23 900 XIV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (XIV) voor het jaar 1995

nr. 34
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 2 februari 1995

De vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 heeft op 17 november 1994 overleg gevoerd met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over het visserijbeleid.

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Van den Berg (SGP, mede namens de fractie van de RPF) stelde vast dat het vertrouwen tussen de overheid en de sector visserij de laatste jaren is verbeterd, niet het minst door wat de sector zelf heeft bereikt in vrijwillige samenwerking en beheersplannen. Wat dat betreft, zou men kunnen zeggen dat de visserij aardig op koers ligt. De structuurnota Zee- en kustvisserij geeft de kaders aan.

In deze jaren van tegenvallende vangsten ervaren de vissers weer hoe afhankelijk zij zijn van wat er gegeven wordt. De ramp met de Urker kotter Larissa van enkele dagen geleden toont hun afhankelijkheid van de natuur. De heer Van den Berg sprak de wens uit dat de vissers en hun familie in het algemeen en de nabestaanden van de verdronken vissers in het bijzonder troost vinden in Hem, Die alles leidt en bestuurt.

De organisatie van de zeevisserij met de zogenaamde Biesheuvel-groepen is redelijk goed. Het Produktschap voor vis en visprodukten (PVV) fungeert als secretariaat van de groepen en heeft een goedkeuringsbevoegdheid. Als er problemen zijn over een goedkeuringsbesluit, kan men dan in beroep bij het College van beroep voor het bedrijfsleven of moet men naar de civiele rechter? Met andere woorden, gaat het om een publiekrechtelijk of privaatrechtelijk besluit? Wat is de rol van het produktschap als het wantoestanden signaleert? Kan het daarvoor verantwoordelijk worden gesteld, hoewel het geen machtsmiddelen heeft om er iets tegen te doen?

In economisch opzicht gaat het de sector niet goed. Derhalve dient de overheid c.q. de politiek voorzichtig te zijn met verdere lastenverzwaring en met het opleggen van hogere kosten voor keuringen en dergelijke. Verder dient de Nederlandse overheid niet strenger te zijn dan men is in de rest van Europa, tenzij er snel wordt geharmoniseerd. De margeproblematiek is voor de kotters opgelost, maar trawlers kunnen onmogelijk binnen 48 uur na lossing een definitieve vangstopgave indienen bij de AID. Gaat de regering hier iets aan doen?

Op visbestanden heeft de overheid in directe zin geen invloed, maar er kan indirect wel iets aan worden gedaan met overheidsmaatregelen. Ondanks de instelling van de scholbox is de scholstand beduidend teruggelopen. In welke richting zoekt de regering de verklaring en in welke richting denkt zij te reageren? Kan de verminderde fosfaattoevoer naar de Noordzee hierbij een rol spelen?

De heer Van den Berg twijfelde aan het nut van het sluiten van grote delen van de Noordzee. Dat zou veel geld kosten en de visserij zou erdoor in grote problemen kunnen komen. Welke invloed heeft Nederland nog op de uiteindelijke Europese besluitvorming? Wordt de visserijsector er intensief bij betrokken?

Sprekend over de kustvisserij en cultures stelde hij, dat ook daarin knelpunten bestaan, ook al past in het algemeen gesproken tevredenheid over de tot stand gebrachte beheersplannen. Is de overheid bereid bij te dragen aan de structuurverbetering in de garnalensector waarover afspraken zijn gemaakt? Wil de regering erop aandringen dat ook in de andere lidstaten uitvoering wordt gegeven aan de verplichting tot periodieke microbiologische controles aan boord? De garnalenvissers in het westelijke Waddengebied voelen zich bedreigd door de Zeeuwse mosselvissers. De garnalenvissers kunnen zich erop beroepen de betreffende gronden van oudsher bevist te hebben, terwijl de mosselvissers zich kunnen beroepen op de toezegging dat zij gecompenseerd zullen worden voor de Deltaschade. De oplossing mag niet ten koste van een van beide gaan. Als er op vrijwillige basis een uitkoopregeling tot stand komt, wie zijn wij dan om die tegen te houden, zo vroeg de heer Van den Berg zich af. Wel moet worden gewaakt voor verdringing op grond van het recht van de sterkste. Wat zijn de mogelijkheden om elders mosselgronden te vinden? Wat zijn de kosten? Op welke termijn zouden die gronden in gebruik kunnen worden genomen? Hij vreesde dat op de aanstaande Waddenzeeconferentie zal blijken dat de visserijsector nog veel donkerder wolken boven het hoofd hangen. Zijns inziens moet de verweving die er van oudsher is geweest tussen economische en natuurlijke functie ook in de toekomst mogelijk blijven. Er moet voor de visserij een plaats in de Waddenzee blijven.

Een 30-tal kleine mosselkwekerijen, voornamelijk in Zeeland, wordt bij de verdeling van op te vissen mosselzaad achtergesteld, ook al nemen die bedrijven deel aan een visplan. De verdeling op grond van in het verleden op de veiling aangevoerde hoeveelheden lijkt onrechtvaardig uit te werken. Wat is de visie van het kabinet hierop en wil het helpen een oplossing te bewerkstelligen?

De heer Van den Berg drong aan op spoed bij de Finale Ronde als het gaat om de uitgifte van mosselpercelen in de Oosterschelde. Kan verzekerd worden dat uitgifte inderdaad uiterlijk 1 mei 1995 zal plaatsvinden? Is dat ook het tijdstip waarop de aalvissers in de Grevelingen uitsluitsel krijgen over de vraag of er voor hen ook mosselpercelen beschikbaar zijn?

Tot slot vroeg hij of de minister zich wil inzetten voor continuering van het nautisch VBO op Urk.

De heer Vos (VVD) sprak zijn deelneming uit aan het adres van de nabestaanden van de omgekomen vissers. Indien er te zijner tijd mededelingen kunnen worden gedaan over de omstandigheden waaronder dit bijzondere ongeval heeft kunnen gebeuren, wilde hij daarover graag worden geïnformeerd.

Ter discussie staat de uitgifte van nieuwe mosselpercelen in de Waddenzee aan Zeeuwse mosselkwekers ter compensatie van geleden Deltaschade en natuurlijke schade. De garnalensector heeft gesteld dat het bewuste areaal van 550 ha is gelokaliseerd op een plek die van groot belang is voor de garnalenvissers. Uitgifte van die percelen ligt evenwel in de lijn van de structuurnota. Dat laat onverlet dat optimalisatie van de ene partij niet mag leiden tot minimalisatie van de andere partij. Het produktschap heeft voorwaarden gesteld: pas uitgeven, als het zeker is dat een gelijk schoon oppervlak wordt teruggegeven, dat een structuurmaatregel wordt genomen en dat de corridors worden geoptimaliseerd. Circa tien à vijftien garnalenvissers willen meedoen aan de sanering, maar met name de Wieringers zijn zeer terughoudend. De mosselsector is bereid een financiële bijdrage te leveren. Is het ministerie bereid alsnog initiatieven te nemen om tot een vergelijk tussen de belanghebbenden te komen voordat tot uitgifte wordt overgegaan? Is het ministerie bereid de percelen onder de door het PVV genoemde voorwaarden uit te geven en financieel bij te dragen? Zijn er mogelijkheden om de druk te verlichten door ook in de oostelijke Waddenzee en in Zeeland proefpercelen toe te staan? De garnalenvisserij staat onder druk. Wordt de zorg gedeeld dat de trilaterale Waddenzeeconferentie een nadelige invloed zal hebben op de garnalensector? Kan daar iets aan worden gedaan?

De Biesheuvel-groepen zijn ingesteld om de overbevissing aan te pakken. Het succesvolle verloop van een en ander geeft reden tot optimisme. De heer Vos complimenteerde de sector met de getoonde zelfdiscipline. Is er aanleiding om de groepen in toenemende mate met verantwoordelijkheid te belasten? Past daarbij ook individualisering van het haringquotum? Zijn er mogelijkheden om ook de afslagen en handel bij de groepen te betrekken? Aan welke sancties wordt gedacht, indien een groepsbestuur niet in staat blijkt te zijn zaken als de veilplicht in de gaten te houden? Wat is daarbij de positie van de AID? Welke rol heeft het produktschap daarbij? Heeft het voldoende instrumenten om ter zake verantwoordelijkheid te dragen? Is het de bedoeling dat het PVV in medebewind handelt?

