeenkomst eind mei? Kan de agenda voor die bijeenkomst ter informatie aan de commissie worden gezonden? Moet op dit punt niet een procedure worden gevolgd die vergelijkbaar is met die ten aanzien van de raden van de EU?

De VVD-fractie ging akkoord met de tweesporenaanpak ten aanzien van handel en mededinging, maar zij had minder begrip voor de terughoudendheid in de uitvoering.

Voorts pleitte de fractie ervoor, de onderwerpen handel en milieu niet te veel te vermengen in de ontwikkeling van de WTO. De WTO gaat over de handel, het beslechten van geschillen, enz. Voor het milieu is meer te bereiken via de UNEP, de Unctad en de ontwikkelingssamenwerking.

Ook de onderwerpen handel en arbeidsvoorwaarden moeten niet te zeer vermengd worden. De arbeidsvoorwaarden kunnen beter via de ILO geregeld worden.

Omdat er een einde lijkt te komen aan een periode van protectie en aan allerlei preferentiële stelsels en afhankelijkheidsrelaties, biedt een open wereldeconomie meer kansen voor de ontwikkelingslanden. De heer Hessing was het eens met de opvatting van de regering dat een beleidsdialoog van de bilaterale donoren met de ontwikkelingslanden een belangrijk aspect is om de ontwikkelingslanden aan te moedigen hun economie te liberaliseren. Hij adviseerde de staatssecretaris, hierover een gesprek aan te gaan met haar collega Pronk.

Omdat de WTO voordelen heeft voor op export gerichte sectoren is het van belang dat de exportstimulering meer aandacht krijgt, vooral gericht op nieuwe produkten en diensten. De heer Hessing herinnerde de staatssecretaris op dit punt aan een toezegging, gedaan tijdens een algemeen overleg in oktober 1994, over een brief inzake stimuli voor export.

Het is niet uitgesloten dat Nederland wat de douanerechten betreft inkomsten derft tengevolge van de WTO. Is dat reeds in de meerjarenraming verdisconteerd of moet rekening worden gehouden met een tegenvaller?

De VVD-fractie achtte het beter, te werken aan een wereldwijde liberalisatie dan aan allerlei nieuwe vrijhandelsgebieden. Ook een nieuwe transatlantische vrijhandelszone lijkt niet echt passend. Er moet in dit verband zelfs eens worden nagedacht over de contemporaine betekenis van de EU.

Ten slotte vroeg de heer Hessing, eind 1995 of in het eerste kwartaal van 1996 met de Kamer te spreken over de agenda voor de ministeriële conferentie eind 1996 in Singapore.

De heer Leers (CDA) zei dat de CDA-fractie zich in grote lijnen kan vinden in de notitie. Hij vroeg aandacht voor een goede actuele informatievoorziening aan het bedrijfsleven.

Hij was het ermee eens dat de effecten van de WTO niet te isoleren zijn van andere economische ontwikkelingen. Ook is niet exact aan te geven wat de gevolgen van de WTO zijn voor de nationale en internationale economie. Het gaat erom dat Nederland weet in te spelen op de exportkansen die de WTO biedt. Het bedrijfsleven moet daarbij bereid zijn, vernieuwend en creatief te werk te gaan. Het kabinet laat het evenwel afweten op het punt van de gerichte ondersteuning, o.a. door bezuinigingen op het matching fonds en het budget voor research & development. Hoe ziet de regering de begeleiding door de overheid als het gaat om kansrijke sectoren? Het ontbreekt ook nog steeds aan een duidelijke visie op het exportstimuleringsbeleid.

De CDA-fractie constateerde dat alle voorspellingen erop wijzen dat het GATT-resultaat positief zal zijn voor de wereldhandel. Dat wil echter niet zeggen dat alle landen er in gelijke mate van profiteren. Met name de minst ontwikkelde landen lijken in een achterstandspositie te verkeren. De regering moet een actief ondersteunend beleid ontwikkelen om deze landen te helpen met het liberaliseren van hun economieën, opdat zij volwaardige partners worden in de mondiale competitie. Welke rol ziet de regering hierbij weggelegd voor Nederland, bijvoorbeeld in de monitoring door het Comité voor handel en ontwikkeling?

Teleurstellend vond de heer Leers het dat er in de notitie weinig staat over de positie van de Midden- en Oosteuropese landen. Waarom is bijvoorbeeld in paragraaf 206 geen relatie gelegd met deze landen? Hij pleitte in dezen voor een actiever beleid van de regering.

Hij achtte het essentieel dat de WTO nu een goede institutionele inbedding krijgt. De WTO moet bij geschillen gezagsbepalend zijn. Samenwerking met het IMF is heel belangrijk. Hoe ziet de regering de positie van de WTO ten opzichte van de G7 of de Wereldbank? De geloofwaardigheid van de WTO wordt vooral bepaald door de mate waarin de deelnemende landen bereid zijn, zich aan de regels te houden, en doordat zij zich niet opnieuw laten verleiden tot manage trade. Het laatste lijkt aan de hand te zijn in het handelsconflict tussen de VS en Japan. Nederland moet zich hierover uitspreken, omdat dit conflict het functioneren van de WTO zo ernstig kan aantasten dat de organisatie ten dode is opgeschreven. Hoe ziet de staatssecretaris dit conflict?

De CDA-fractie constateerde dat er nog steeds beschermingsconstructies zijn die de vrije handel belemmeren. Is de regering bereid, het ingezette beleid krachtig voort te zetten bij de liberalisering van de dienstensector, het verzekerings- en bankwezen en de telecommunicatie? Zijn er kansen op een doorbraak vóór 1 juli 1995?

De fractie van het CDA achtte het terecht dat er pogingen worden ondernomen om te komen tot verdere liberalisering van de landbouw. Heeft de staatssecretaris binnen de EU een medestander voor verdergaande liberalisering? Op welke termijn zal de liberalisering van de handel met Midden- en Oost-Europa haar beslag krijgen? Is de staatssecretaris zich ervan bewust dat zij door het omarmen van de nota Dynamiek en vernieuwing, van het ministerie van LNV, impliciet aanstuurt op renationalisatie van de landbouw en dat daardoor binnen de EU oneigenlijke concurrentie zal plaatsvinden?

