23 900 XIV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (XIV) voor het jaar 1995

nr. 33
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 15 december 1994

De vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 heeft op 24 november 1994 overleg gepleegd met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over diens brief inzake het oormerken (LNV-94-0176).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Huys (PvdA) constateerde dat het kennelijk niet is gelukt een bevredigende regeling te ontwerpen en dat er momenteel een prestigeslag over de ruggen van de boeren met gewetensbezwaren wordt uitgevochten. De toenmalige staatssecretaris heeft inderdaad conform de aangenomen motie contact opgenomen met de Europese Commissie, maar de heer Huys meende dat dit is gebeurd op een wijze die nog niet het begin bevatte van de wil om iets voor de gewetensbezwaarden te bereiken. De bewindsman vroeg immers slechts of hij met zijn weigering gelijk had! Uiteraard antwoordde de Europese Commissie bevestigend. De minister sluit zich hierbij aan in zijn brief, maar de heer Huys kon zich daarmee niet verenigen.

Als de minister op grond van argumenten en een deugdelijke weergave van de intenties van de gewetensbezwaarden de kwestie van het oormerken aankaart, zal hij bij de Europese Commissie ongetwijfeld meer bereiken. In de overwegingen bij de richtlijn staat o.a. dat moet worden voorzien in mogelijkheden om rekening te houden met bepaalde bijzondere gevallen van de wijze van registratie. Verder kan geconstateerd worden dat de betrokken gewetensbezwaarden bereid zijn, zich beperkingen op te leggen en de kosten te dragen. De heer Huys voegde hieraan toe dat de Commissie toch ook moet begrijpen dat in Nederland niet valt uit te leggen dat er voor duizenden vechtstieren wel een uitzondering kan worden gemaakt, maar niet voor gewetensbezwaarden die juist heel zorgzaam met hun dieren omgaan.

In een rapport van de Wetenschapswinkel wordt bevestigd dat er wel degelijk een goede regeling is te maken. De aanzetten daartoe zijn neergelegd in de motie. De regeling van het Landbouwschap met betrekking tot de gewetensbezwaarden blijkt te veel manco's te hebben en bergt het risico in zich dat koppels ongeregistreerd kunnen rondlopen.

Afsluitend merkte de heer Huys op er trots op te zijn dat in Nederland ruimte wordt geboden voor gewetensbezwaarden. Aan het adres van de minister merkte hij nog op dat niemand tot het onmogelijke is gehouden, maar tot het mogelijke des te meer!

Mevrouw Vos (GroenLinks) kon zich volledig aansluiten bij de heer Huys en ook bij Koos van Zomeren die in de NRC schreef dat de agrarische bureaucratie zich meester heeft gemaakt van het koeie-oor: «Die heeft geen boodschap aan het mooie van een koe of hoe alert zij is. Die ziet haar oorschelp op z'n best als uithangbord». Mevrouw Vos voegde hieraan toe dat die bureaucratie ook geen oor heeft voor de gewetensbezwaren van boeren die hun vee geen oormerk willen aandoen. Het is uiterst frustrerend dat de Kamer al jaren aandringt op een goede regeling, maar dat de desbetreffende bedrijven nog steeds geen kant uit kunnen.

Mevrouw Vos zei teleurgesteld te zijn over de brief van de minister, die zelfs verder gaat dan het Landbouwschap door te schrijven: «Uitzondering op deze oormerkverplichting is alleen mogelijk indien de ongemerkte runderen bestemd zijn om binnen een periode van zes maanden na de geboorte onder streng toezicht naar een slachthuis te worden afgevoerd». Zij vroeg naar de achtergronden van de brief van de minister. Hoe oordeelt de bewindsman over de Engelse versie van de richtlijn die in het rapport van de Wetenschapswinkel wordt genoemd en waarin de mogelijkheid wordt geboden om kalveren af te voeren naar mesterijen waar ze ter plekke van een oormerk worden voorzien?

Mevrouw Vos sloot zich aan bij de opmerkingen van de heer Huys over de uitzonderingsbepaling voor Spaanse vechtstieren en merkte ten slotte op dat de minister naar haar mening een uiterste inspanning moet doen om ervoor te zorgen dat er een deugdelijke Europese regeling tot stand komt. Het Landbouwschap zou moeten worden opgedragen de geldende regeling zodanig te wijzigen dat weigeraars niet in hun bedrijfsuitvoering worden gehinderd, dat wil zeggen dat de oormerken pas worden aangebracht op het moment dat de dieren het bedrijf verlaten.

De heer Ter Veer (D66) zei dat de kortheid van zijn inbreng omgekeerd evenredig is aan de vastberadenheid waarmee hij de heer Huys wenst te steunen.

De heer Reitsma (CDA) begon met de opmerking dat de land- en tuinbouw zo langzamerhand de bureaucratische en administratieve rompslomp beu is, ook al heeft het landbouwbedrijfsleven daar zelf min of meer om gevraagd. In ieder geval is het van groot belang dat er een breed draagvlak blijft bestaan voor naleving van de regelgeving. Overbodige verfijningen zijn daarom uit den boze. Een ander uitgangspunt is dat de sector zelf wordt belast met uitvoering van voorschriften en regelgeving.