Helaas valt niet uit te sluiten dat de Europese quota onder druk komen te staan. Van belang blijft dat de quota op peil blijven of voor Nederlandse vissers slechts zeer beperkt worden bijgesteld. Weet men in Brussel dat Nederland de zaken goed op orde heeft? Zo neen, is het kabinet dan bereid dat besef te bevorderen en de vraag aan de orde te stellen of andere lidstaten ook zo zorgvuldig zijn? De Nederlandse vissers mogen niet de dupe worden van concurrentievervalsing. Beschikken de andere EU-staten over een toereikend controle-apparaat? In Europees verband wordt gesproken over meerjarige total allowable catches (TAC's) als instituut. Is dat acceptabel, ook uit controle-oogpunt? Is er in dit kader aanleiding voor een Nederlands tong- en platvisexperiment?

Na het tot stand komen van de Deltawerken heeft een aantal kwekers met succes geprobeerd te redden wat er te redden viel. Het eerder vastgestelde uitgiftebeleid voor oesterpercelen houdt in, dat die sterke bedrijven wellicht worden omgeruild voor 30 tot 40 kleine bedrijven. Dat doet geen recht aan de inspanningen van betrokkenen. Het is verheugend dat er signalen zijn dat het kabinet het uitgiftebeleid wil heroverwegen. De heer Vos stond een uitgiftebeleid voor, dat voorrang geeft aan de huidige 16 bedrijven, waarbij een rendabele exploitatie uitgangspunt vormt. Graag zag hij daartoe een plan uitgewerkt.

Recentelijk heeft het PVV gezegd, dat druk vanuit natuurbeschermingskringen kan leiden tot onnodige visserijbeperkende maatregelen uit voorzorgsoverwegingen. Spreker deelde de door anderen uitgesproken zorg voor een «Hoge Veluwe onder water». Een nieuw gebied voor onderzoek hoeft niet per se het meest visrijke terrein te zijn, zoals het Friese front. Is het kabinet bekend met de financieel desastreuze gevolgen die het sluiten van een groot gebied teweeg kan brengen voor de visserijsector? Is het bereid compensatie te bieden indien er toch visrijke gebieden worden gesloten?

Op lange termijn zullen de vissers profijt hebben van de scholbox. Gevreesd wordt dat meer kleine schepen tot 300 pk de scholbox zullen gaan gebruiken. Is het kabinet bereid daartegen maatregelen te nemen? Wordt gedacht aan quota voor het vissen in de scholbox en, zo ja, kan daarop dan controle worden uitgeoefend?

De heer Vos was bezorgd over de haringstand en achtte actie tegen de industrievisserij nodig. Immers, in het Skagerrak en het Kattegat wordt voor 100 000 ton aan jonge haring gevangen, wat een multipliereffect naar de Noordzee heeft van ongeveer 400 000 ton. Het bestand volwassen haringen kan daardoor beneden de kritieke grens van 800 000 ton komen. Dit is onderwerp van discussie geweest tussen de Europese Unie, Noorwegen, Denemarken en Zweden in het kader van de monitoring. Nederland heeft betoogd dat de bemonstering nader moet worden geregeld en moet worden toegespitst op het land waar het schip geregistreerd staat. Verder is voorgesteld de sprotvisserij aan banden te leggen, onder andere via de bijvangstregeling. Is het kabinet bereid initiatieven in dezen te ondersteunen?

Sinds begin dit jaar moeten vissersvaartuigen binnen 48 uur na lossing of verkoop de definitieve logboekopgave inleveren. Diepzeevistrawlers kunnen dat gewoon niet. Het ministerie heeft deze problematiek onderkend. Wordt er naar een praktische oplossing voor dit probleem gezocht? Het ligt in de lijn om voorlopig niet tot vervolging over te gaan.

Er is thans geen saneringsregeling, maar niet uitgesloten is dat individuele vissers bereid zijn te gaan saneren. Er moet rekening worden gehouden met neerwaartse druk vanuit het Europese Meerjaren oriëntatieprogramma (MOP). De heer Vos zou zich kunnen voorstellen dat er alsnog een saneringsvoorziening werd ontworpen met een afkoopregeling van gereserveerde pk's of van pk's bij de aanpassing van het motorvermogen.

Het wetsvoorstel ter vereenvoudiging van de Wet belasting- en premiefaciliteiten zeevarenden voorziet in een kostenaftrek van 35% op het loon van zeevarenden. Geldt die aftrek ook voor de vriestrawlers?

Maatschapsvissers in de kottersector kunnen zich tegen arbeidsongeschiktheid verzekeren bij het Sociaal fonds voor de maatschapsvisserij of de bedrijfsvereniging Habivi. Zij kiezen en bloc voor het fonds. De adviesaanvrage van februari 1994 aan de Sociale verzekeringsraad zou die keuzemogelijkheid op de tocht kunnen zetten. Is het kabinet bereid de keuzemogelijkheid voor de maatschapsvissers te handhaven? Is de zorglijke positie van de aalvissers in de Grevelingen bekend, evenals de brief van advocaat Den Hollander van 26 oktober 1994?

In de sector is het draagvlak om meer bij te dragen in onderzoekskosten beperkt. Wordt verwacht dat daar een beroep op zal moeten worden gedaan?

De Voordelta biedt goede vangstmogelijkheden voor de kokkelvisserij. Door de grote dynamiek in dit gebied zijn natuurwaarden beperkt, zodat er geen aanleiding is de vangstmogelijkheden te beperken. Onderschrijft het kabinet dit standpunt?

De heer Van Waning (D66) betuigde eveneens zijn deelneming aan de nabestaanden van de omgekomen vissers.

De Europese Commissie heeft een alarmerend rapport uitgebracht over de crisis in de visserij in Europees verband en doet in dat kader enkele door spreker genoemde voorstellen. Uit de berichten van de Nederlandse zeevisserij blijkt evenwel dat het daarmee redelijk goed gaat. Deze sector zorgt voor een overschot van 1 mld. op de handelsbalans en kent een arbeidsproduktiviteit die 50% hoger is dan gemiddeld in Nederland. Bovendien levert één arbeidsplaats op zee vier arbeidsplaatsen aan de wal op. Kan de door de Europese Commissie geschetste toestand worden vergeleken met de Nederlandse toestand?

Welk voorstel gaat Nederland op de Noordzeeconferentie indienen over de nutriete visserij, species en habitas?

Het dierwelzijn is een gevoelig punt. Terecht streeft de regering ernaar het lijden van bepaalde vissoorten zo gering mogelijk te doen zijn. In dit kader is het grote dilemma in hoeverre de sportvisserij moet worden gesteund. Immers, enerzijds beleven zo'n anderhalf miljoen mensen plezier aan het vissen en anderzijds is er (waarschijnlijk) sprake van lijden van de vissen. Hoever is het onderzoek gevorderd naar de vraag of vissen lijden of niet? De sportvissers doen pogingen om eventueel lijden te verminderen, onder meer door niet meer met levend aas te vissen. Sinds 1988 ontvangt de Nederlandse vereniging van sportvissersfederaties (NVVS) een professionaliseringsbijdrage in het kader van haar bijdrage aan het integraal waterbeheer. Waarom wordt het subsidie verminderd?

Het is verheugend dat het goed gaat met de Biesheuvel-groepen en dat de discipline in de sector zelf wordt geregeld. Zouden de Biesheuvel-groepen niet zelf controle kunnen uitoefenen op de maaswijdte? Zo niet, hoe wordt de noodzakelijke controle daarop dan uitgebreid?

Van de onderzoeksthema's van de Dienst landbouwkundig onderzoek heeft slechts 1% betrekking op de visserij. Is dat niet erg weinig? Hoe staat het in het algemeen met de aandacht voor de visserij in de sector onderzoek?

