nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 oktober 2002
Tijdens het interpellatiedebat van 26 september jl. (Handelingen der Kamer
II, vergaderjaar 2002–2003, nr. 5, blz. 240–244) heb ik u toegezegd
om u binnen een week te informeren over het al dan niet intrekken van het
wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening en de
Gezondheidswet (wetsvoorstel 23 959). Met deze brief doe ik deze toezegging
gestand.
Sinds 1 maart 1999 (indiening nota van wijziging) ligt wetsvoorstel 23 959,
in zijn huidige vorm, ter behandeling voor aan uw Kamer. Tot nu toe is dit
voorstel nog niet in behandeling genomen.
Ik ben voornemens Hare Majesteit de Koningin ter verzoeken dit wetsvoorstel
in te trekken en de hierin neergelegde bepalingen in enigszins gewijzigde
vorm op te nemen in de in voorbereiding zijnde nieuwe geneesmiddelenwet. Hieraan
ligt de volgende redenering ten grondslag:
1. De in het wetsvoorstel 23 959 opgenomen definities zijn inmiddels
niet meer volledig toegesneden op de huidige praktijk. Een nota van wijziging
zou derhalve noodzakelijk zijn;
2. Inmiddels is de nieuwe geneesmiddelenwet in een dusdanig vergevorderd
stadium dat ik het op praktische gronden niet wenselijk acht een dergelijke
nota van wijziging op wetsvoorstel 23 959 in te dienen. Ik geef er dan
ook de voorkeur aan om de reclameregels bij de integrale herziening van de
nieuwe geneesmiddelenwet mee te nemen.
Voorts ben ik voornemens Hare Majesteit de Koningin voor te stellen het
besluit, houdende wijziging van het Reclamebesluit geneesmiddelen, waarover
de Raad van State advies heeft uitgebracht, niet vast te stellen. De tekst
van het gewijzigde besluit zal als hoofdstuk in de nieuwe geneesmiddelenwet
worden meegenomen.
De nieuwe geneesmiddelenwet zal in oktober worden behandeld in de Ministerraad.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. J. Bomhoff