23 900 XIV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (XIV) voor het jaar 1995

nr. 31
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 21 december 1994

Naar aanleiding van uw bovengenoemde brief bericht ik y in de eerste plaats dat de uitvoering van CITES, de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantesoorten, in het Natuurbeleidsplan als prioriteit wordt gesteld. Dit beleid wordt door mij onverkort voortgezet.

Met betrekking tot de opsporing bericht ik y, mede namens de Minister van Justitie, het volgende.

1 en 2

Er is op 1 juni 1994 in het kader van de bestrijding van de internationale illegale handel in bedreigde dier- en plantesoorten, gepleegd in of vanuit Nederland, een samenwerkingsverband gesloten tussen het openbaar ministerie, de Nederlandse politie en de Algemene Inspectiedienst. Dit is gebeurd in de zogenaamde CITES-intentieverklaring. De intentieverklaring geldt in beginsel voor de tijd van twee jaar. Het samenwerkingsverband werkt in de vorm van een projectorganisatie, die onder meer bestaat uit een landelijke stuurgroep en een landelijk projectteam.

Hoofddoelstelling van het samenwerkingsverband is het terugdringen van de internationale illegale handel in bedreigde dier- en plantesoorten. Daarnaast is afgesproken te werken aan de volgende daarmee samenhangende doelen:

– het inzicht krijgen in de rol van Nederlandse handelaren die betrokken zijn bij de internationale illegale handel in bedreigde soorten,

– het ontwikkelen en vergroten van (recherche-)expertise betreffende de handhaving van de soortenbeschermingswetgeving door het doen van onderzoek op dit terrein en

– het verhogen van de signaleringsbereidheid bij de politie en andere opsporingsdiensten met betrekking tot de betreffende illegale handel.

Ten behoeve van de informatievoorziening zullen door de stuurgroep adviezen worden uitgebracht over het verder uitbouwen en structureren van bestaande registratie- en informatiesystemen betreffende de soortenbeschermingswetgeving. Voor zover dat relevant is voor de handhaving van de soortenbeschermingswetgeving zal aansluiting worden gezocht bij nationale en internationale opsporings- en bestuurlijke informatiesystemen. Voorts is er een helpdesk ingesteld ter ondersteuning van de strafrechtelijke aanpak van deze criminaliteit en is een fenomeenonderzoek (een onderzoek naar de aard/vorm van deze misdrijven in relatie tot andere misdrijven) betreffende deze criminaliteitsvorm gestart.

Naast hetgeen wordt gedaan binnen het hierboven aangehaalde samenwerkingsverband zijn er maatregelen genomen op het personele vlak. In 1995 zal het aantal formatieplaatsen voor AID-controleurs natuurbescherming worden uitgebreid van 11 naar 14.

Wat het Internationale gedeelte van de opsporing betreft, wijs ik op de World Customs Organization, het orgaan waarbinnen de douane-organisaties van verschillende landen samenwerken, en Interpol. Beide organisaties hebben aangegeven dat de illegale handel in bedreigde soorten ook voor hen prioriteit heeft. Het CITES-secretariaat werkt reeds met beide organisaties samen.

In dit kader wijs ik voorts nog op een aantal onderdelen van Resolutie 9.16 (Rev.) die is aangenomen op de 9e CITES-conferentie, die van 7 tot en met 18 november 1994 in Port Lauderdale is gehouden.

1. Het betreft uitbreiding van het CITES-secretariaat met een aantal «enforcement officers». Op deze functionarissen kan iedere tot CITES toegetreden partij die problemen ondervindt met de naleving van CITES een beroep doen.

2. Voorts wordt voorzien in de mogelijkheid van training van en technische assistentie aan verdragspartijen ter zake van CITES-problematiek.

3

Ter zake van de maatregelen die zullen worden genomen om te komen tot een betere controle aan de buitengrenzen wijs ik er op dat de douane steeds meer prioriteit geeft aan de controle op de illegale handel in beschermde soorten.

Thans wordt het accent gelegd op deskundigheidsbevordering van controleurs, politie en douane door ambtenaren van de AID (waar de specifieke deskundigheid op het gebied van omgang met en determinatie van dieren en planten aanwezig is).

Hierin wordt onder meer voorzien door het organiseren van instructiebijeenkomsten door de AID voor douane en andere opsporingsambtenaren.

4

Met uitzondering van het overzicht van de opgelegde straffen is de informatie waarover de Kamer rapportage wenselijk acht, opgenomen in de jaarrapportage voor CITES. Ik ben uiteraard bereid om deze jaarrapportage desgewenst naar de Kamer te sturen. Deze rapportages zijn openbaar.

In de door de Minister van Justitie toegezegde periodieke rapportage over de aanpak van zware milieucriminaliteit zal afzonderlijk aandacht worden besteed aan de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantesoorten.

Ter zake van de uitvoering van de motie-Swildens-Rozendaal/Esselink deel ik u tenslotte het volgende mee.