Het is goed dat er op basis van de destijds uitgebrachte structuurnota Zee- en kustvisserij evaluaties zullen worden uitgevoerd. In 1997 komt er een grote evaluatie van het kustvisserijbeleid. Is er al enig inzicht in de effectiviteit van de tot op heden genomen maatregelen, zoals gebiedssluiting, beheers- en visplannen en het vergunningenbeleid? Kan er ook iets worden vermeld over de monitoring in het kader van de beleidsnota Vissen naar evenwicht?

De heer Van Waning sloot zich aan bij de vragen over de optimalisatie van de mosselpercelen. Uiteraard was hij er tegen dat vissers van hun traditionele gronden worden verdreven, maar ook wilde hij mogelijkheden bieden aan hen die elders verdreven zijn.

Het is noodzakelijk om het nautisch onderwijs in Urk, in ieder geval voorlopig, te handhaven.

Verheugend is het, dat niet alarmerend wordt gedaan over de uitbreiding van de Europese Unie met met name Noorwegen, dat een 20 000 vissersschepen telt. In januari 1995 zou een tussentijdse aanpassing van de toegangsrechten tot de EU-wateren worden gerealiseerd voor Spanje en Portugal. De Europese Commissie heeft een voorstel gedaan voor de Atlantische Oceaan en de Ierse wateren en voor allen die daar mogen vissen. De regeling is teveel op de Spaanse vloot geënt, is ondoorzichtig en leidt tot bureaucratische rompslomp, terwijl het lange-termijneffect op de visrechten in alle wateren van de Unie niet te overzien, aldus het PVV. Deelt het kabinet die mening?

De heer Huys (PvdA) sloot zich aan bij de eerdere woorden van deelneming.

De Europese Commissie noemt de situatie van de Europese visserij zorglijk, met name vanwege lage prijzen, toenemende importen en dreigende overbevissing. Eind 1994 wil de Commissie met een pakket structurele oplossingen komen. Nederland gaat ervan uit dat de maatregelen zo marktconform mogelijk moeten zijn. Liggen er subsidie-aanvragen vanuit de sector in het kader van programma's ter versterking van de producentenorganisaties en ter verbetering van de kwaliteit en het onderzoek? Is het niet mogelijk met behulp van die Europese middelen het visserijonderwijs te versterken op het stuk van de viskwaliteit en het milieu?

Nederland deelt niet de mening van de Europese Commissie dat conform het MOP de capaciteit primair moet worden gereduceerd via fysieke sanering. Nederland zoekt een andere oplossing, zoals de zeedagenregeling. Geprobeerd wordt een groter draagvlak in de Europese Unie te creëren voor deze goed functionerende regeling in het kader van de stuurgroep-Biesheuvel. De Europese Commissie heeft in haar jaarlijkse verslag aan Raad en Parlement evenwel gesteld dat Nederland vrij ver van de doelstellingen verwijderd is. De Commissie stelt overigens ook dat nog geen enkele lidstaat overtuigende informatie heeft aangedragen voor herziening van het MOP. Waarom heeft Nederland slechts gedeeltelijk gegevens verstrekt over de uitvoering van het MOP? De heer Huys vreesde een conflictsituatie als de Europese Commissie de door Nederland gekozen oplossing niet ondersteunt.

Wat gebeurt er met de kleine groep vissers die niet deelnemen aan de zogenaamde Biesheuvel-groepsvorming? Welke ervaringen zijn er bij de controle opgedaan met beide partijen?

Richtinggevend voor het beleid is de structuurnota, waarin met name centraal staat de verweving van visserijactiviteiten en natuurwaarden. In hoeverre lukt het de sector beheersplannen te maken die ook door de vissers worden gedragen? Hoe is bijvoorbeeld het draagvlak voor het beheersplan kustvisserij? De in het kader van beheersplannen in te stellen ecoplots moeten ook worden geëvalueerd. Is niet terughoudendheid met nieuwe ecoplots geboden, zolang niet bekend is welke meerwaarde die hebben? Wat is bijvoorbeeld de meerwaarde van het garnalenecoplot in de Voordelta voor de natuurwaarden? Kan de Kamer worden geïnformeerd over het resultaat van het onderzoek naar de voor de schelpdieretende vogels in voedselarme jaren noodzakelijke voedselreservering (60% of 70% van de gemiddelde voedselbehoefte)? Is dit onderzoek met de sector geëvalueerd?

Op goede gronden wordt streng vastgehouden aan een terughoudend beleid met betrekking tot de verschillende vormen van visserij. Deelt de regering de mening dat de beroepssector daarbij voorrang dient te krijgen op de semi-professionele visserij of de amateurvisserij? Is er niet een zeer terughoudend beleid met betrekking tot de vergunningen nodig? Er zijn afspraken gemaakt over een redelijke scheiding tussen de NVVS-vissers en de beroepsvissers in de binnenwateren.

Hoewel de visserij zich beter houdt aan de quota, is het lang niet overal rooskleurig gesteld met de visstand. Welke invloed hebben de vismeelvisserij en de discards op de visstand? Is het voor een visser inderdaad aantrekkelijk en mogelijk om uit één trek de het meest opleverende maat en soort te halen en de rest van de vangst overboord te zetten? Zijn zulke discards niet een regelrechte aanslag op het ecosysteem? Moet er niet worden gedacht over een verplichte aanlanding van alle vermarktbare vis?

Is het voornemen om zeer omvangrijke gebieden in sterk beviste banen in de Noordzee te sluiten, niet een aanslag op de economie in het noorden van het land? De ervaringen met de scholbox zijn niet onverdeeld positief. Naar verluidt hebben met name Duitse amateurvissers met vergunning hun sloep vervangen door een 300 pk eurokotter om in de scholbox te kunnen vissen. Als dergelijke dingen gebeuren, ontvalt in de beroepsvisserij het draagvlak aan zulke op zich legitieme maatregelen. Alvorens men verdergaat met het gesloten-gebiedenbeleid, moet duidelijk zijn wat de voorwaarden voor succes zijn en door welke maatregelen het succes teniet wordt gedaan.

Het is verheugend dat blijkens het Jaarverslag kwaliteit agrarische produkten de residukwaliteit van de vis op praktisch alle punten is verbeterd. Niet opgenomen is in het jaarverslag of het produkt toxafeen tot problemen leidt, terwijl met name in de Verenigde Staten veel te hoge waarden toxafeen worden gemeten. Is het niet nodig om daar een norm voor te stellen, bijvoorbeeld de Canadese? Zou het kabinet zich daar in Europees verband sterk voor willen maken? Er dreigt ook een probleem met TBT, het zeer giftige anti-aangroeimiddel dat in sommige havens in hoge concentraties wordt aangetroffen. Verondersteld wordt dat dit middel niet in vissen wordt aangetroffen, omdat die erdoor worden gedood. Is het niet gewenst dit middel zo spoedig mogelijk te verbieden voor alle boten?

De visteelt ontwikkelt zich langzaam maar zeker en heeft ongetwijfeld vele mogelijkheden, aldus de heer Huys. Het gaat om een goed produkt dat de natuur niet belast en dat gegeven de overbevissing perspectiefrijk is. De (onvoldoende) veterinaire begeleiding van bedrijven vormt de bottleneck in de visteelt. Op de faculteit diergeneeskunde in Utrecht wordt geen aandacht meer besteed aan de visteelt, terwijl degenen die in Wageningen in die vakgroep afstuderen niet bevoegd zijn tot veterinair ingrijpen. Voor dit probleem moet spoedig een oplossing worden gevonden, omdat de aquacultuur een belangrijke bijdrage zal kunnen leveren aan de voedselvoorziening.

Wat de nieuwe mosselpercelen betreft, sloot spreker zich aan bij de eerder gestelde vragen.

De heer Huys wees tot slot op het belang voor de recreatie van de hengelsport en op de grote waarde van het werk van vele vrijwilligers betreffende het visstandbeheer, de controle van de waterkwaliteit en de ontwikkeling van natuurwaarden. Inderdaad moet zo spoedig mogelijk worden gezocht naar alternatieven voor levend aas. Er moet ook worden gezocht naar een oplossing om te voorkomen dat «vrije hengelaars» gratis blijven profiteren van het vele werk dat wordt verricht door de georganiseerde hengelsporters.

