nr. 45
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 12 april 1995
Overeenkomstig mijn toezegging van 11 januari jl. in het antwoord op vragen
van de leden Vos en Poppe (Kamerstukken II '94/'95, Aanh. Handelingen nr.
347) stel ik U hierbij op de hoogte van de resultaten van de onderhandelingen
die de laatste maanden hebben plaatsgevonden met Gene Pharming Europe B.V.
(GPE) over het onderzoek met de stier Herman.
De aanleiding voor de onderhandelingen was de wens van GPE om de verzorging
en de huisvesting van de dieren over te nemen van het onder mijn ministerie
ressorterende ID/DLO en daartoe de dieren naar een andere locatie te verhuizen.
Ter zake van de huisvesting en de verzorging waren afspraken opgenomen in
het samenwerkingscontract tussen ID/DLO en GPE.
Voor mij stond voorop dat de voorwaarden waaronder de overheid het onderzoeksproject
met de stier Herman aanvaardbaar had geacht, in stand moesten blijven. Een
nieuwe overeenkomst tussen mij als Minister van LNV, en GPE acht ik de meest
geschikte vorm om dit te waarborgen.
Bij de onderhandelingen met GPE over de mogelijkheden voor en de inhoud
van een dergelijk contract zijn van mijn zijde de volgende uitgangspunten
gehanteerd:
1. de reikwijdte en de doelstelling van het project waarvoor, alsmede
de voorwaarden waaronder mijn ambtsvoorganger op 15 januari 1993 toestemming
voor het project Herman heeft verleend, blijven in de nieuwe overeenkomst
gehandhaafd;
2. een wetenschappelijk gedegen gezondheids- en welzijnsonderzoek, dat
integraal onderdeel van het project vormt, moet gewaarborgd blijven.
Tijdens de onderhandelingen bracht GPE de wens naar voren om een drietal
technieken te mogen toepassen op de nakomelingen van Herman. Het gaat om lactatie-inductie
(een hormonale behandeling bij jonge dieren die leidt tot melkgift zonder
voorafgaande drachtigheid), transvaginale amniocentese (TVAC: het afnemen
van enig vruchtwater teneinde na te gaan of de foetus al dan niet transgeen
is) en ovum pick up (OPU: het verzamelen van onrijpe eicellen van vrouwelijke
dieren). Ten aanzien van dit technieken heb ik, overeenkomstig
mijn uitgangspunt 2, geoordeeld dat de eventuele toepassing op generlei wijze
invloed mag hebben op, en zeker niet in de weg mag staan van het gezondheids-
en welzijnsonderzoek. Op basis van adviezen van deskundigen ben ik tot de
conclusie gekomen dat lactatie-inductie niet verenigbaar is met het gezondheids-
en welzijnsonderzoek en de andere twee technieken onder voorwaarden wel. Dit
standpunt is GPE schriftelijk medegedeeld. GPE heeft daarop haar wens tot
lactatie-inductie laten vervallen, hetgeen wederom schriftelijk is bevestigd.
Hiermee is tegenover GPE buiten twijfel gesteld dat lactatie-inductie niet
kan worden toegepast. Ten aanzien van TVAC en OPU vermeldt de nieuwe overeenkomst
de voorwaarden waaronder de technieken kunnen worden toegepast om verstoring
van het gezondheids- en welzijnsonderzoek te voorkomen. Een afschrift van
de nieuwe overeenkomst bied ik U hierbij aan.1
Ten algemene geldt uiteraard dat geen enkele techniek is toegestaan die «een
wetenschappelijk gedegen gezondheids- en welzijnsonderzoek» (voorwaarde
1) in gevaar kan brengen.
In de nieuwe overeenkomst zijn voorts slechts de wijzigingen en aanvullingen
aangebracht die noodzakelijk zijn als gevolg van de verhuizing van de dieren,
zoals het tijdstip van de verhuizing. Met het oog op de continuïteit
van het gezondheids- en welzijnsonderzoek is bepaald dat dit onderzoek op
de nieuwe locatie blijft geschieden door of onder verantwoordelijkheid van
een medewerker van ID/DLO. Een begeleidingscommissie ziet toe op de juiste
uitvoering van het gezondheids- en welzijnsonderzoek.
Ik ben van mening dat met de nu gesloten overeenkomst een uit oogpunt
van gezondheid en welzijn verantwoorde afronding van het project «weefselspecifieke
expressie van genen in de melkklier van genetisch gemodificeerde runderen»
verzekerd is.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen