23 900 XIII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 1995

nr. 36
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 7 april 1995

Bij deze wil ik u informeren over een aanpassing van het Programma Economische Samenwerking Projecten (PESP 1987).

Het PESP is een financiële faciliteit van het Ministerie van Economische Zaken die beoogt de kans op verwerving van exportorders door het Nederlandse bedrijfsleven naar andere dan hoog geïndustrialiseerde Westerse landen te vergroten. In dit kader kan de Staat overeenkomsten sluiten met Nederlandse bedrijven voor uitvoering van activiteiten waarbij, door samenwerking van Nederlandse bedrijven met buitenlandse bedrijven en/of overheden, de betrokken buitenlandse partijen bekend worden gemaakt met het aanbod van Nederlandse bedrijven.

Zoals bekend heeft het merendeel van de Nederlandse export een Westers/hoog geïndustrialiseerd land als bestemming. De groei van de wereldhandel wordt echter in toenemende mate gedragen door de handel met en tussen boven bedoelde landen. Als gevolg van deze ontwikkeling winnen deze landen aan belang voor de toekomstige afzet van Nederlandse export. Daarom is het PESP met name gericht op de stimulering van activiteiten die gericht zijn op de export naar deze landen.

In 1994 is het PESP 1987 intern geëvalueerd1. De belangrijkste conclusies uit de evaluatie (over de periode begin 1987–maart 1994) zijn de volgende.

– De belangstelling van het Nederlandse bedrijfsleven voor het PESP is groot en overtreft de structureel beschikbare middelen.

– De bilaterale economische samenwerking in het kader van het PESP richt zich vooral op Azië: van de totale gecommiteerde middelen had 42% betrekking op PESP-activiteiten in Azië, 24% in Midden- en Oost-Europa, 15% in het Midden-Oosten, 10% in Latijns-Amerika en 9% in Afrika.

– De Nederlandse ambassades in de onder het PESP vallende landen zijn van mening dat het merendeel van de PESP-activiteiten een effectieve bijdrage levert aan de verbetering van de bilaterale economische samenwerking door Nederlandse bedrijven met overheden in deze landen.

– Het PESP sorteert duidelijk het beoogde effect gelet op de verhouding tussen de totale financiële bijdrage door het Ministerie van Economische Zaken aan uitgevoerde PESP-activiteiten (f 7,2 mln.) en de omvang van de hieraan gerelateerde exportorders (f 127,1 mln.).

– De uitvoeringspraktijk heeft zich op een zodanige wijze ontwikkeld dat het PESP 1987 aanpassing behoeft. Zo wordt onder meer beoogd met een gestandaardiseerde aanlevering van voorstellen voor PESP-activiteiten de duur van de beoordelingsprocedure te bekorten. Daarnaast is gebleken dat er bij het Nederlandse bedrijfsleven behoefte bestaat aan een nadere toelichting op de doelstelling van het PESP, de voorwaarden en de beoordelingsprocedure voor PESP-voorstellen.

De ontwikkelingen in de wereldhandel, die in 1987 voor het Ministerie van Economische Zaken de beleidsmatige motivatie vormden voor de invoering van het PESP teneinde daarmee bij te dragen aan de intensivering van de exportactiviteiten van het Nederlandse bedrijfsleven in landen buiten het OESO-gebied, hebben zich doorgezet. Tekenend in dit verband is dat de Wereldbank voorziet dat het aandeel van «ontwikkelingslanden» (inclusief Oost-Europa en de voormalige Sovjet-Unie) in de wereldproduktie zal toenemen van circa 45% in 1994 tot meer dan 60% in 2020. In het licht van deze projectie is de huidige omvang van de Nederlandse export naar niet-OESO landen nog altijd laag (15%). Daarnaast kan worden geconstateerd dat het OESO-lidmaatschap in bepaalde gevallen wordt verkregen door landen die nog niet-hoog geïndustrialiseerd zijn en die daarmee nog steeds relatief gunstige afzetperspectieven bieden voor de Nederlandse kapitaalgoederenindustrie.