Ook de heer Smits (CDA) sloot zich aan bij de woorden van deelneming.

Aangezien het visserijbeleid in toenemende mate in Brussel wordt bepaald, vroeg hij of de minister van plan is actief te participeren in de Europese Visserijraad. Wat is het waarheidsgehalte van de geruchten als zouden de quota voor volgend jaar aanmerkelijk kleiner zijn dan die voor 1994? Ook de heer Smits vroeg aandacht voor de consequenties van de versnelde integratie van Spanje en Portugal voor de bevissing van de EU-wateren en voor de consequenties van de komende toetreding van Noorwegen. De Noorse toetreding mag niet leiden tot verslechtering van de positie van de Nederlandse visserij.

Hij sloot zich aan bij de opmerkingen over de Biesheuvel-aanpak. Het is verheugend dat het aantal deelnemers aan de groepen toeneemt, maar de controle door de AID kon nog niet achterwege blijven. Hoe is de sfeer thans in Vlissingen na de affaire aldaar? Is er sprake van een evenwichtig over het land verdeelde controle?

Uitgangspunt bij het aantal zeedagen dient te zijn dat de groepen over voldoende zeedagen moeten kunnen blijven beschikken voor het benutten van de contingenten. Is de regering bereid groepen in 1995 voldoende extra zeedagen te geven?

Kamerbreed is het afgelopen parlementaire jaar een motie-Vreugdenhil c.s. aanvaard om het visquotum bij doorschuiving van vader naar zoon of bij vererving in fiscaal opzicht op gelijke wijze te behandelen als het melkquotum. Hoever is de uitwerking van die motie gevorderd? Wat is de stand van zaken bij de introductie van de torsiemeter, ook in Europees verband?

De heer Smits sloot zich aan bij de opmerkingen van de heer Vos over de scholbox en de oesterproblematiek en bij de opmerkingen van de heren Van den Berg en Van Waning over de positie van het produktschap.

Zijns inziens moet inzake de garnalenvisserij en de optimalisatie van de mosselpercelen worden vastgehouden aan wat in eerdere nota's is vastgelegd. Het PVV heeft initiatieven ontwikkeld om de problemen op te lossen. De mosselsector is bereid een fors bedrag beschikbaar te stellen voor een saneringsregeling voor de garnalenvissers. Opereren de vissers die zich daarvoor hebben aangemeld binnen het in de nota's genoemde gebied van 550 ha? In ieder geval zou er bij sanering van die vissers sprake zijn van substantiële vermindering van de druk op dat gebied. Verwacht mag worden dat de sector met enige steun van de minister en zijn ambtenaren de problemen zal weten op te lossen. Om de problematiek in de garnalensector adequaat aan te pakken, is in de structuurnota gesteld dat ter ondersteuning van de garnalensector in de kustwateren onderzoek zou worden geïnitieerd naar de mogelijkheden tot structuurverbeteringen die de afzet en marktpositie van de garnalenvissers kunnen versterken. Wat is daar tot op heden aan gedaan? In hoeverre is bijvoorbeeld voor die studie gebruik gemaakt van subsidiemogelijkheden op EU-niveau (PESCA-gelden)?

De heer Smits vroeg aandacht voor de moeilijke situatie van de IJsselmeervissers. De tussen regering en Kamer overeengekomen opbrengstverhoging van de vergunninguitgifte lijkt voor hen te zwaar. Omdat zij met zulke grote aantallen in dit gebied foerageren, vormen aalscholvers een substantieel probleem voor de toch al marginaal opererende IJsselmeervissers. Dit probleem verdient de aandacht van de regering.

Er wordt ten departemente een notitie voorbereid over het visstandbeheer binnenwateren. Kan worden aangegeven hoe daarin wordt omgegaan met het begrip «belanghebbenden»? Het gaat daarbij om de visrechthebbenden en houders van de door de visrechthebbende verleende vergunningen. Wordt de notitie na voltooiing aan de Kamer voorgelegd?

Het verdient waardering dat de NVVS in de voorlichting aan haar leden alternatieven voor het gebruik van levend aas opvoert, aldus besloot de heer Smits zijn betoog.

Antwoord van de regering

De minister onderschreef de woorden van deelneming en zei de nabestaanden van de omgekomen vissers reeds zijn medeleven te hebben betuigd. Rampen als deze maken weer duidelijk dat de zee haar tol eist.

De komende periode is belangrijk voor het visserijbeleid. In de eerste plaats zal in 1995 de evaluatie van de proef met de Biesheuvel-groepen uitsluitsel geven over de vraag of de gekozen zelfbeheermethodiek werkt en of de «stok van Mok» achterwege kan blijven. In de tweede plaats moet het interimbeleid bij de verdeling van mossel- en oesterpercelen worden afgerond. In de derde plaats staat Nederland nog het nodige te wachten op internationaal gebied. De minister zal uiteraard zijn rol spelen in de Visserijraad. De vier nieuwe leden van de EU zullen ook in de visserijsector het nodige teweeg brengen, terwijl Spanje en Portugal in verband daarmee versneld moeten integreren in het gemeenschappelijke visserijbeleid. Bovendien mag worden verwacht dat de Europese Commissie komt met een nieuw en flexibeler TAC's/quota-systeem.

De minister waardeerde de positieve insteek van de Kamer inzake de Biesheuvel-groepen. De deelneming aan die groepen was in 1994 96%. Het functioneren van de groepen wordt, zoals bekend, tussentijds geëvalueerd. Begin volgend jaar zal dit evaluatierapport aan de Kamer worden toegezonden. Een groot deel van het tongquotum is op dit moment gebruikt. Om te zorgen dat zij binnen hun groepscontingent blijven, hebben de groepen daarom maatregelen genomen, zoals beperking van de aan te voeren hoeveelheden per week en een verbod om uit te varen als het eigen contingent is bereikt en geen extra vis is bijgehuurd. De Biesheuvel-aanpak blijkt dan ook in de praktijk te werken.

In het kader van deze aanpak zag spreker het PVV vooral als vertegenwoordiger van de visserijsector. Het PVV speelt een stimulerende en coördinerende rol. Op natuurlijke wijze zal een oplossing moeten worden gevonden voor de problemen. Het overhevelen van taken in medebewind lost dit soort problemen niet op. Uiteraard was de minister bereid het PVV waar nodig te steunen. Wanneer er sprake is van overtreding van publiekrechtelijke bepalingen, treedt de AID op en is het sanctieregime van het ministerie van kracht. Op overtreding van privaatrechtelijke afspraken is het sanctiesysteem van de groep zelf van toepassing. Het produktschap heeft de mogelijkheid, de minister om uitsluiting van een deelnemer te vragen, indien deze zich niet aan een richtlijn houdt.

Bij een gelijk deelnemerspercentage zal het aantal zeedagen dat aan de groepen wordt toegekend in 1995 worden gehandhaafd op het niveau van 1994.

De AID maakt bij controle geen onderscheid tussen deelnemers en niet-deelnemers aan Biesheuvel-groepen. De controle richt zich in de havens op de juistheid van de opgave van alle aanlandingen. Overtredingen van de veilplicht van groepsdeelnemers worden door de AID gesignaleerd en aan het produktschap gemeld. In Vlissingen is sprake van een afwachtende houding van alle partijen inzake het strafrechtelijk onderzoek. Recentelijk zijn alle processen-verbaal naar het openbaar ministerie gezonden. Het controlebeleid van de AID is in principe in alle havens gelijk. Waar sprake is van nalevingsproblemen, kan de controledruk van de AID versterkt worden.

Jaarlijks brengt de Commissie een rapport uit waarin per lidstaat wordt vermeld wat de controle-inzet is. De Commissie stelt dit rapport op, uitgaande van haar taak een gelijk niveau van naleving en controle te garanderen in alle lidstaten. Gelet op de zeer uiteenlopende situaties in de verschillende landen is het praktisch niet mogelijk een vergelijking te maken van de inzet van de controlemiddelen en de wijze waarop de controle plaatsvindt. Er moet dan ook worden volstaan met wat de Commissie meldt in haar rapport. Het jongste rapport is de Kamer overigens toegezonden.