Wat betreft de oormerken merkte de heer Reitsma op dat er een niet fraudegevoelig en sluitend systeem dient te komen dat wel de nodige gezondheidswaarborgen biedt. De minister neemt de EG-richtlijn over en draagt het landbouwbedrijfsleven op haar uit te voeren. Hij constateert in zijn brief dat er geen ruimte is voor gewetensbezwaarden en dat uitvoering van de richtlijn wordt bemoeilijkt door de gevraagde verfijningen. De bewindsman is volstrekt helder in zijn stellingname en heeft oog voor Europees-rechtelijke bezwaren en het ongenoegen van het bedrijfsleven over zeer verfijnde bureaucratische regelingen. De heer Reitsma sloot af met de opmerking de minister in dezen te steunen, maar tegelijkertijd ook open oog en oor te hebben voor eventuele praktische oplossingen van het probleem.

De heer Blauw (VVD) zei dat zijn fractie fervent voorstander is van een sluitende I&R-regeling waarin ruimte wordt geboden voor gewetensbezwaarden en dat daarom ook zijn naam onder de motie-Huys staat. Het is inderdaad een bizarre situatie dat Spaanse vechtstieren van allerlei regelingen worden gevrijwaard terwijl in Nederland veel tijd moet worden besteed aan een discussie over de vraag of een zekere ruimte mag worden geboden aan mensen die bezwaren hebben tegen oormerken. Het is te betreuren dat de toenmalige staatssecretaris deze zaak volstrekt verkeerd heeft aangepakt. Het feit dat die bewindsman na aanneming van de motie desgevraagd verklaarde eerst contact te zullen opnemen met de Europese Commissie en het Landbouwschap zegt genoeg.

De heer Blauw merkte op zeer zwaar aan het principe te hechten dat, als gewetensbezwaarden worden erkend, ook de ruimte moet worden geboden die bezwaren tot uiting te brengen. Is de minister bereid om in het overleg met Brussel een andere houding aan te nemen dan de heer Gabor die slechts zijn gelijk wilde halen bij de Europese Commissie?

Het antwoord van de regering

De minister ging ervan uit dat hij de commissie niet te hoeft te overtuigen van de noodzaak een gezonde veestapel en dus een sluitend I&R-systeem te hebben. Zowel de Europese Commissie als het Landbouwschap heeft te kennen gegeven dat het niet wel mogelijk is tot een soepeler regeling voor gewetensbezwaarden te komen. Het Landbouwschap maakt zich zorgen over de soliditeit van het systeem als veehouders gebruik gaan maken van een verruimde regeling en wijst daarnaast op de problemen, verbonden aan het schetsen van runderen. Het zijn echter met name de door de Europese Commissie naar voren gebrachte bezwaren die de doorslag hebben gegeven bij de uiteindelijke standpuntbepaling.

De minister voegde hieraan toe zich te realiseren hoe gevoelig dit probleem ligt in de Kamer en zei begrip te hebben voor de opmerking van de heer Blauw dat gewetensbezwaren natuurlijk niet voor niets worden erkend. Het gaat overigens om een relatief kleine groep: van de ongeveer 45 000 veehouders in Nederland hebben ongeveer 150 gewetensbezwaren. De bewindsman zegde toe na te zullen gaan of zich in het kader van de Europese regelgeving praktische en goed uitvoerbare mogelijkheden voordoen om toch tegemoet te kunnen komen aan de gewetensbezwaarden. Het spreekt voor zich dat hierover ook contact moet worden opgenomen met het Landbouwschap, die de regeling dient uit te voeren.

De bewindsman merkte nog op uit het dossier te kunnen opmaken dat deze zaak in Brussel ambtelijk is afgedaan en dat er geen sprake is geweest van politieke betrokkenheid. Wellicht dat in de contacten met Brussel ook de door de Wetenschapswinkel ontwikkelde gedachten kunnen worden meegenomen, inclusief het door mevrouw Vos bedoelde Engelse systeem. De Wetenschapswinkel doelt op een uitzondering van de oormerkplicht voor runderen die zes maanden na de geboorte in een binnenlands slachthuis worden geslacht. Daartoe zou dan een nationaal verplaatsingssysteem moeten worden ontwikkeld, terwijl het bovendien mogelijk moet zijn dat de runderen alsnog worden gemerkt op de mesterij. Dit type runderen is overigens uitgesloten van EG-premies en export van de runderen is onmogelijk. Het spreekt voor zich dat het verplaatsingssysteem waterdicht moet zijn, wil er enig resultaat kunnen worden geboekt in Brussel. De minister was het ten slotte eens met de heer Reitsma dat de regelgeving niet ingewikkelder moet worden gemaakt dan ze in vele gevallen nu al is.