Om deze reden en op grond van de bovenstaande conclusies van de evaluatie acht ik voortzetting van het PESP opportuun. Wel zal, gelet op de laatste conclusie uit de evaluatie, het PESP dienen te worden aangepast. Daarnaast is, zoals hiervoor geconstateerd, de huidige praktische afbakening van toepassingsgebied van het PESP (niet-OESO landen) niet langer geheel passend gelet op de doelstelling van het PESP. Met deze aanpassing van het PESP wordt beoogd om ten behoeve van het Nederlandse bedrijfsleven de doelstelling van het PESP, de voorwaarden en de procedure op basis waarvan ik in dit kader bereid ben overeenkomsten af te sluiten met Nederlandse bedrijven te verduidelijken. Met deze verduidelijking en standaardisering van de aanlevering van voorstellen verwacht ik dat de efficiëntie van de behandeling van voorstellen door mijn ministerie verder zal verbeteren en dat de wijzigingen zullen bijdragen aan de verhoging van de effectiviteit van het PESP in termen van orderverwerving op belangrijke groeimarkten zoals Azië.

In verband met de aanpassing van het PESP ben ik voornemens om met ingang van 8 april 1995 op basis van een vernieuwd «Programma Economische Samenwerking Projecten 1995» (PESP 1995) namens de Nederlandse Staat overeenkomsten te gaan sluiten onder de voorwaarden, zoals opgenomen in de bijlage bij deze brief. Vanaf 8 april 1995 wordt het Programma Economische Samenwerking Projecten 1987 (Stcrt. 77, 22 april 1987) derhalve niet langer toegepast.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

A. van Dok-Van Weele

PROGRAMMA ECONOMISCHE SAMENWERKING PROJECTEN 1995 (PESP 1995)

I. Doelstelling PESP 1995

Het PESP beoogt de export door het Nederlandse bedrijfsleven naar andere dan hoog geïndustrialiseerde Westerse landen1 te bevorderen met activiteiten die gericht zijn op bilaterale economische samenwerking met deze landen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken (hierna te noemen: de Staatssecretaris) kan in het kader van het PESP namens de Nederlandse Staat overeenkomsten sluiten met Nederlandse bedrijven. Met deze overeenkomsten verleent de Staatssecretaris opdracht tot uitvoering van bepaalde activiteiten die resulteren in een vroegtijdige bekendheid van de buitenlandse partij met het aanbod van het Nederlandse bedrijfsleven en die de kans op orderverwerving door het Nederlandse bedrijfsleven in de uitvoeringsfase van het project vergroten. Het PESP richt zich dan ook uitsluitend op activiteiten in de voorfase van een project. Het PESP is niet bedoeld voor het afsluiten van overeenkomsten met betrekking tot de offerte- of uitvoeringsfase van een project.

II. Definiëring activiteiten in het kader van het PESP 1995

Voor de volgende PESP-activiteiten kunnen overeenkomsten worden gesloten:

1. projectidentificatie-activiteiten

(behulpzaam zijn bij) het analyseren van een probleemsituatie en het formuleren van mogelijke oplossingen en van voorwaarden waaraan oplossingen moeten voldoen.

2. haalbaarheidsonderzoek

een onderzoek waarmee wordt bepaald of een project of varianten daarvan haalbaar is (zijn).

3. investeringsvoorbereidingsstudie

een beknopte studie waarin de aspecten worden geanalyseerd die relevant zijn voor het nemen van een investeringsbeslissing door de buitenlandse partij, teneinde daarmee de kans op exportorders voor het Nederlandse bedrijfsleven vanuit het land waar de investering plaatsvindt, te vergroten.

4. stages en uitzending van deskundigen

uitzending van Nederlandse deskundigen naar het buitenland of stages van buitenlandse deskundigen in Nederland ter vergroting van de technische en managementkennis en de bekendheid met het Nederlandse aanbod bij de betrokken buitenlandse partij.