Met een aantal bedrijven wordt overlegd over het vervaardigen van een prototype van de torsiemeter. De prototypes zullen met name worden getest op fraudebestendigheid. De te ontwikkelen apparatuur zal uiteraard uiteindelijk moeten voldoen aan normen van de Europese Unie. Het is een technisch zeer ingewikkeld project, dat de nodige tijd vergt. Naar verwachting zal de testfase medio volgend jaar ingaan.

De toetreding van Noorwegen tot de EU zal voor Nederland op visserijgebied tot weinig veranderingen leiden, omdat Noorwegen evenals de andere lidstaten quota voor de Europese wateren toebedeeld zal krijgen, gebaseerd op de quota van de afgelopen periode.

De komende weken wordt gesproken over de integratie van Spanje en Portugal in het gemeenschappelijke visserijbeleid. Bij hun toetreding tot de EG in 1986 hebben deze landen in de Europese wateren, de wateren ten westen van Ierland en het Verenigd Koninkrijk, een ander regime opgelegd gekregen. Daarbij werd – op een tweetal lijsten opgenomen – schepen toestemming gegeven in deze wateren te vissen. Met het oog op de nieuwe toetreders dienen alle lidstaten gelijk te worden behandeld. Dat houdt in, dat in Brussel wordt besproken hoe de wateren in het gebied ten westen van Ierland en het Verenigd Koninkrijk moeten worden beheerd. De Ieren en Engelsen zijn zeer bezorgd over de toeneming van de activiteiten van Spaanse vissers in hun gebied. De Engelse regering is geïnteresseerd in de Nederlandse positie, maar deze niet eenvoudige discussie is voor Nederland van minder belang. In de vorige Visserijraad heeft de Commissie tot 's ministers genoegen voorgesteld om in dit gebied te gaan werken met een soort van zeedagensysteem. Omdat vele lidstaten hiermee niet gelukkig waren, wordt er gezocht naar een compromis, uitgaande van regulering van het aantal vaartuigen in dat gebied. In wezen gaat in dat gebied dan voor alle lidstaten gelden wat nu voor Spanje en Portugal geldt. Gevreesd moet worden dat dit systeem zal leiden tot administratieve rompslomp ten aanzien van controle en handhaafbaarheid en tot inflexibiliteit. De minister bleef dan ook voorkeur houden voor het oorspronkelijke commissievoorstel en deelde de door de Kamer geuite zorg op dit punt, dat nog de nodige discussie zal vergen in de komende visserijraden. Nederland kan overigens het eigen zeedagenbeleid voortzetten.

Frankrijk kampt met problemen, verband houdend met de aard en de structuur van de vloot en met de afzetkanalen. Er zijn problemen met de prijs van kabeljauw. In de voor Nederland veel belangrijker platvissector zijn er veel minder problemen.

Op aandringen van Nederland is in het nieuwe gemeenschappelijke visserijbeleid de mogelijkheid opgenomen visbestanden te beheren door middel van meerjaren-TAC's en meersoorten-TAC's, wat van groot belang is voor de flexibiliteit van het vissen. Er wordt in Brussel gesproken over beheersdoelstellingen voor de visbestanden over een periode van vijf jaar. Er wordt daarbij gedacht aan meerjarenquota en -TAC's. Op deze manier zullen de problemen met onder meer de discards kunnen verminderen. De minister zei positief te staan tegenover een experiment in de tong- en scholvisserij met een meerjaren- of meersoorten-TAC. Hij had in Brussel aandacht voor die mogelijkheid gevraagd.

Verplichte aanlanding van alle gevangen vis zou een andere benadering vergen dan tot op heden door de Europese Unie is gehanteerd. De Noren kennen dit systeem wel. Mochten de Noren zich positief uitspreken in het referendum over toetreding tot de EU, dan zou de minister wel contact op willen nemen met zijn Noorse collega om te vragen hoe dat systeem daar werkt. Echter, dit zal niet alleen in nationaal verband kunnen worden uitgevoerd, maar zal in Unieverband moeten worden bekeken.

In de Visserijraad van december zal aan de orde komen het vraagstuk van de vangstadviezen voor 1995. Recente wetenschappelijke informatie over de biologische situatie van voor Nederland belangrijke visbestanden leert, dat het met de haring veel beter gaat dan aanvankelijk werd vermoed. Daarom mag worden gehoopt dat de hoeveelheid haring die in 1995 zal mogen worden gevangen niet veel lager zal zijn dan de voor 1994 toegestane hoeveelheid. Het gaat goed met het tongbestand, maar de omvang van het scholbestand is de afgelopen jaren overschat, wat betekent dat een reductie van de te vangen hoeveelheid schol in het komende jaar onvermijdelijk zal zijn. Hoe met de nieuwe situatie moet worden omgegaan bij gemengde tong- en scholvisserij moet nog worden bepaald. De conditie van het kabeljauwbestand is al jaren niet goed. Het bestand bevindt zich onder het biologisch minimum. Er komen overigens wel een aantal jaarklassen van redelijke omvang. Dan zal zich de vreemde situatie voordoen dat de visserijdruk de komende jaren met ongeveer 30% vermindert, terwijl de TAC wordt verhoogd. Conform het in Nederland ingezette beleid ten aanzien van het beheer van visbestanden zal de minister in Brussel pleiten voor een verantwoord beheer van dit bestand, opdat het over een aantal jaren weer boven het biologisch minimum komt. Dat betekent dat er voorlopig minder op kabeljauw zal moeten worden gevist.

Desgevraagd verklaarde de minister bereid te zijn, in Europees verband in het kader van de haringvangst aandacht te vragen voor de industiële visserij t.b.v. de vismeelindustrie, bij welke visserij veel jonge haring wordt meegevangen. Hij was ook bereid er met zijn Deense collega over te overleggen.

In gesprekken die de afgelopen tijd zijn gevoerd met reders van vriestrawlers is toegezegd, dat het probleem van de 48-uurstermijn zal worden aangekaart bij de Europese Commissie in een poging voor deze trawlers een uitzondering daarop te bereiken. Verder is afgesproken om voorlopig wat de hoeveelheden betreft te gaan werken met forfaitaire hoeveelheden per pak. De ervaringen daarmee opgedaan, zullen het komend halfjaar worden geëvalueerd.

Nederland heeft zich altijd verzet tegen de saneringsdoelstelling van het MOP dat door de Commissie in 1992 voor Nederland is vastgesteld. Nederland is van mening dat capaciteitsreductie via sanering van de vloot niet het enige instrument moet zijn om de vangstcapaciteit af te stemmen op de vangstmogelijkheden. Nederland heeft in dat kader de zeedagenregeling ontwikkeld. De Commissie heeft indertijd de mogelijkheid geboden om maximaal 45% van de saneringsdoelstelling langs een andere weg te realiseren. Nederland kan evenwel op die manier niet aan de doelstelling voldoen. Nadat de Commissie had verklaard dat de lidstaten in staat moeten zijn om hun eigen quota te benutten, heeft Nederland zich van stemming onthouden toen de Visserijraad in 1993 de MOP's moest bekrachtigen. Nederland zal zich in de verdere discussies met de Commissie blijven verzetten tegen de uitgangspunten van de Commissie, neergelegd in het MOP. Er is een discussie gaande over de tussentijdse realisering van de MOP's van alle lidstaten. Over de bereikte resultaten zal eind dit jaar verslag worden uitgebracht aan de Raad. De minister had de indruk dat er in Brussel een zeker begrip begint te ontstaan voor de positie van Nederland. Nederland tracht via diverse lobby's verder begrip te kweken. Er is overleg met de Commissie gaande over de Nederlandse maatregelen. De minister sprak voorzichtig de hoop uit dat de Nederlandse bevindingen zullen worden opgenomen in de door de Commissie uit te voeren evaluatie en analyse van de MOP's. Hij had de indruk dat uitgangspunt van de Europese Commissie is dat een land de quota die het heeft, moet kunnen benutten en dat het daarvoor de eigen methodiek en regeling mag hanteren. Desgevraagd verklaarde hij dat het ministerie zich, naast alle lobby-inspanningen om begrip te kweken voor het Nederlandse standpunt, wel degelijk ook bezint op wat er moet gebeuren als dat niet lukt. Het heeft evenwel nog geen berekening gemaakt van het aantal dan eventueel te saneren schepen. Het zou de Nederlandse positie in de discussie met de Commissie niet versterken, wanneer nu precies zou worden gezegd, wat er zou moeten gebeuren als het Nederlandse beleid wordt afgewezen. Waarschijnlijk zal er eind 1995 zicht komen op de zienswijze van de Commissie.