De verdere liberalisering van de arbeidsmobiliteit wordt in hoge mate bepaald door de relatie met het totale immigratievraagstuk. Hoe verhoudt het Nederlandse standpunt inzake de arbeidsmobiliteit zich tot het standpunt van de overige EG-lidstaten? Heeft de staatssecretaris er al enig idee van hoe het EG-aanbod er straks uit zal zien?

De CDA-fractie onderschreef dat het draagvlak voor de WTO zo breed mogelijk moet zijn. Louter politieke overwegingen mogen echter geen reden zijn om in te stemmen met toetreding van een land tot de WTO. Toetredende landen zullen de gemaakte afspraken ook daadwerkelijk moeten nakomen. Wat zijn de knelpunten bij de toetreding van China en Rusland? Wat vindt de staatssecretaris van de suggestie om Taiwan separaat te bezien, als de toetreding van China nog lang op zich laat wachten?

Omdat uit een rapport van de WTO blijkt dat er inmiddels al 180 regionale samenwerkingsverbanden zijn, moet het zogenaamde regionalisme als een gegeven worden beschouwd. De regionale samenwerkingsverbanden zijn niet alleen een proeftuin, maar kunnen ook een bijdrage leveren aan de mondiale economische integratie, mits zij gedragsregels ontwikkelen waardoor zij opgenomen kunnen worden in de WTO. Soms kunnen kleinere eenheden een hobbel gemakkelijker nemen, waarna anderen zich kunnen aansluiten. Er moet ook een serieus onderzoek komen naar de mogelijkheden van de Tafta. De Tafta kan het fundament van de WTO versterken en kan de transatlantische samenwerking bevorderen, nu het bindende karakter van de NAVO afneemt. Is het niet tijd dat de regering haar standpunt in dezen herziet, met als doelstelling de integratie van de Tafta in de WTO?

De CDA-fractie constateerde het dilemma van aan de ene kant de wens om het milieu te ontzien en aan de andere kant de zorg dat de milieuafspraken verkeerd gebruikt worden door het afschermen van eigen markten. Dit dilemma wordt alleen maar groter als het naast de handel ook over de produktie gaat. Wat is de mening van de staatssecretaris hierover?

De fractie van het CDA was het niet eens met de passage dat ondernemingen niet geneigd lijken om vanwege striktere milieuregelgeving in een land hun milieuvervuilende activiteiten te verplaatsen naar landen met minder hoge milieunormen. De praktijk wijst uit dat er wel degelijk bedrijven zijn die een andere vestigingsplaats kiezen omdat daar andere normen gelden. De regering erkent dat eigenlijk ook, als zij stelt dat milieunormen comperatieve voordelen bieden. Wat is in dezen het standpunt van de regering? Uiteindelijk zullen de milieukosten in de prijs verdisconteerd moeten worden. Het is nog de vraag op welke manier dat moet gebeuren.

Net als milieunormen hebben arbeidsomstandigheden effecten op de concurrentieverhoudingen tussen de landen. Er is sprake van een spanningsveld tussen een snelle totstandkoming van gelijke kansen voor de landen en het geduld dat zeker ten aanzien van de minder ontwikkelde landen nodig is voor het tot stand komen van die gelijke kansen. Er is ook sprake van vermomd protectionisme. Minister Melkert heeft zich in het Parool uitgesproken voor het snel in de WTO opnemen van een sociale clausule. De staatssecretaris schrijft in paragraaf 155 van de notitie dat niet opportuun wordt geacht, nu al uitspraken over opname in WTO-kader te doen. Wat wil het kabinet?

Ten slotte ging de heer Leers in op de bewering van de Nederlandse rijstpellers dat er in de laatste fase van de GATT-onderhandelingen een te lage plafondprijs voor de Amerikaanse rijst is vastgesteld, waardoor het voortbestaan van de hele Europese rijstpellersbranche op het spel is komen te staan. Wat is het standpunt van de regering in dezen?

Mevrouw Verspaget (PvdA) zei dat het nu zaak is, te bespreken welke inzet Nederland moet leveren om de aangegane agendaverplichtingen in te vullen. Nederland moet de nieuwe risico's en mogelijkheden bijtijds in kaart brengen en in beleid vertalen. Daarom is het van belang dat de regering ten minste één maal per halfjaar met de Kamer spreekt over de punten die aan de orde komen, en over eventuele afwijkingen van de lijn die in de notitie is uitgezet.

Geconstateerd moet worden dat de oude militaire veiligheidsstrijd vervangen is door een economische strijd en dat op wereldniveau de ontwikkeling veel meer vanuit een integrale benadering wordt bezien. Het laatste is duidelijk te zien in het beleid van de Wereldbank en het IMF. Het risico bestaat dat de WTO niet echt tot bloei kan komen, door het beleid dat de VS thans voert. Het is niet duidelijk of bij de regionalisatie de balans ten voordele of ten nadele van de internationale vrijhandel zal doorslaan.

Een belangrijk punt voor de PvdA-fractie was de versterking van de institutionele structuur van de WTO. De WTO moet kunnen functioneren als een gezaghebbend orgaan op het terrein van de internationale handel. Daarom moet de handelwijze van de VS ten opzichte van Japan aan de kaak worden gesteld. Is de staatssecretaris bereid, de klacht die door Japan is ingediend, te steunen via de EU? De WTO-afspraak dat geen eenzijdige handelssancties kunnen worden opgelegd, behoeft op zo kort mogelijke termijn nadere uitwerking. Versterking van de institutionele structuur van de WTO moet ook een grotere rol voor de Wereldbank en het IMF betekenen.

De PvdA-fractie constateerde dat de rol van transnationale ondernemingen, verantwoordelijk voor een heel groot deel van de wereldhandel, niet uitgebreid aan de orde komt in de notitie. Zij steunde het voorstel van de regering om de mededinging op de agenda van de WTO te plaatsen. Het voorstel van de regering kan echter op korte termijn nog niet effectief zijn. In het verleden kon een gedragscode voor transnationale ondernemingen niet tot stand komen. Een aantal aspecten uit de code is ondergebracht in internationale regelgeving. Er is nu een gat tussen de mondiale afspraken en datgene wat formeel aan overheidstoezicht is onderworpen. De fractie van de PvdA achtte het een goede zaak, opnieuw te bekijken of er op mondiaal niveau mogelijkheden zijn om te komen tot een zekere regulering van het gedrag van de transnationale ondernemingen.

