23 915
Verzelfstandiging van de directie Luchtverkeersbeveiliging

nr. 3
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 13 februari 1995

De algemene Commissie voor de Rijksuitgaven1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer inzake haar rapport «Verzelfstandiging van de directie Luchtverkeersbeveiliging».

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 13 februari 1995.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van Rey

De griffier van de commissie,

Hubert

1

Kan de Algemene Rekenkamer nader motiveren waarom zij van oordeel is dat de minister eisen zou moeten kunnen stellen ten aanzien van het aantal op te leiden luchtverkeersleiders? (blz. 11).

De Rekenkamer is van mening dat de Minister van Verkeer en Waterstaat, vanwege haar algemene verantwoordelijkheid voor de luchtverkeersbeveiliging, moet trachten te voorkomen dat opnieuw schaarste aan luchtverkeersleiders ontstaat. Eén van de factoren die bepaalt of er voldoende luchtverkeersleiders zijn, is het aantal luchtverkeersleiders dat wordt opgeleid. Volgens de Rekenkamer is het dan ook van belang dat de Minister van Verkeer en Waterstaat invloed kan uitoefenen op het aantal op te leiden luchtverkeersleiders. In het verleden heeft een tekort aan luchtverkeersleiders immers herhaaldelijk aanleiding gegeven tot arbeidsonrust, waarbij telkens de dreiging van verstoring van het luchtverkeer bestond.

2

De Algemene Rekenkamer bepleit dat de Minister van Verkeer en Waterstaat periodiek (jaarlijks) toetst in welke mate de verzelfstandiging tot de beoogde doelmatigheidsverbeteringen leidt. Wat is de reactie van de Algemene Rekenkamer op het commentaar van de directeur van de LVB-organisatie dat de Raad van Toezicht onder meer belast is met het toezicht op de doelmatigheid van de organisatie en nader toezicht van de minister daarop derhalve overbodig is? (blz. 12–13).

De Raad van Toezicht is onder andere belast met het toezicht op het doelmatig functioneren van de LVB-organisatie. De raad is echter niet verplicht de minister hierover te informeren. Daarnaast dient de raad zich bij de uitoefening van zijn toezicht te laten leiden door het belang van de LVB-organisatie, terwijl de minister ook het algemeen belang en het belang van de met de LVB-organisatie gemoeide begrotingsmiddelen in het oog moet houden.

De Rekenkamer is van mening dat het toezicht door de raad om deze redenen het toezicht van de minister op het doelmatig functioneren van de LVB-organisatie niet kan vervangen. Zij acht het daarom gewenst dat de minister krachtens een wettelijke bepaling ook zelf informatie over het doelmatig functioneren kan opvragen bij de LVB-organisatie.

3

Kan de openingsbalans van de LVB worden verschaft, alsmede de jaarlijkse exploitatie-overzichten? (blz. 14).

Van de zijde van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat werd ons bevestigd dat men u de gevraagde informatie zal doen toekomen.

4

Bovenaan op bladzijde 15 wordt gesproken over een «... compromis, dat inhield dat de LVB-organisatie door aflossing en rentebetaling op het eerste en het tweede deel van de lening de boekwaarde van de aan haar overgedragen activa aan het Rijk zou terugbetalen. Ter financiering van het verschil tussen de boekwaarde en de actuele waarde van de onroerende zaken diende het derde deel van de lening.» Kan hetgeen hier bedoeld wordt cijfermatig worden weergegeven, waarbij tevens aansluiting ontstaat op de genoemde activa-posten op de bladzijden 14 en 15? (blz. 14–15).

In de voorlopige leningsbeschikking van januari 1993 bedroegen het eerste en tweede deel van de lening samen f 150 miljoen. De omvang van het derde deel bedroeg f 38,7 miljoen. Dit laatste bedrag was het verschil tussen de totale actuele waarde van de onroerende zaken waarvan men bij het opstellen van de voorlopige beschikking uitging, f 70,9 miljoen, en de totale boekwaarde ervan, f 32,2 miljoen.