De minister had er alle vertrouwen in dat de evaluatie van de beleidsmaatregelen in de sector kustvisserij in 1997 gegevens zal opleveren die tot nadere besluitvorming zullen kunnen leiden. Het is verheugend dat de sector zelf in dezen actief is.

Wat de mosselvisserij betreft, zijn alle betrokkenen gebaat bij vrijwillige instemming met het visplan door alle 88 rechthebbenden. De minister zal in de komende tijd samen met de niet-ondertekenaars en de ondertekenaars van het visplan proberen een 100% vrijwilligheid te bereiken wat de deelneming aan het visplan betreft. Voor de ondertekenaars wordt een faciliterend regime gehanteerd: zoekvergunningen, ruimere openstelling wat tijd en plaats betreft en de mogelijkheid tot navissen. Niet-ondertekenaars komen, indien toelaatbaar voor het mosselzaadbestand, uitsluitend in aanmerking voor een vergunning die beperkt is in tijd en plaats. Het regime voor de niet-ondertekenaars zal voor de mosselzaadvisserij in het voorjaar nader worden uitgewerkt.

De minister had de indruk dat de zevende trilaterale Waddenzeeconferentie geen consequenties zal hebben voor het visserijbeleid voor de Waddenzee. Een bijstelling van het Nederlandse beleid kan pas plaatsvinden nadat de evaluatie het huidige beleid is uitgevoerd. Vrijdag aanstaande zal de instructie voor deze conferentie in het kabinet worden behandeld.

Omdat men veronderstelde dat schelpdieretende vogels in jaren van schaarste gebruik kunnen maken van andere voedselbronnen, zodat de visserij op kokkels en mossels in die jaren minder zou behoeven te worden beperkt dan in de beleidsnota Vissen naar evenwicht was neergelegd, is er een onderzoek ingesteld naar de in die jaren gewenste verdeelsleutel. De resultaten van dat onderzoek zijn voor meerdere uitleg vatbaar. De minister heeft het IBN en het RIKZ opgedragen om in de komende jaren een gezamenlijk onderzoek te verrichten en het effect van de maatregelen ten aanzien van de schelpdiervisserij te evalueren. De Kamer zal zo spoedig mogelijk schriftelijk worden geïnformeerd over de te kiezen grens (60% dan wel 70%) in de tussenliggende periode.

Sinds de opstelling van het oorspronkelijke plan voor de Voordelta heeft de sector voldoende ruimte gekregen om onderzoek mogelijk te maken en toch nog een gedeeltelijke besomming te halen. Als het ecoplot voor garnalen wordt ingesteld zullen de resultaten van deze proef te zijner tijd aan de Kamer worden overgelegd. Of nieuwe ecoplots worden ingesteld, is mede afhankelijk van die resultaten.

Het is te vroeg om de effecten van het ingezette kustvisserijbeleid te kunnen overzien, maar wel is duidelijk dat men bereid is de gemaakte afspraken na te komen.

Uitgangspunt bij financiering van onderzoek dient te zijn dat daar waar overheid en bedrijfsleven gezamenlijk belang hebben bij het aanleveren van gegevens, gezamenlijke financiering in de rede ligt. Er zijn geen aanwijzingen dat het bedrijfsleven niet bereid is tot enige vorm van medefinanciering.

De gevolgen van de Deltawerken zijn bekend. Het wordt dan ook tijd om het interimbeleid af te ronden. Ten aanzien van de gewenste verdeling van de oesterpercelen spelen verschillende overwegingen een rol. Enerzijds is destijds voor de oestersector volledige compensatie van de Deltaschade verschaft. Anderzijds is er sinds het ontstaan van die schade een economisch gezonde oestercultuur tot stand gekomen doordat oesterkwekers op eigen risico weer bedrijven hebben opgebouwd. Voorts is het van belang dat nieuwe toetreders een kans krijgen. De minister was voornemens om de uitgifte van de bekende 40 ha voor de huidige kwekers te handhaven, omdat het geen zin heeft bedrijven percelen toe te wijzen waarmee volledige bedrijfsuitoefening niet mogelijk is. In afwijking van het beleid van zijn ambtsvoorganger wilde hij iets extra's doen voor bedrijven die nu meer ha's in huur hebben, omdat het hem niet redelijk leek in het geheel geen rekening te houden met de omvang die bedrijven de afgelopen jaren hebben bereikt. Het restant moet voor vrije inschrijving beschikbaar blijven. Binnen niet al te lange tijd zal de Kamer de uitwerking van een en ander op schrift ontvangen. Daarbij zal ook worden ingegaan op de gevolgen van bonamia ostreae. Reagerend op een interruptie veronderstelde de minister een nauwe samenhang tussen de investeringen en de omvang van de bedrijven. Hij had de indruk dat de Kamer instemt met de door hem voorgestane richting van het beleid.

De aalvissers in met name de Grevelingen verkeren al jarenlang in een moeilijke positie. De betrokkenen waren oorspronkelijk actief in de mosselkweek en hebben er destijds voor gekozen hun activiteiten in een andere sector voort te zetten. Zij zijn ook schadeloos gesteld voor de Deltaschade. De minister meende dat op hun keuze niet terug kan worden gekomen. Daar komt nog bij dat het areaal goede kweekgrond voor de mosselcultuur al te beperkt is om de bestaande mosselkweekbedrijven volledig te compenseren. Om de bedrijven van de aalvissers weer levensvatbaar te maken, heeft sprekers ambtsvoorganger de toewijzing van oesterpercelen toegezegd. De bedrijven zullen elk 20 ha aan oesterpercelen toegewezen krijgen. Die toewijzing is al verwerkt in de zojuist geschetste gedachtengang inzake de perceelstoewijzing.

De rijksoverheid heeft tot de afronding van het interimbeleid een inspanningsverplichting om de schade die door natuurlijke oorzaken aan de mosselpercelen is ontstaan, zo goed mogelijk te compenseren. In 1985 is afgesproken het interimbeleid af te ronden met de Finale Ronde en dan te bezien of de gegeven compensatie adequaat is. De afgelopen periode is met behulp van een accountantsbureau de schade geïnventariseerd. De adviescommissie Mosselpercelen en een deskundigencommissie is advies gevraagd over de ingediende bezwaren tegen de schadeberekening, respectievelijk vaststelling van de theoretische produktiewaarde van de percelen. De Finale Ronde is op schema. Naar verwachting zal voor het einde van dit jaar de schade definitief kunnen worden vastgesteld. Men is daarbij grondig te werk gegaan. Er vindt overleg plaats met het ministerie van Verkeer en Waterstaat over de afwikkeling van de resterende Deltaschadeclaims.