Door de indruk te vestigen dat het met een eigen milieucode zou komen, heeft het bedrijfsleven tijdens de Unced weten te voorkomen dat er strakkere maatregelen werden genomen. Het is noodzakelijk dat hieraan opnieuw aandacht wordt besteed.

De PvdA-fractie vroeg, de uitkomsten van een seminar van de Unctad over de problematiek van de WTO en de ontwikkelingslanden te betrekken bij het ontwerpen van een strategie voor de minst ontwikkelde landen. Zij vroeg de regering ook, een actieve rol te vervullen, bijvoorbeeld door het organiseren van een conferentie over de problematiek van de minst ontwikkelde landen. Mede naar aanleiding van enkele rapporten van de Wereldbank drong zij aan op extra hulp voor deze landen om hun economie beter te laten functioneren, wat een belangrijk punt is in het kader van de herijking.

Mevrouw Verspaget vroeg zich af wat in Nederland de effecten van de WTO op de dienstensector zullen zijn, zeker als daar ook de sector volksgezondheid onder valt. Zij vroeg, samen met de minister van Volksgezondheid te kijken naar de gevolgen die de WTO op dit punt voor Nederland heeft.

De PvdA-fractie merkte op dat zij de regering erin steunt dat de sociale zekerheid voorlopig niet onder de WTO kan vallen. Toch moet men zich realiseren dat dit in de toekomst een discussiepunt zal zijn, wat ook geldt voor de arbeidsmigratie.

De fractie van de PvdA vroeg ook, in hoeverre de totale handel onder de WTO is gebracht. Er zijn nog steeds uitzonderingen. Steeds opnieuw komt de neiging tot protectionisme naar voren. De fractie achtte het een goede zaak, een aanpak te formuleren om te komen tot een allesomvattende vrijhandel, voor zover deze niet wordt belemmerd door internationale afspraken over het milieu of door besluiten van de Veiligheidsraad over de wapenhandel.

Mevrouw Verspaget vroeg de staatssecretaris, een actieve rol te vervullen in de discussie over milieu en internationale handel. Na de Unced moet Nederland opnieuw zijn actieve rol vervullen binnen de WTO. Als de onderhandelingen plaatsvinden, moet de staatssecretaris zich in delegaties gesteund weten door ambtenaren van het ministerie van VROM. Kan de staatssecretaris al iets zeggen over de inzet bij het tot stand komen van een milieucode binnen de WTO, over datgene wat binnenkort in OESO-verband wordt afgesproken over milieu en handel, over de mogelijkheid van toekomstige energieheffingen in een beperkt deel van de wereld en over de wijze waarop de commissie voor Duurzame ontwikkeling de voortgang in het Comité voor handel en milieu zal monitoren? De PvdA-fractie pleitte er sterk voor, het voorzorgbeginsel mee te nemen in de milieucode.

De regering heeft gezegd dat de arbeidsnormen niet onder de WTO moeten vallen. Omdat andere landen de arbeidsnormen toch op de agenda willen plaatsen, moet Nederland een strategie ontwikkelen met als kernpunt dat ILO-conventies beter worden nageleefd. De PvdA-fractie deed hiertoe enkele suggesties. Zij zei dat men zich moet realiseren dat veel arbeid in ontwikkelingslanden is gericht op lokale consumptie en dat internationale sancties daarbij weinig effectief zijn. Het is beter om de exportmogelijkheden van die landen te vergroten en het Multi-vezelakkoord versneld af te bouwen. Kan de regering aangeven hoe zij het laatste wil concretiseren?

Speciale aandacht vroeg de PvdA-fractie voor het bestrijden van kinderarbeid. Nederland moet er het voortouw in nemen om via samenwerking met tal van internationale organisaties de meest schrijnende vormen van kinderarbeid binnen vijf jaar uit te bannen.

Ten slotte vroeg mevrouw Verspaget de staatssecretaris om in overleg met de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor het Biodiversiteitsverdrag, te bekijken of het mogelijk is om de gedachte van collectief intellectueel eigendom, naar analogie van het landrecht van inheemse volkeren, te ontwikkelen.

Mevrouw De Koning (D66) sloot zich aan bij de vraag, bijvoorbeeld per half jaar in de commissie te praten over de voortgang van de WTO.

Ten aanzien van handel en milieu vroeg zij of de staatssecretaris iets kon zeggen over de inhoudelijke aanbevelingen voor de OESO-ministerraad.

Zij pleitte voor instructies voor Nederlandse delegaties naar WTO-overleg, opdat de Kamer meer inzicht zou krijgen in de Nederlandse inzet.

Wat de aanvullende milieucode betreft vroeg de fractie van D66 of de staatssecretaris iets naders kon zeggen over het aanpakken van de partijen die buiten de multinationale milieuovereenkomsten blijven.

De fractie van D66 zei dat de bestrijding van de kinderarbeid in eerste instantie bij de ILO thuishoort. Nederland staat voor een dilemma als het geen produkten wil afnemen die met kinderarbeid zijn gemaakt. Een produktcode kan heel effectief zijn, maar moet men bij het ontbreken van een code zo ver gaan dat men zegt dat er reden is voor protectionisme? Wat is het oordeel van de staatssecretaris hierover?

Wat het intellectueel eigendom betreft vroeg mevrouw De Koning naast het farmers' privilege ook aandacht voor het farmers' right.

Het handelsconflict tussen de Verenigde Staten en Japan baarde de fractie van D66 zorgen. De Verenigde Staten hebben onlangs voor het eerst sinds lange tijd weer gebruik gemaakt van hun vetorecht. Ook bij de toetreding tot de WTO hebben de Verenigde Staten een voorbehoud gemaakt. Nu dreigen de Verenigde Staten dat zij de WTO verlaten als zij geen gelijk krijgen. De fractie van D66 hoopte dat de andere machten in de wereld zich hiertegen met succes kunnen verzetten.

Mevrouw De Koning vroeg naar de positionering van de WTO ten opzichte van het IMF en de Wereldbank, met name als het gaat om de financiering voor exportstructuren of de compensatie voor de minst ontwikkelde landen. Mede omdat er misschien nog wel wat geld nodig is, vroeg zij of de staatssecretaris hierop wat dieper kon ingaan dan in de notitie is gebeurd.

Op het terrein van de mededinging pleitte de fractie van D66 voor voortvarendheid in de aanpak. Zij drong erop aan, op onderdelen te bekijken of er op internationaal niveau een code of annex kan worden gemaakt waarin de mededinging op een faire manier geregeld wordt.

