23 948
Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van lump-sum-bekostiging voor de personeels- en exploitatiekosten van scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, algemeen voortgezet onderwijs en voorbereidend beroepsonderwijs, alsmede in verband met decentralisatie van de rechtspositieregeling bij die scholen, behoudens een aantal op centraal niveau vast te stellen onderwerpen (regeling lump sum en decentralisatie rechtspositieregeling v.w.o.-a.v.o.-v.b.o.)

nr. 17
MOTIE VAN HET LID LIEMBURG C.S.

Voorgesteld 30 maart 1995

De Kamer,

gehoord de beraadslaging;

constaterende, dat in het Regeerakkoord is vastgelegd, dat:

– scholen beter worden toegerust om zelfstandig te kunnen opereren in wisselende en uiteenlopende omstandigheden;

– het netwerk van bestuurlijke en onderwijskundige hulpstructuren in het onderwijs zodanig zal worden vereenvoudigd, dat het meer concreet is gericht op de actuele, praktische problemen van de scholen zelf;

overwegende, dat:

– mede als gevolg daarvan vele wetsontwerpen zijn ingediend of zijn aangekondigd, waardoor het moeilijk wordt het zicht op het totaal te behouden. Dat geldt ook voor de werkers in het onderwijs;

– daardoor het gevaar dreigt, dat de kwaliteit, de toegankelijkheid en de samenhang van het onderwijs en de onderwijsvernieuwing onder druk komen te staan;

verzoeken de regering daarom in de Memorie van Toelichting bij de Begroting 1996 een meerjarige visie te geven op het te voeren beleid voor het primair en voortgezet onderwijs waarbij aan de orde komen:

– de plaats en bevoegdheden van de rijksoverheid;

– de decentralisatie van het onderwijs en de daarbij behorende bevoegdheden;

– het financiële kader, waarbij expliciet aandacht wordt besteed aan de knelpunten die zich mogelijk voordoen bij het doorvoeren van genoemde veranderingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Liemburg

Cornielje

Lambrechts

Naar boven