In de definitieve beschikking, die in september 1994 is vastgesteld, bedroeg de omvang van het eerste deel f 97,2 miljoen en de omvang van het tweede deel f 48,6 miljoen. De som van deze delen, f 145,8 miljoen, is gelijk aan de definitieve boekwaarde van de activa die aan de LVB-organisatie zijn overgedragen. De omvang van het derde deel van de lening werd bepaald op f 14,6 miljoen. Dit bedrag is het verschil tussen de totale actuele waarde van alle onroerende zaken, f 42,8 miljoen (exclusief het voormalig Rijkspolitiedeel van de Schipholpanden, dat aan de LVB-organisatie is verkocht), en de totale (gecorrigeerde) boekwaarde van deze zaken, f 28,2 miljoen.

Ten aanzien van de roerende zaken is bij de verzelfstandiging uitgegaan van de aanname dat er geen verschil zou zijn tussen de totale actuele waarde van deze zaken en hun totale boekwaarde. Het derde deel van de lening heeft derhalve – zowel in de voorlopige als in de definitieve beschikking – alleen betrekking op de «meerwaarde» van de overgedragen onroerende zaken, ten opzichte van hun boekwaarde.

5

Welke datum hoort bij de op bladzijde 15 onder 4.5 genoemde boekwaarde van de roerende zaken (circa f 70 miljoen)? De op bladzijde 7 onder 2.2 genoemde investering in een nieuw systeem ad f 75 mln. is gepleegd na de verzelfstandiging. Is dit waar? (blz. 15).

De datum behorende bij de op bladzijde 15 onder 4.5 genoemde boekwaarde van de roerende zaken is 1 januari 1993. De op bladzijde 7 onder 2.2 genoemde investering is gepleegd na de verzelfstandiging.

6

Onder punt 4.8 wordt gemeld dat de Schipholpanden zijn doorverkocht voor f 35 miljoen (maart 1994), tegen een aanschafwaarde van f 29,7 miljoen (september 1993). Is de verkoopwinst ad circa f 6 miljoen (na afschrijving tot maart 1994) terugbetaald aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, dan wel Financiën, of is dit als winst genomen in de exploitatie? (blz. 16).

Door de Rekenkamer is dit punt niet nader onderzocht, aangezien de verkoop van de Schipholpanden enkele maanden na sluiting van het onderzoek plaatsvond.

7

Hoe hebben de tarieven van de LVB zich ontwikkeld als gevolg van de verzelfstandiging? (blz. 17).

De ontwikkeling van de tarieven van de LVB als gevolg van de verzelfstandiging is door de Rekenkamer niet onderzocht.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), De Korte (VVD), Van Rey (VVD), voorzitter, Terpstra (CDA), Smits (CDA), ondervoorzitter, Reitsma (CDA), Ter Veer (D66), De Jong (CDA), Ybema (D66), Witteveen-Hevinga (PvdA), Hillen (CDA), Van Heemst (PvdA), Leerkes (U55+), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Noorman-den Uyl (PvdA), Vreeman (PvdA), Liemburg (PvdA), H. G. J. Kamp (VVD), Zonneveld (CD), Hoogervorst (VVD), Van der Ploeg (PvdA), Bakker (D66), Van Walsum (D66), Hofstra (VVD).

Plv. leden: van der Vlies (SGP), Van Erp (VVD), Hessing (VVD), Van de Camp (CDA), Van der Linden (CDA), Wolters (CDA), Schimmel (D66), Heerma (CDA), Roethof (D66), Van Zuijlen (PvdA), Boers-Wijnberg (CDA), Duivesteijn (PvdA), Van Dijke (RPF), Hendriks (AOV), Rosenmöller (GroenLinks), Vliegenthart (PvdA), Adelmund (PvdA), Van Zijl (PvdA), Remkes (VVD), Marijnissen (SP), B. M. de Vries (VVD), Van Gelder (PvdA), Giskes (D66), Van Rooy (CDA), Verbugt (VVD).

Naar boven