Mevrouw De Koning sloot zich aan bij de opmerking van de heer Leers dat Midden- en Oost-Europa er bekaaid afkomen in de notitie. Zij was het ermee eens dat de liberalisatie van de dienstensector en met name van de telecommunicatie de aandacht van regering en Kamer moet hebben. Hoe ziet de regering dit?

De heer Rabbae (GroenLinks) constateerde dat in de nota veel aandacht wordt besteed aan veel punten, maar dat zijn fractie toch wat meer acties had verwacht.

Hij ging in op het standpunt van enkele hoogleraren dat multinationale ondernemingen in de komende vijf jaren ongeveer 20% van hun activiteiten zullen verplaatsen naar het buitenland en dat het illusoir zou zijn om te praten over een eigen Nederlands arbeidsmarktbeleid of sociale-zekerheidsbeleid. Hij vroeg of de staatssecretaris de analyse van de hoogleraren deelt.

Hij merkte op dat in een rapport van de FAO de negatieve voorspellingen voor verschillende ontwikkelingslanden bevestigd zijn. Voor deze landen slaat een positief handelssaldo na 2000 om in een negatief saldo. In december heeft de staatssecretaris gezegd dat de Nederlandse regering meer moet doen als deze voorspellingen uitkomen. De fractie van GroenLinks constateerde dat in de notitie niet het antwoord is gegeven dat zij graag had gezien. Zij vroeg of de staatssecretaris verwachtte dat de textiel- en kledingproduktie nog geïntegreerd kan worden in de WTO. De positie van deze landen wordt nog moeilijker, omdat er steeds meer concurrentie komt voor enkele traditionele exporteurs van koffie en cacao.

Ondanks de beroerde positie van deze ontwikkelingslanden, kan er volgens de regering geen sprake zijn van een algehele compensatie. De fractie van GroenLinks vroeg hoe dit te rijmen valt met de toezegging die in december is gedaan. Het past niet in het beleid van het IMF en de Wereldbank om verlies in het kader van de handel te compenseren. Wat mogen deze landen verwachten van de Nederlandse regering?

De fractie van GroenLinks vroeg, in het Comité voor handel en milieu in te brengen dat moet worden gewerkt aan het belasten van de produkten met de milieukosten die ermee gepaard gaan. De WTO is weliswaar geen milieuplatform, maar het is toch verstandig dat men waar mogelijk het milieu in de gaten houdt. Is de staatssecretaris het ermee eens dat het oorsprongbeginsel moet worden ingevoerd met het oog op de harmonie tussen handel en milieu? Wordt Nederland in het Comité voor handel en milieu alleen vertegenwoordigd door Economische Zaken of ook door VROM en LNV? Is de staatssecretaris bereid, regelmatig met de commissie overleg te voeren over de onderdelen van de WTO?

De heer Rabbae constateerde dat de VS probeert, de EU onder de knie te krijgen bij de export van groeihormonen en WST en dat de VS bij een eventuele mislukking de weg van de WTO kan bewandelen. Als de VS vlees dat is bewerkt met groeihormonen, in Nederland mag afzetten, kan Nederland dan niets meer doen? Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om de invoer van dit vlees tegen te houden, bijvoorbeeld via etikettering? Als het niet lukt om in het kader van de WTO het gebruik van WST tegen te houden, wat gaat de staatssecretaris dan doen? Is ook hierbij de etikettering dan het laatste redmiddel?

De fractie van GroenLinks sloot zich aan bij de suggestie om een produktcode kinderarbeid in te voeren. Zij nam aan dat ook de WTO en de ILO een verantwoordelijkheid dragen als het gaat om kinderarbeid. Het invoeren van zo'n code kan een bijdrage zijn aan het verbeteren van de levensomstandigheden in de desbetreffende landen.

Wat het intellectueel eigendom betreft was de heer Rabbae van mening dat de lokale innoverende boeren in de ontwikkelingslanden beschermd moeten worden in hun belangen. Is de staatssecretaris van oordeel dat de bescherming moet plaatsvinden via een octrooiprocedure dan wel via een collectieve eigendomsbescherming in de geest van het farmers' right? Het zou goed zijn als Nederland zich op dit punt aansloot bij de afspraak waarmee de FAO in 1996 naar buiten wil komen. Moet Nederland sowieso het octrooieren van plantenrassen e.d. wel als het enige beleid zien? Als dit gebeurt, kan het leiden tot een monopolie op een aantal plantenrassen, met alle gevaren van dien.

Antwoord van de regering

De staatssecretaris stelde vast dat er na het debat over de ratificering van de WTO, in december 1994, veel overleg is gevoerd. In de ministerraad en in de Algemene Raad van de EU is gesproken over de onderwerpen van de agenda en de agendaopbouw in het kader van de WTO. Er is een belangrijke basis gelegd, maar er moet nog heel veel gebeuren.

Het is nu niet goed mogelijk, te voorspellen waar de voordelen van de WTO zich zullen voordoen en waar de nadelen zich het opvallendst zullen manifesteren. Het is belangrijk, afspraken te maken over de manier waarop de Kamer inzicht kan krijgen in de procedures en de afspraken. Formele rapportage door de WTO vindt plaats bij de afzonderlijke lidstaten. De staatssecretaris zei dat het heel wel mogelijk was, goed georganiseerd met de Kamer van gedachten te wisselen over de uitwerking van de agendaopbouw en de inhoud daarvan. Gezien de zwaarte van de onderwerpen, zal bekeken worden op welk moment de Kamer het beste betrokken kan worden bij het overleg over de voortgang van de WTO.

De staatssecretaris wilde niet ingaan op de aard van de klacht van de VS in het conflict met Japan, omdat de WTO er juist is om via de panels te komen tot afhandeling van een klacht. Punt van kritiek is dat de VS heeft gekozen voor een andere volgorde, namelijk eerst het dreigen met sancties en vervolgens de stap naar de WTO en de panels. De staatssecretaris merkte op, voornemens te zijn om tijdens haar bezoek aan de VS dit punt aan de orde te stellen in gesprekken met minister Brown en de heer Kantor. Zij zag het conflict als een flinke bedreiging voor de werking van de WTO en zij hoopte dat de Verenigde Staten zich bewust zouden zijn van het effect van het conflict op het in werking treden van de WTO.

De staatssecretaris zei dat ook zij zich heeft afgevraagd of het wel verstandig was, de voorbereidende discussie over de investeringen te laten doen door de OESO, d.w.z. door een orgaan waarbij een groot aantal landen die te maken hebben met investeringsregels, niet betrokken zijn. De gekozen manier van werken is vooral een pragmatische. Het is zeer wel verdedigbaar om te proberen, met de belangrijkste investeringslanden gemeenschappelijke onderwerpen aan te pakken. De regering zal trachten, de Kamer zo goed mogelijk op de hoogte te houden van de follow-up van de ratificatie en dus ook van de vervolgagenda. De Kamer zal ook de agenda ontvangen van de eerstkomende vergadering van de ministeriële OESO-bijeenkomst. In de follow-up zijn het vormgeven van de organisatie als zodanig en het verstevigen van de afspraken enkele van de prioriteiten. Handel in diensten, handel en mededinging, alsmede de investeringen zijn hoog op de agenda geplaatst. Handel en milieu wordt ook als belangrijke prioriteit gezien. Over handel en arbeidsnormen is een procedureafspraak gemaakt.

De staatssecretaris herinnerde eraan dat zij in de Kamer positief heeft geantwoord op de vraag wat er gebeurt als alle middelen ten aanzien van de minst ontwikkelde landen niet blijken te werken. De regering is optimistisch over de werking van de middelen, mede naar aanleiding van uitspraken door de Wereldbank, het GATT-secretariaat en de OESO. Mocht het pakket niet blijken te werken, dan zal Nederland solidariteit moeten tonen met de minst ontwikkelde landen. Dan doet zich de vraag voor op welke manier die steun kan worden gegeven, aangezien de nadelen die wellicht ontstaan voor de minst ontwikkelde landen, niet zozeer voortkomen uit de liberalisatie van de wereldhandel als wel uit het feit dat hun economieën nog onvoldoende ontwikkeld zijn om partij te zijn in de wereldhandel. In die zin is terecht een relatie gelegd met de herijking en het steunen van landen in hun ontwikkelingsproces. De vraag doet zich voor of er altijd sprake moet zijn van handelsinstrumenten dan wel of er sterker moet worden gekeken naar de interactie tussen handelsinstrumenten en ontwikkelingsondersteuning in het kader van ontwikkelingshulp. De wisselwerking tussen ontwikkelingssamenwerking, buitenlands beleid, economisch beleid, exportbeleid enz. maakt een flink deel uit van de herijking. Al sinds het aantreden van het kabinet voeren de staatssecretaris en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking overleg over dit soort vraagstukken van ondersteuning en aanvulling ten aanzien van ontwikkelingslanden en landen in transit. Overigens wees de staatssecretaris nog op haar notitie waarin is aangegeven hoe het FAO-rapport moet worden gelezen in relatie tot andere analyses, met name waar het gaat om het maken van een vergelijking op basis van één pakket.

Onder het verschaffen van inzicht in het exportinstrumentarium zei zij meer te verstaan dan alleen het toezenden van de begroting waarin het hele instrumentarium staat vermeld. Zij ging ervan uit dat de Kamer ook wilde weten hoe het zit met de instrumenten voor Oost-Europa, hoe er wordt gewerkt met de landen dichtbij en hoe het zit met de Azië-nota. Het is de bedoeling van de regering om het hele vraagstuk te betrekken bij de herijking. Daarvoor is een apart traject afgesproken, dat binnenkort wordt afgerond. In een brief heeft de regering aangegeven dat zij het niet verstandig vond om separaat met de Azië-nota bij de commissie te komen. Bovendien zijn er verschillende exportinstrumenten die ook deel uitmaken van de discussie over de herijking. De staatssecretaris heeft in een gesprek met de voorzitter van de kamercommissie onder andere een afspraak gemaakt over het behandelen van het exportinstrumentarium. Na het binnenkort te houden agendaoverleg krijgt de commissie het gevraagde inzicht in het exportinstrumentarium. Desgevraagd zegde de staatssecretaris toe, het beleid inzake de stimuli, dus de concurrentiepositie ten aanzien van de export, op te nemen in de brief.

Zij zei dat er geen tegenvaller is te verwachten op het terrein van de douanerechten, aangezien hiermee rekening is gehouden bij de opstelling van de begroting.

Regionalisering als zodanig hoefde naar haar mening niet in strijd te zijn met het doel van de WTO. Regionalisering kan zelfs leiden tot nieuwe impulsen en een krachtiger aanpak van verschillende zaken. Bij een handelsblok van de VS en de EU is echter sprake van disproportionaliteit. De positieve elementen die zijn te noemen bij samenwerking tussen de VS en de EU zijn van een andere aard dan de handelsdoeleinden die ten grondslag liggen aan de WTO. De staatssecretaris reageerde dan ook vrij terughoudend op de mogelijkheid van een free trade area tussen de VS en de EU.

Nederland tracht samen met de EU, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk zoveel mogelijk concrete afspraken over de liberalisering van de financiële diensten tot stand te brengen. De eerste rapportages van de onderhandelingen in Genève wijzen erop dat er voortgang wordt gemaakt, maar nog niet voldoende.

Het QUAD-overleg in Canada heeft nog niets concreets opgeleverd. Het overleg wordt eigenlijk gevoerd ter voorbereiding van het overleg van de G7 te Halifax.

De staatssecretaris zei dat zij op het terrein van handel en mededinging niet met een bepaalde politieke bedoeling terughoudend is geweest. Het probleem is dat dit onderdeel zeer complex is. Elk land heeft zijn eigen regels en zijn eigen cultuur. Als het gaat over globalisering en liberalisering van de wereldhandel, moet men ervan uitgaan dat er transnationale ondernemingen zijn. Men moet zich dan niet richten op de vraag hoe daarbij allerlei barrières en regels kunnen worden opgeworpen, maar op de vraag welke regels in multilateraal verband wereldwijd kunnen gelden. Dit punt staat in ieder geval hoog op de agenda.

Mevrouw Verspaget (PvdA) vroeg, een onderscheid te maken tussen de mogelijkheden voor de korte termijn en die voor de lange termijn. Op korte termijn komen wellicht vormen van een gedragscode in beeld en op lange termijn gaat het om internationale wetgeving.