Dan komt de vraag aan de orde welke compensatiemogelijkheden er zijn. De ruimte in de Oosterschelde is beperkt. Na een uitvoerige discussie heeft het kabinet destijds besloten om geen percelen in de oostelijke Waddenzee ter beschikking te stellen vanwege de kwetsbaarheid van de natuurwaarden aldaar. De Kamer heeft dat besluit onderschreven en heeft tevens gevraagd om in de westelijke Waddenzee ten minste 200 ha aan stabiele percelen aan te leggen. Een inventarisatie heeft uitgewezen dat er technisch gesproken aldaar ruimte is voor 550 ha. Gelet op de gestage achteruitgang van de percelen, met name in de Waddenzee zelf, en op de beperkte ruimte in de Oosterschelde was er de minister veel aan gelegen om de ruimte in de westelijke Waddenzee optimaal te benutten. Een groep garnalenvissers heeft verzocht die percelen niet aan te leggen, omdat ze deels komen te liggen op traditionele visgronden. Het produktschap heeft geadviseerd om, gelet op de verschillende belangen, wel over te gaan tot aanleg en uitgifte van die 550 ha. Het produktschap heeft recentelijk financiële ruimte gezien om een beperkt aantal garnalenvissers uit te kopen. De exacte stand van zaken was de minister niet bekend. De garnalenvisserij in de Waddenzee is in grote lijnen vrij. Er zijn geen gronden toegewezen aan bepaalde groepen. Volgens een rapport van het RIVO zal de garnalenproduktie niet teruglopen als gevolg van de aanleg van de percelen. Het gaat in zekere in om verplaatsing van de garnalenvisserij en niet om een vermindering in de strikte zin van het woord. Uiteraard wegen de traditionele belangen van de garnalenvissers zwaar. De minister zegde toe zich te zullen inspannen voor een goede en rechtvaardige oplossing in dezen. Hij was niet voor niets naar Wieringen gegaan om zich op de hoogte te stellen van de stand van zaken en de gevoelens aldaar. De oplossing hangt mede af van de mogelijkheden van financiële compensatie en van het aantal garnalenvissers dat daarvan gebruik wil maken.

In PESCA-kader zal moeten worden bezien in hoeverre een fundamentele discussie over de positie van de garnalensector mogelijk is en structurele maatregelen zijn te financieren.

Ook wat de IJsselmeervisserij betreft, die al een aantal jaren in problemen verkeert, is de weg in geslagen van het leggen van verantwoordelijkheden bij het bedrijfsleven. Het is een goede zaak dat het onderlinge gesprek in het bedrijfsleven en het gesprek tussen het bedrijfsleven en het ministerie op gang zijn gekomen. Het ministerie wacht het rapport van de stuurgroep IJsselmeervisserij met belangstelling af. De sector heeft, gesteund door het produktschap, bezwaar aangetekend tegen de voorgenomen verhoging van de vergunningprijs. De komende periode zal deze kwestie in ogenschouw moeten worden genomen, evenals het ingewikkelde vraagstuk van de visconsumptie van de aalscholver. Er is een verschil in aanpak en afweging als het gaat om de wateren met een natuurdoelstelling, zoals in de Overijsselse Wieden, en de wateren met een produktiedoelstelling, zoals in het IJsselmeer. De technische problemen zijn groot en vanwege de mobiliteit van de aalscholver is overleg over dit probleem met de buurlanden noodzakelijk. Een werkgroep houdt zich met deze kwestie bezig. Daarover zal met de Kamer nader moeten worden overlegd.

De visserij is afhankelijk van wat de natuur biedt. Dat betekent dat ook de visserij baat heeft bij een ecosysteem dat in evenwicht is en waarbij verstoringen tot een minimum beperkt blijven. Om die reden is inderdaad een zekere beperking opgelegd aan de schelpdiervisserij. Het plan van aanpak functioneert en de eigen verantwoordelijkheid van de bedrijfstak krijgt gestalte. Ook ten aanzien van de Noordzeevisserij is de verhouding natuur/visserij onderwerp van discussie. De Europese Commissie is van plan de scholbox per 1 januari 1995 het gehele jaar te sluiten voor schepen met een motorvermogen van meer dan 300 pk. De Commissie is voornemens de discussie aan te gaan over beperkende maatregelen voor kleinere kotters. Nederland zal uiteraard op constructieve wijze deelnemen aan deze politieke discussie, oog hebbend voor het belang (ook voor de visserij) van evenwicht in het ecologisch systeem in de Noordzee. De minister stelde in reactie op een interruptie dat het soms van belang is om de eigen onderhandelingspositie bij een aantal onderwerpen scherp in het zicht te houden.

De bedoeling van het sluiten van een of meer gebieden in de Noordzee is om wetenschappelijke informatie te vergaren over het nut van dergelijke gebieden voor het natuurbehoud. Het ICES-rapport, opgesteld op verzoek van de Europese Commissie, is onlangs aan de Commissie uitgebracht. Naar verwachting zal de Commissie daarop binnenkort een reactie geven bij de ambtelijke voorbereidingen van de Noordzeeconferentie die in de loop van 1995 zal worden gehouden. Voor het eind van het jaar zal het ICES-rapport samen met de reactie van de Commissie op ambtelijk niveau worden besproken met het bedrijfsleven. De minister zei ervan uit te gaan, dat er een evenwichtige afweging moet worden gemaakt tussen het nut van een dergelijke sluiting en de (sociaal-economische) gevolgen ervan voor de Nederlandse visserij. Het rapport van het Landbouw economisch instituut is in wezen gedateerd, want het was onderdeel van een studie naar sluiting van een gebied in het Nederlandse deel van de Noordzee. Het Nederlandse initiatief is ingebracht in activiteiten van de Europese Commissie en de Noordzeeministers inzake de gebieds- en onderzoeksprogrammakeuze.

De vraag is of maatschapsvissers wel of niet onder een werknemersverzekering moeten vallen. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is van mening dat er sprake is van een werknemersstatus. Het kabinet zal op basis van het advies van de Sociale verzekeringsraad een standpunt moeten innemen.

De belasting- en premiefaciliteiten voor de zeevaart verlagen de loonkosten in de zeevaart en zijn bedoeld voor zeevarenden die in dienstbetrekking werkzaam zijn bij een rederij die het zeevaartbedrijf in Nederland hoofdzakelijk uitoefent met een of meer zeeschepen onder Nederlandse vlag. De ratio van de regeling is, bij te dragen aan het verbeteren van de concurrentiepositie van de Nederlandse koopvaardij en dus aan het behoud van een Nederlandse vloot en de werkgelegenheid in Nederland. De minister wilde met de staatssecretaris van Financiën spreken over de vraag of de regeling ook moet gelden voor de vriestrawlers.

Over de uitvoering van de motie-Vreugdenhil c.s. is overleg gaande met het ministerie van Financiën. Het daarin geschetste probleem zal moeten worden bezien in relatie met andere problemen bij bedrijfsopvolging. De minister zei hierover zelf contact te zullen opnemen met zijn collega van Financiën.

Het voorbereidend beroepsonderwijs moet een brede oriëntatie geven en is tevens bedoeld als basis voor het middelbaar beroepsonderwijs. Indien in het VBO een voorschot wordt genomen op de erop volgende technische visserijopleiding zou dat een belemmering kunnen zijn voor de instroom in het MBO vanuit andere opleidingen. In opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft de commissie-Van Veen een rapport uitgebracht waarin dit probleem ook wordt gesignaleerd. De minister zegde toe met zijn collega van OCW te zullen spreken over de mogelijkheid van handhaving van het nautisch VBO op Urk. De afnemende instroom in het visserijonderwijs heeft ten dele te maken met de aantrekkingskracht van de sector op andere schoolverlaters dan die welke afkomstig zijn uit traditionele vissersgemeenschappen. Dat probleem kan het onderwijs niet oplossen.

Er is onderzoek gaande naar toxafeen. Dat zal moeten leiden tot een Europese norm.

De vraag over de aquacultuur zal schriftelijk worden beantwoord.

De minister had de indruk dat de sportvissersorganisaties op dit moment de nodige stappen zetten inzake het vissen met levend aas. Hij ondersteunde deze activiteiten.

De verantwoordelijkheid voor het visstandbeheer ligt bij de rechthebbenden die in vrijwilligheid samenwerken. De nota Visstandbeheer zal om advies worden voorgelegd aan de Raad voor de binnenvisserij en de Natuurbeschermingsraad.

De hengelsportvisserij beschikt niet alleen over het bekende subsidie, maar ook over gelden vanwege de visakten. Dat is mede van belang voor de financiering van het belangrijke werk voor de verbetering van de binnenvisserij. Aangezien het ministerie in 1998 een forse bezuinigingsinspanning moet realiseren, wilde de minister geen enkel subsidie uitsluiten van heroverweging bij de begrotingen voor 1996 t/m 1998, dus ook het subsidie aan de NVVS niet. Er is een totaaloverzicht gemaakt van alle subsidies die het ministerie verstrekt. Dat wordt nu geëvalueerd en daarna zal er een scherpe prioriteitenstelling moeten worden gemaakt.