Nadere gedachtenwisseling

De heer Huys was de minister erkentelijk voor zijn opstelling en wenste hem succes toe in zijn poging te komen tot een afdoende regeling waarin rekening wordt gehouden met de in de motie verwoorde punten. Hij realiseerde zich overigens dat dit niet eenvoudig is.

Mevrouw Vos sloot zich wederom aan bij de heer Huys.

Ook de heer Ter Veer was de minister erkentelijk voor zijn toezegging. Indertijd is het schetsen van runderen ingevoerd om te komen tot een georganiseerde dierziektenbestrijding. Dat werkte goed want getekende tweekleurige runderen zijn altijd verschillend. Op basis van dat systeem zijn runderziekten in Nederland uitgebannen. Wat is erop tegen om terug te vallen op dit fraudebestendige en sluitende systeem?

De heer Ter Veer kon zich voorstellen dat het aantal gewetensbezwaarden groter is dan de minister zegt omdat er in het verleden veehouders waren die op grond van economische argumenten niet als zodanig wilden worden gekwalificeerd. Wat dat betreft zou het goed zijn een finale ronde te organiseren waarin de veehouders naar hun standpunt in dezen wordt gevraagd. Vervolgens zou voor die groep een regeling moeten worden gemaakt die inhoudt dat voor runderen, die op basis van schetsen zijn geregistreerd, handelsverkeer binnen Nederland mogelijk wordt gemaakt door middel van oormerken bij het verlaten van het bedrijf.

De heer Ter Veer sprak ten slotte de welhaast zekere verwachting uit dat het overleg met het Landbouwschap moeizaam zal verlopen. Het Landbouwschap zou zich ook eens keer moeten laten leiden door de overweging dat het de moeite waard is om één van de vele problemen uit de landbouwwereld op te lossen.

De heer Reitsma herhaalde begrip te hebben voor het standpunt van de minister dat regelingen voor het landbouwbedrijfsleven moeten passen in EG-kader en niet mogen leiden tot bureaucratische rompslomp. Hopelijk zal het mogelijk zijn een praktische oplossing te vinden voor de problemen van gewetensbezwaarden, een oplossing die wordt gedragen door het landbouwbedrijfsleven. In ieder geval mag geen afbreuk worden gedaan aan de Nederlandse gezondheidswaarborgen en dient de fraudegevoeligheid zo gering mogelijk te zijn. Hij wachtte met belangstelling nadere voorstellen van de minister af.

De heer Blauw dankte de minister voor zijn bereidheid om conform de wens van de Kamer te handelen. Hij wees er nog op dat het fenomeen «schets» in Brussel wordt erkend nu per 1 januari 1998 paarden moeten zijn voorzien van een paspoort waaraan een schets ten grondslag ligt. Dat systeem werkte vroeger uitstekend.

Ten slotte wees de heer Blauw erop dat gewetensbezwaarden gemotiveerde ondernemers zijn, die bereid zijn de financiële gevolgen van hun keuze te dragen. Het kostenaspect behoeft dus niet het doorslaggevende argument te zijn. Het spreekt voor zich dat de administratieve lastendruk zo gering mogelijk moet zijn.

De minister benadrukte dat het inderdaad niet eenvoudig zal zijn een praktische en afdoende oplossing te vinden binnen de EG-richtlijn. Hij beaamde dat schetsen in het verleden goed werkte, maar meende toch dat niet voorbij mag worden gegaan aan de aan dat systeem verbonden beperkingen. Hij realiseerde zich overigens dat aan ieder systeem (dus ook aan het oormerken) bezwaren kleven. De bewindsman was bereid na te gaan of er een finale ronde moet worden gehouden, maar wenste onder verwijzing naar de visserijsector nu al op te merken dat hieraan ook de nodige bezwaren kleven. Hij zei ernaar te streven dat binnen niet al te lange tijd een punt wordt gezet achter de lange geschiedenis van het oormerken en de bezwaren daartegen.

De voorzitter van de commissie,

Blauw

De griffier van de commissie,

Coenen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Linden (CDA), Blauw (VVD), voorzitter, Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, M. M. H. Kamp (VVD), Esselink (CDA), Smits (CDA), Reitsma (CDA), Huys (PvdA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), Van Zijl (PvdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Aiking-van Wageningen (AOV), Woltjer (PvdA), Schuurman (CD), Augusteijn-Esser (D66), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), Rijpstra (VVD), M. B. Vos (GroenLinks), Van Waning (D66), Keur (VVD), O. P. G. Vos (VVD)

Plv. leden: Bukman (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van Middelkoop (GPV), Remkes (VVD), Beinema (CDA), Leers (CDA), Biesheuvel (CDA), Van Gijzel (PvdA), Liemburg (PvdA), Hoekema (D66), M. M. van der Burg (PvdA), Verspaget (PvdA), Verkerk (AOV), Zijlstra (PvdA), Poppe (SP), Jorritsma-van Oosten (D66), Gabor (CDA), Leerkes (Unie 55+), De Cloe (PvdA), H. G. J. Kamp (VVD), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Doelman-Pel (CDA), Cornielje (VVD), Verbugt (VVD).

Naar boven