De heer Hessing (VVD) was van mening dat de benadering vanuit naties een klassieke benadering is. Het is beter, uit te gaan van de omgekeerde benadering, namelijk dat er ondernemingen zijn die de handicap hebben dat de naties verschillende regelgeving hanteren. Als er een gedragscode moet komen, moet dat een gedragscode voor naties zijn. Het is goed als deze inhoudelijke discussie eens wordt gevoerd in de commissie.

De staatssecretaris ging ervan uit dat over de verschillende vormen van regelgeving en over de haalbaarheid ervan regelmatig overleg zou worden gevoerd in de Kamer. Zij was wel voorzichtig met termen als «gedragscode», omdat niet zeker is dat iedereen over hetzelfde spreekt. De Kamer zal zo snel mogelijk informatie krijgen over de wijze waarop dit onderwerp in de EU wordt uitgewerkt.

De staatssecretaris zei dat zij volgende week met de commissie zal spreken over het matching fonds. Zij zou ook terugkomen op het budget voor research & development.

Onder «kansrijke sectoren» verstond zij kansrijke sectoren in het kader van het Wereldhandelsverdrag, het midden- en kleinbedrijf en de sectoren die aangeboord kunnen worden om het pakket te verbreden. Zij wilde niet vooruitlopen op het stimuleren van de export door het midden- en kleinbedrijf, aangezien de commissie hierover op korte termijn bericht krijgt.

De staatssecretaris was van mening dat niet alleen Nederland bijzondere aandacht moet schenken aan de monitoring van de minst ontwikkelde landen. Men moet het niet aan deze landen overlaten om hun nadelige positie ten opzichte van een blok rijkere landen naar voren te brengen. Overigens is ook bilaterale steun nodig. Dit gaat niet ten koste van de ontwikkelingssamenwerking. De kracht van het herijkingsdebat is juist dat er wordt gekeken naar instrumenten om het probleem op te lossen.

Ook was zij zeer benieuwd naar de uitkomst van het Unctad-seminar. Dat seminar biedt wellicht handvatten voor het monitoren van de minst ontwikkelde landen.

Het is waar dat er in de notitie weinig staat over de overgangslanden, zoals de Midden- en Oosteuropese landen, en dat er meer aandacht voor deze landen moet komen. De staatssecretaris ging hier niet al te diep op in, omdat er erg veel afhangt van de entree die deze landen in de EU hebben als mogelijke toekomstige lidstaat, maar ook als handelsland. Er doet zich inderdaad een spanningsveld voor tussen het openen van de Europese markt voor de landen uit Centraal- en Oost-Europa en de behoefte om het gemeenschappelijk landbouwbeleid overeind te houden. Het lijkt onvermijdelijk dat er een verdere verschuiving van prijssteunprotectie naar inkomenssteun plaatsvindt. Er zal zeker overleg met het ministerie van LNV worden gevoerd over de overgangspositie van met name de Midden- en Oosteuropese landen.

Gezien de omvang en de betekenis van Rusland en China, moet ook groot belang worden gehecht aan de toetreding van deze landen. Het is belangrijk dat de toetreding zoveel mogelijk plaatsvindt op de condities van de WTO, opdat deze landen volwaardig kunnen participeren in de WTO. Bij de toetreding van China is uiteraard een probleem gelegen in de voorwaarden voor toetreding. China hecht vrij veel waarde aan een zekere erkenning als ontwikkelingsland, omdat dit de mogelijkheid biedt dat er op een aantal punten een versoepeld beleid wordt gevoerd bij de toetreding tot de WTO. Er zijn initiatieven ontplooid om de discussie tussen de VS en China, maar ook tussen China en de WTO weer op gang te brengen. De staatssecretaris had goede hoop dat ook China kon toetreden tot de WTO.

Over de verdere liberalisering van de landbouw en de medestanders van Nederland hierbij zou de staatssecretaris zo nodig separaat nadere informatie verschaffen.

Zij was van mening dat Nederland een vrij progressief standpunt inneemt, als het gaat om de ruimte voor arbeidsmobiliteit in de dienstensector. De relatie tussen arbeidsmobiliteit in het algemeen en het migratiebeleid is een zaak die in een ander gremium uitvoeriger aan de orde kan komen.

De staatssecretaris zei dat uit diverse globale onderzoeken blijkt dat bedrijven in het algemeen niet verhuizen vanwege minder strakke milieuvoorschriften elders. Dit laat onverlet dat er individuele bedrijven kunnen zijn die om deze reden weggaan. De regering heeft gesteld dat er door de handelsliberalisering mogelijkheden zijn om te komen tot een effectievere produktie die in het voordeel is van het milieu. Zij wil ontkrachten dat er een relatie is tussen het vergroten van de vrije handel en negatieve milieuconsequenties. Door een verruiming van de mogelijkheden hoeven landen niet slechts afhankelijk te zijn van de grondstoffenproduktie, omdat zij er dan een toegevoegde waarde aan kunnen toekennen. Door het wegnemen van protectionistische maatregelen kunnen produkten gemaakt worden waar dat vanwege bodem en klimaat het beste kan gebeuren. Ook is er de noodzaak van welvaartsontwikkeling om überhaupt tot een milieubeleid te kunnen komen. De staatssecretaris zag dan ook niet de tegenstrijdigheid die door het CDA is gesignaleerd.

Door minister Melkert is in de Tweede Kamer gezegd dat naar zijn mening de sociale clausule in principe thuishoort op de agenda van de WTO. De regering heeft afgesproken, dit onderwerp met de nodige behoedzaamheid ter discussie te stellen bij de agendavoorbereiding in de EU. Voordat de discussie plaatsvindt over de vraag of het onderwerp op de WTO-agenda komt, zal eerst bespreking plaatsvinden in het verband van de EU en de OESO.

Wat de rijstpellers betreft moet geconstateerd worden dat de Europese Commissie iets te ver is gegaan in haar toezegging aan de VS in het kader van het Blair House Akkoord. Nederland heeft in het EU-overleg herhaaldelijk aandacht gevraagd voor dit probleem. De Commissie is nu hard bezig met het uitwerken van een oplossing. Nederland zal daarbij druk op de Commissie blijven uitoefenen.

Ten aanzien van het zogenaamde bananendossier was de staatssecretaris van oordeel dat het wat ver gaat als een EG-lidstaat als derde land een WTO-panel over het EG-bananenregime zou proberen uit te lokken. In eerste instantie moeten de WTO-leden onderling proberen om de zaak op te lossen. Overigens is niet uitgesloten dat de zaak alsnog aanhangig wordt gemaakt door andere WTO-leden.

De staatssecretaris merkte op dat het IMF en de Wereldbank tot de organisaties behoren waarmee de WTO overleg moet voeren. Het gaat nu om de vraag hoe hieraan vorm wordt gegeven. Het lijkt goed, een vorm van overleg te hebben waarbij onderwerpen die behoren tot het gemeenschappelijke terrein, worden besproken. Een efficiëntere en effectievere relatie tussen de Wereldbank, het IMF en de WTO is zeer aantrekkelijk.

De staatssecretaris zei, het er geheel mee eens te zijn om terughoudendheid te betrachten, als het erom gaat de sociale zekerheid bij de diensten te betrekken. Ook steunde zij het pleidooi voor het verder afbouwen van obstakels, zoals de protectie, die vrije handel in de weg staan.

Het is zeker de bedoeling dat bij de follow-up van de notitie alle beleidsterreinen actief betrokken zijn bij de voorbereiding van de agenda's en de invulling van het beleid. Voor de milieunormen geldt dat EZ en VROM daar al heel druk mee bezig zijn.

De staatssecretaris schatte in dat een energieheffing in beginsel mogelijk is, mits wordt voldaan aan de «oerregels» van de WTO. Mocht zij nog berichten ontvangen die hiermee in tegenspraak zijn, dan zou zij dit de commissie direct laten weten.

De milieucode, waarbij Nederland een ex ante-benadering voorstaat, kan afzonderlijk worden behandeld als er meer informatie van de WTO-commissie inzake handel en milieu binnen is. Wellicht kan er aan het einde van het jaar een begin mee gemaakt worden.

Wat de arbeidsnormen betreft is de belangrijkste vraag hoe men het doel optimaal kan bereiken, op welke termijn en welke instrumenten daarbij gehanteerd moeten worden. De ILO heeft vorige maand uitgesproken dat een discussie over arbeidsnormen geen enkele zin heeft als handelssancties daarmee in verband worden gebracht. Dat geeft aan hoe contraproduktief het mixen van instrumenten en doelstellingen kan werken. De strategie moet dan ook niet gericht zijn op het eindstadium, maar op het stellen van prioriteiten en het bereiken van consensus op onderdelen. De staatssecretaris ging uit van een termijn van vijf jaar, wat een lange, maar realistische termijn is. Pas aan het einde van het proces kunnen afspraken over sancties gemaakt worden, als dat nog nodig is. Voor de staatssecretaris was de kinderarbeid een prioriteit, waarbij de benadering in het land zelf vooropstaat. Als het gaat om een produktcode, is een actie van de handel en de consumenten een goede zaak. Dan bestaat echter het risico dat dezelfde problemen ontstaan die zich hebben voorgedaan bij het hardhout. Een andere mogelijkheid is, de transnationale ondernemingen te inspireren om iets meer te doen op het terrein van de arbeidsnormen. Uit informatie blijkt dat transnationale ondernemingen vaak de neiging hebben om de arbeidsnormen te verhogen in de desbetreffende landen, vanwege de kwaliteit van de arbeid die de bedrijven nodig hebben. In die zin is het nuttig, de bedrijven die baat hebben bij een goede kwaliteit van de arbeid, te betrekken bij de discussie over de arbeidsnormen. Het moet dus niet slechts gaan om de NGO's en de organisaties op sociaal terrein.

Het is de bedoeling, zoveel mogelijk landen multilateraal akkoord te laten gaan met milieuafspraken. In dat licht zijn er mogelijkheden, de zogenaamde free riders WTO-conform te straffen.

De staatssecretaris zegde toe, de bruikbaarheid van de zogenaamde collectieve eigendomsbescherming voor lokale boeren en gemeenschappen in de geest van het farmers' right te laten onderzoeken.

Wat het intellectueel eigendom betreft stelde zij dat niet alles kan en mag vallen onder het octrooirecht. Een octrooi moet nieuw, innovatief en industrieel toepasbaar zijn. Een heleboel zaken die in de verschillende discussies genoemd zijn, vallen hier niet onder. Overigens is er ook de mogelijkheid van het kweekrecht en fokrecht, zoals het in de EU en Nederland bestaat. Voor de beantwoording van de vragen over groeihormonen en toevoegingen aan melk verwees de staatssecretaris naar de desbetreffende brief die zij in februari jl. naar de Kamer heeft gestuurd. Etikettering is een van de mogelijke oplossingen. Als blijkt dat de normale procedure niet werkt, kan het toepassen van etikettering aan de orde komen. Overigens is het probleem nog niet aan de orde, aangezien er op dit moment in de EU een invoerverbod voor vlees voor behandeld met groeihormonen e.d. geldt.

Het Multi-vezelakkoord en de landbouw zijn in de WTO geregeld. Zij hoeven er dus niet in ondergebracht te worden.

De staatssecretaris ging ook in op de stelling van enkele hoogleraren dat door de liberalisering van de handel 20% van de bedrijven naar het buitenland zou gaan. Zij wees erop dat internationalisatie inhoudt dat er verschuivingen plaatsvinden, maar dat die verschuivingen niet altijd nadelig hoeven te zijn voor het land waar het hoofdconcern is gevestigd. In veel gevallen gaat het om verplaatsingen waarbij een deel van het bedrijf in het moederland blijft bestaan. Het kan betekenen dat de positie van het bedrijf sterker wordt, maar het gaat soms ook gepaard met negatieve effecten, zoals het verdwijnen van arbeidsplaatsen. Hier staat tegenover dat Nederland door de liberalisering een interessant vestigingsland wordt voor veel bedrijven.

Koffie en cacao zijn grondstoffen die aan concurrentie onderhevig zijn. Als voorbeeld van het opheffen van de concurrentieproblemen noemde de staatssecretaris de toepassing van grondstoffen voor de industrie, waarbij door de groei een betere ontwikkeling van de grondstoffen kan plaatsvinden. Een andere mogelijkheid is dat de armere landen zelf waarde toevoegen aan het produkt, waardoor het een betere positie op de exportmarkt oplevert.

De staatssecretaris wees er nog op dat een produkt dat ver weg wordt gemaakt onder gunstige natuurlijke omstandigheden, vaak beter voor het milieu is dan een produkt dat onder ongunstige omstandigheden elders wordt gemaakt. Handel en milieu moeten integraal worden bezien. Het transport vormt daar een onlosmakelijk onderdeel van.

