23 930
Wijziging van de Huisvestingswet (voorziening in de huisvesting van bepaalde categorieën verblijfsgerechtigden)

nr. 15
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 24 januari 1995

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In de considerans wordt «en de coördinerende verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken voor de uitvoering van die taak in de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers» vervangen door: en de coördinerende verantwoordelijkheid van Onze Minister van Binnenlandse Zaken voor die taak in de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers.

B

Artikel II komt als volgt te luiden:

1. In artikel 3, eerste lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers wordt onder verlettering van onderdeel d tot e een onderdeel ingevoegd, luidende:

d. werkzaamheden met betrekking tot de bemiddeling bij de uitstroom van verblijfsgerichtigden als bedoeld in artikel 60a, onderdeel a, van de Huisvestingswet en vergunninghouders als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet gemeentelijke zorg voor houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf naar door burgemeester en wethouders beschikbaar gestelde huisvesting met inachtneming van het door Onze Minister van Binnenlandse Zaken ter zake vastgestelde beleid;.

2. Artikel 13, eerste lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers komt als volgt te luiden:

1. Onze Minister kan het orgaan aanwijzingen geven met betrekking tot zijn werkwijze en de uitvoering van zijn taken. Voor zover het taken betreft als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel d, worden aanwijzingen echter niet dan in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken gegeven. De aanwijzingen hebben geen betrekking op de behandeling van individuele gevallen.

Toelichting

Onderdeel A

De wijziging van de considerans houdt verband met de in onderdeel B voorzien wijziging van artikel II.

Onderdeel B

Bij de eerste nota van wijziging (Kamerstukken II 1994/95, 23 930, nr. 6) is reeds aangegeven dat in de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers tot uitdrukking dient te worden gebracht de uit het eerste regeerakkoord volgende coördinerende verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken voor de uitplaatsing van verblijfsgerechtigden. Deze uitplaatsingstaak wordt thans reeds door het COA vervuld. Het is de bedoeling het door de Minister van Binnenlandse Zaken ter zake van de uitstroom van verblijfsgerechtigden vastgestelde beleid. Om aan dit laatste uitdrukking te geven is artikel 3, eerste lid, onderdeel d, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers uitgebreid. Voorts is in dit artikel het begrip «gewezen asielzoekers» vervangen door een verwijzing naar de categorieën waarop de huisvestingstaakstelling van de gemeenten van toepassing is.

De Minister van Justitie is belast met de opvang en toelating van asielzoekers en is als zodanig verantwoordelijk voor het functioneren en de inrichting van het COA als zelfstandig bestuursorgaan. De Minister van Justitie kan het COA hiertoe aanwijzingen geven. Aanwijzingen met betrekking tot de uitplaatsing van verblijfsgerechtigden worden slechts gegeven in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken. Deze constructie waarborgt dat de nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling de eenduidige aansturing van het COA onverlet laat. Artikel 13, eerste lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers is hierop aangepast.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

D. K. J. Tommel

Naar boven