Sinds jaren heeft de sportvisserij in de binnenwateren, het IJsselmeer uitgezonderd, prioriteit bij de verdeling van de visrechten tussen sportvisserij en beroepsvisserij. Dit houdt verband met de grote recreatieve functie van de sportvisserij.

Nadere gedachtenwisseling

De heer Van den Berg was erkentelijk voor 's ministers inzet op een aantal punten, zoals de problematiek van de Zeeuwse mosselvissers in relatie tot de rechten van de garnalenvissers in het westelijk Waddengebied. Het is te hopen dat er op vrij korte termijn duidelijkheid komt.

Er zal nagegaan moeten worden waarom een aantal mosselkwekerijen tot nu toe niet wil meewerken. Er zal een redelijk perspectief moeten worden geboden om de vrijwillige oplossing te bereiken.

Uit de opmerkingen over de rol van het produktschap leidde de heer Van den Berg af, dat bij de vrijwillige afspraken beslissingen van het produktschap in de private sfeer liggen en dus niet vatbaar zijn voor beroep bij het College van beroep voor het bedrijfsleven.

Hij zei geen reactie te hebben gehoord op zijn verzoek om aan te dringen op periodieke microbiologische controles door andere staten.

Hij veronderstelde dat de Kamer in het kader van de voorbereiding van de Noordzeeconferentie de gelegenheid krijgt om van gedachten te wisselen over de komende Nederlandse inzet inzake voorstellen tot sluiting van delen van de Noordzee. Er staan grote belangen op het spel en er dreigen grote risico's.

Tot slot was de heer Van den Berg erkentelijk voor de opmerking dat de visserijfunctie niet zal worden veranderd door de komende Waddenzeeconferentie en dat daarover pas kan worden gesproken bij de evaluatie van het beleid op dat punt.

De heer Vos constateerde dat de minister blijk heeft gegeven van een goed invoelingsvermogen wat de problemen betreft, dat hij een zorgvuldig evenwicht zoekt tussen de aan de orde zijnde belangen en het nemen van initiatieven niet schuwt.

De heer Vos vond het belangrijk te weten, dat de minister niet zonder slag of stoot zal instemmen met sluiting van enige kwadranten in de Noordzee.

Is de minister ontvankelijk voor signalen uit de praktijk over mogelijke misstanden in andere landen? Zo ja, kunnen die dan in Europees verband aan de orde worden gesteld? Spreker hoopte dat het begrip voor het Nederlandse standpunt inderdaad werkelijkheid wordt.

Krijgt de sportvisserij de tijd om de afspraken te implementeren, die indertijd zijn gemaakt met de toenmalige staatssecretaris?

De heer Van Waning was ook erkentelijk voor de gedane toezeggingen.

Meer structureel en op langere termijn bleef hij bezorgd over de saneringsplannen van de Europese Commissie. Volgens deskundigen vervalt in 2002 de uitzonderingsbepaling dat de bij het Verdrag van Rome bestaande verdeling van visquota mocht worden gehandhaafd. In de dan bestaande situatie zullen alle lidstaten de MOP's uitgevoerd moeten hebben. Het huidige MOP, dat tot 1996 loopt, houdt voor de Nederlandse kottervloot een capaciteitsvermindering met 15% in. Naar het inzicht van de Europese Commissie moet de omvang van de platvisvloot ten minste 30% kleiner worden om het beoogde evenwicht tussen vangstcapaciteit en -mogelijkheden te bereiken. Verwacht mag dan ook worden dat ook het volgende MOP een inkrimping met 15% voorschrijft. Het kabinet zal zich realistisch moeten opstellen. De heer Van Waning steunde de minister bij zijn beleidsdoelstelling om die inkrimping te voorkomen.

De heer Huys stelde dat sanering nooit doel op zich kan zijn, maar wel noodzakelijk kan zijn als andere maatregelen niet tot het gewenste resultaat leiden. Hij zei de Nederlandse inzet op dit punt te steunen, maar vond het zorglijk dat blijkens het verslag van de Europese Commissie Nederland nalatig is geweest inzake de opgave van zijn inspanningen betreffende het MOP. Dat versterkt de Nederlandse positie in dit opzicht niet.

Bij eventuele sluiting van delen van de Noordzee ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek moet wel duidelijk zijn waartoe dat onderzoek dient.

De heer Smits vond het onbevredigend dat het ministerie ten aanzien van de groepen op het gebied van de sancties de publiekrechtelijke rol blijft vervullen en dat die niet naar het PVV gaat, terwijl dat onder omstandigheden eigenlijk een vuist zou moeten kunnen maken. Wil de minister nadenken over de vraag op welke wijze hiermee rekening kan worden gehouden in de beschikking voor 1995? Overigens mag ook wel worden bedacht dat het PVV voor het secretariaat van de groepen extra menskracht beschikbaar stelt, wat ook het een en ander kost.

Ook de heer Smits had dankbaar genoteerd dat de Waddenzeeconferentie geen gevolgen zal hebben voor de visserijsector. Alvorens een oordeel uit te spreken over de aangekondigde beleidswijziging inzake de oesterpercelen, wilde hij de toegezegde brief daarover lezen. Hij ging ervan uit dat de oplossing in de garnalensector in overleg met de sector zelf zal worden gevonden.

Tot slot deed hij een suggestie ter oplossing van de aalscholverproblematiek.

De minister beloofde zijn best te zullen doen om de brief over de percelenproblematiek in de Waddenzee voor 1 januari a.s. af te ronden.

Waar er sprake is van een experiment, bevindt het PVV zich op de grens tussen publiek en privaat recht. Het is niet uitgesloten, dat zich de komende jaren verschuivingen voordoen in de richting van privaatrechtelijke controle en systematieken. Hij zegde toe de positie van het produktschap nog eens in ogenschouw te zullen nemen in het kader van de beschikking voor 1995, maar meende dat er op dit moment een redelijk evenwicht is tussen de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke bevoegdheden.

De minister was voornemens zich actief bezig te houden met de voorbereiding van de Noordzeeconferentie en daartoe in overleg te treden met zijn collega van Verkeer en Waterstaat, aangezien dit een conferentie is van de ministers van Verkeer en Waterstaat. Uiteraard zal de Kamer tevoren met het kabinet kunnen discussiëren over de Nederlandse inzet en de instructie van de regeringsdelegatie.

De minister herhaalde dat het moeilijk is, goed zicht te krijgen op de controlepraktijk in andere landen. Hij zei de AID te zullen vragen of deze dienst gegevens heeft of kan verkrijgen over de manier waarop andere landen omgaan met de controle.

Hij was dankbaar voor de vanuit de Kamer toegezegde steun voor het kabinet in de discussie met de Europese Commissie en in de Visserijraad over het Nederlandse beleid.

Uiteraard zullen de door de sportvisserij met oud-staatssecretaris Gabor gemaakte afspraken worden geïmplementeerd, aldus de minister tot slot.

De voorzitter van de vaste commissie,

Blauw

De griffier van de vaste commissie,

Teunissen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Linden (CDA), Blauw (VVD), voorzitter, Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, M.M.H. Kamp (VVD), Esselink (CDA), Smits (CDA), Reitsma (CDA), Huys (PvdA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), Van Zijl (PvdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Aiking-van Wageningen (AOV), Woltjer (PvdA), Schuurman (CD), Augusteijn-Esser (D66), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), Rijpstra (VVD), M.B. Vos (GroenLinks), Van Waning (D66), Keur (VVD), O.P.G. Vos (VVD).

Plv. leden: Bukman (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van Middelkoop (GPV), Remkes (VVD), Beinema (CDA), Leers (CDA), Biesheuvel (CDA), Van Gijzel (PvdA), Liemburg (PvdA), Hoekema (D66), M.M. van der Burg (PvdA), Verspaget (PvdA), Verkerk (AOV), Zijlstra (PvdA), Poppe (SP), Jorritsma-van Oosten (D66), Gabor (CDA), Leerkes (Unie 55+), De Cloe (PvdA), H.G.J. Kamp (VVD), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Doelman-Pel (CDA), Cornielje (VVD), Verbugt (VVD).

Naar boven