Ten slotte merkte zij op dat een milieucode zich zal richten op een al bestaande multilaterale afspraak over CO2.

Nadere gedachtenwisseling

De heer Leers zei niet tevreden te zijn over de beantwoording door de regering. Hij zou zijn schriftelijk voorbereide bijdrage aan de staatssecretaris overhandigen, opdat zij de vragen alsnog kon beantwoorden. Hij herhaalde de belangrijkste vragen.

Is er consensus over de toekomstige WTO-agenda?

Wat gaat de staatssecretaris zeggen in haar gesprek met minister Brown over het geschil tussen Japan en de VS? Zal er geen onderonsje plaatsvinden tussen Japan en de VS waarbij uiteindelijk Europa het gelag betaalt? Waarom duurt het een jaar met de WTO-geschillenregeling? Daar kan Nederland echt niet op wachten.

Wat de discussie over het exportinstrumentarium betreft haalt de staatssecretaris veel te veel zaken door elkaar. Waarom haalt zij die zaken niet uit elkaar? Zij heeft toch een eigen visie op het stimuleren van export?

De fractie van het CDA verwachtte dat er op korte termijn nader zou worden gepraat over Oost-Europa, gezien de vele vragen die er leven over de landbouw, de exportstimulering, het ondersteuningsbeleid, enz. Dat heeft ook met de herijking te maken. De heer Leers vroeg zich overigens af of het wel zinvol zou zijn, volgende week te praten over de nota Stimuleringsbeleid. Ten aanzien van veel instrumenten is namelijk nog niet duidelijk of zij wel te voorschijn komen uit de herijking en de desbetreffende cluster.

De heer Hessing (VVD) leek het nuttig, de komende maanden per afzonderlijk onderwerp dieper in te gaan op de materie.

Nederland doet er verstandig aan, de milieubelangen te behartigen via specifieke organisaties, bijvoorbeeld via de UNEP. Hij was er overigens minder enthousiast over om VROM-ambtenaren mee te nemen bij EZ-missies. Het omgekeerde kan wèl nuttig zijn.

De VVD-fractie achtte het een goede zaak dat de staatssecretaris met de VS gaat praten over het conflict tussen de VS en Japan. De heer Ruggiero maakte een niet zo verstandige start, toen hij zei dat hij het conflict VS-Japan aan zich voorbij liet gaan. De Amerikanen gaan nu hun eigen gang. Het is goed als de staatssecretaris eens met de Amerikanen gaat praten over het marktdenken. De heer Hessing veronderstelde dat er bij de VS sprake is van een dubbele agenda.

De heer Rabbae (GroenLinks) concludeerde dat het voor Nederland moeilijk is, de koers van een mammoettanker te beïnvloeden.

De staatssecretaris heeft gezegd dat zij wilde overwegen, het verdisconteren van de milieukosten in de vervoerskosten in te brengen in het kader van de WTO. De fractie van GroenLinks zag op dit punt graag concrete initiatieven.

De fractie was niet tevreden over het antwoord inzake de compensatie voor de minst ontwikkelde landen. Zij heeft begrip voor de onmacht van de regering, maar zij had toch graag gehoord of de staatssecretaris wel of niet initiatieven zou nemen.

Mevrouw De Koning (D66) vroeg of de staatssecretaris mededelingen kon doen over de inhoudelijke aanbevelingen van de werkgroep Handel en milieu aan de OESO-ministerraad.

De staatssecretaris antwoordde dat zij inmiddels beschikte over de agenda voor de OESO-ministerraad. Zij kon de commissieleden op dit punt onmiddellijk bedienen.

Zij constateerde dat de heer Leers vond dat een aantal vragen niet beantwoord was. Die vragen zijn echter wel degelijk beantwoord.

De heer Leers (CDA) zei dat bijvoorbeeld zijn vraag over Taiwan niet was beantwoord.

De staatssecretaris merkte op dat het niet aan de orde is om uitspraken te doen over een eerdere toetreding van Taiwan, aangezien China nog in onderhandeling is met de EU.

Zij herinnerde eraan dat zij heeft aangegeven wat zij tegen minister Brown en de heer Kantor zou zeggen en dat zij ook is ingegaan op de vragen over het exportstimuleringsbeleid. Oost-Europa en andere zaken van importantie zullen, zoals toegezegd, nog in de commissie aan de orde komen.

De staatssecretaris was het eens met de heer Rabbae dat er nader moet worden gepraat over de ondersteuning van de minst ontwikkelde landen. Zij ging echter niet zo ver dat de regering naast alle andere instrumenten ook met het zogenaamde vangnet komt. Over dit laatste instrument moet eerst nog worden gesproken, onder anderen met de collega's in het kabinet. Hetzelfde geldt voor de uitwerking van het onderdeel handel en milieu. Het is de bedoeling dat ook EZ scherp let op dit punt.

Ten slotte zei de staatssecretaris dat men te maken heeft met een mammoettanker. Het is een mammoettanker met heel veel personeel aan boord. Dat maakt het voor de kapitein extra moeilijk.

De voorzitter van de commissie,

H. Vos

De griffier van de commissie,

Van Overbeeke


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van Erp (VVD), ondervoorzitter, Blaauw (VVD), Van der Vlies (SGP), H. Vos (PvdA), voorzitter, Van Gelder (PvdA), Smits (CDA), Boers-Wijnberg (CDA), Ter Veer (D66), De Jong (CDA), Leers (CDA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Van Wingerden, Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Voûte-Droste (VVD), Hessing (VVD), Vreeman (PvdA), Zonneveld (CD), Van Dijke (RPF), Van der Ploeg (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66), Houda (PvdA).

Plv. leden: De Korte (VVD), Van Rey (VVD), Van Middelkoop (GPV), Woltjer (PvdA), Sterk (PvdA), Van Rooy (CDA), Mateman (CDA), Ybema (D66), Wolters (CDA), Lansink (CDA), Terpstra (CDA), Weisglas (VVD), Nijpels-Hezemans (AOV), M. B. Vos (GroenLinks), Bakker (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verbugt (VVD), Klein Molekamp (VVD), Witteveen-Hevinga (PvdA), Poppe (SP), Leerkes (Unie 55+), Verspaget (PvdA), Adelmund (PvdA), Crone (PvdA).

Naar boven