Aan de motie-Swildens-Rozendaal/Esselink (kamerstukken TK, vergaderjaar 1994–1995, 22 901, nr. 15) zal uitvoering worden gegeven door middel van opneming van een passage in de (algemene) richtlijnen voor het beleid van het openbaar ministerie en politie inzake inbeslagneming, waarin bijzondere aandacht gevraagd wordt voor de handelswijze met betrekking tot de inbeslagneming van uit het wild gevangen dieren. Uitgangspunt is dat deze zoveel mogelijk dienen te worden teruggeplaatst in de natuur, overeenkomstig de tijdens de 9e CITES-conferentie aangenomen resolutie inzake «Disposal of live animals» (COM. 9.4. (Rev.)). Op deze terugplaatsing kunnen zij worden voorbereid in opvangplaatsen, naar welke zij zo snel mogelijk na de inbeslagneming moeten worden overgebracht. In dergelijke gevallen is overleg aangewezen tussen de formele bewaarder van de dieren, de provinciale voedselcommissaris en het openbaar ministerie, dat voor een spoedige afwikkeling een machtiging ex artikel 117, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (huidige regeling) kan geven.

De bestaande richtlijnen worden thans – mede in het licht van het voorstel tot wijziging van enige bepalingen in het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten inzake de bewaring en de teruggave van in beslag genomen voorwerpen (23 692) – herzien en aangepast.

Het streven is erop gericht om de herziene richtlijnen tegelijk met dit wetsvoorstel in werking te laten treden. Voor de tussenliggende periode zullen er afspraken worden gemaakt opdat in de praktijk reeds volgens de in de herziene richtlijnen neergelegde motie voorgestelde werkwijze met betrekking tot uit het wild gevangen dieren kan worden gehandeld.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

BIJLAGE

's-Gravenhage, 8 november 1994

Aan de Ministers van Justitie en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

Hierbij zend ik u het stenografisch verslag van het ordedebat van heden toe.

Met deze brief breng ik het verzoek van mevrouw Augusteijn-Esser over en vraag u mij te willen berichten of u aan dit verlangen kunt voldoen.

W. J. Deetman

De voorzitter: Het woord is aan mevrouw Augusteijn.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66): Mijnheer de voorzitter! Namens mijn fractie vraag ik of de ministers van Justitie en van Landbouw een brief willen schrijven in reactie op het volgende, illegale handel in bedreigde plante- en diersoorten is een ernstige zaak. Met uitsterven bedreigde soorten, die volgens internationale verdragen behoren te worden beschermd, worden openlijk aangeboden en verhandeld. De nieuwe Wet BUDEB biedt weliswaar de mogelijkheid, strengere straffen op te leggen bij gebleken overtreding, maar de omvang van de illegale handel lijkt daardoor niet te zijn verminderd. Een intensievere opsporing en betere controle aan de buitengrenzen van ons land, met name op Schiphol en in de havens, is nodig. Ook internationale samenwerking en betere Europese regelgeving zouden moeten leiden tot een meer effectieve bestrijding van de handel. Op dit moment vindt in Florida de tweejaarlijkse CITES-conferentie plaats. Ook daar zal de voortgang in de bestrijding van de illegale praktijken op de agenda staan. Nederland kan zelf veel meer aan die bestrijding doen. Mijn fractie heeft dan ook graag van de ministers van Justitie en van Landbouw een brief waarin zij aan de Kamer het volgende uiteenzetten.

1. Welke stappen denken zij te zetten om met name de opsporing te verbeteren en de resultaten ervan te verhogen?

2. Op welke wijze zal de coördinatie tussen de verschillende opsporingsdiensten, nationaal maar ook internationaal, verbeterd worden?

3. Welke maatregelen zullen worden genomen om te komen tot een betere controle aan de buitengrenzen?

4. Zijn de ministers bereid te komen met een jaarlijkse rapportage aan de Kamer, waarin het volgende wordt vermeld:

a. informatie over de opsporingsinspanningen;

b. een overzicht van de resultaten ervan;

c. de omvang van de handel;

d. een overzicht van de opgelegde straffen;

e. en voorgangsrapport over de samenwerking op nationaal en internationaal niveau?

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA): Voorzitter! Ik zou hieraan graag nog een vraag willen toevoegen. Misschien wil de minister van Justitie, en ook de minister van Landbouw, in de gevraagde brief aangeven hoe het staat met de uitvoering van de motie die door de heer Esselink en mijzelf is ingediend bij de behandeling van de Wet BUDEP, de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantesoorten. Daarin werd uitdrukkelijk ten aanzien van het in beslag nemen van dieren gesteld, dat zo gauw mogelijk een oplossing moest worden gevonden voor het feit dat die niet geschikt zijn voor bewaring. Misschien willen de ministers niet alleen daarover mededeling doen, maar ook de motie op korte termijn uitvoeren.

De voorzitter: Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Naar boven