III. Voorwaarden waaraan PESP-activiteiten moeten voldoen

Voorstellen voor activiteiten worden beoordeeld op de volgende aspecten:

1. De activiteit moet de bekendheid van de buitenlandse partij met het aanbod van het Nederlandse bedrijfsleven vergroten en er moet sprake zijn van een reële kans op orderverwerving door het Nederlandse bedrijfsleven in de uitvoeringsfase van het project, die door de uitvoering van de PESP-activiteit wordt vergroot. Teneinde te kunnen beoordelen in hoeverre hieraan wordt voldaan worden de resultaten van eerder uitgevoerde, met PESP-activiteiten vergelijkbare, activiteiten meegewogen.

2. Het specifieke doel van de PESP-activiteit dient zodanig te zijn geformuleerd, dat de resultaten van de PESP-activiteit daaraan kunnen worden getoetst.

3. Het werkplan voor de uitvoering van de activiteit dient zodanig te zijn geconcretiseerd, dat vóór aanvang van de PESP-activiteit bekend is wie de buitenlandse partij is die bij de desbetreffende activiteit betrokken zal zijn en op welke locatie(s) de PESP-activiteit zal worden uitgevoerd.

4. De opdrachtnemer moet (financieel en organisatorisch) in staat zijn de opdracht uit te voeren. De opdrachtnemer moet aantonen dat er voor de uitvoering van de opdracht voldoende financiële middelen beschikbaar zijn, met inbegrip van het door de Staatssecretaris vast te stellen aandeel van de Staat in de kosten van de PESP-activiteit.

5. Er dienen in het desbetreffende land reële mogelijkheden te zijn voor de realisatie van de projecten, waarbij Nederlandse bedrijven door uitvoering van een PESP-activiteit betrokken willen worden. Bij de beoordeling van dit aspect wordt met name gelet op:

a. De mate van prioriteit die door de overheid van het desbetreffende land wordt toegekend aan het project, waarmee de PESP-activiteit samenhangt. Deze prioriteit kan blijken uit plannen die er bestaan bij de overheid van het desbetreffende land voor de realisatie van het project (waarbij de overheid bijv. middelen heeft gereserveerd voor de uitvoering van de PESP-activiteit en/of het daarna volgende project).

b. Financieringsmogelijkheden: voorstellen voor een PESP-activiteit dienen een indicatie te geven van de wijze waarop het na de PESPactiviteit volgende project zal worden gefinancierd (bijv. uit middelen van de overheid van het betrokken land, bilaterale/multilaterale fondsen of door commerciële financiering).

IV. Procedure

Alleen Nederlandse bedrijven kunnen op eigen initiatief of op uitnodiging van de Staatssecretaris een schriftelijk voorstel doen aan de Staatssecretaris voor het sluiten van een overeenkomst in het kader van het PESP. Bij wijze van uitzondering kunnen ook Nederlandse instellingen een voorstel indienen, mits deze instelling door een consortium van bedrijven is aangewezen om namens hen op te treden als contractpartij.

Uit het voorstel, dat moet worden ingediend door invulling van een formulier dat bij het Ministerie van Economische Zaken verkrijgbaar is, moet onder meer blijken op welke wijze de voorgestelde activiteit past in de doelstelling van het PESP, in hoeverre wordt voldaan aan de voorwaarden, wat de omvang en de aard van de kosten is die met de activiteit zijn gemoeid en hoe de activiteit zal worden gefinancierd. De begroting van de kosten van de activiteit dient te worden opgesteld op basis van de kostenspecificatie en tariefstelling, zoals die in de toelichting bij het formulier worden uiteengezet. Alleen volledig ingevulde formulieren die compleet zijn met bijbehorende stukken, worden in behandeling genomen.

V. Het sluiten van overeenkomsten

De Staatssecretaris kan naar aanleiding van een voorstel voor een PESP-activiteit een overeenkomst sluiten namens de Nederlandse Staat met een Nederlands bedrijf of Nederlandse instelling, die daarmee opdrachtnemer wordt.

Voorstellen, waarvan op voorhand kan worden vastgesteld dat deze niet voldoen aan de voorwaarden, komen niet in aanmerking voor het sluiten van een overeenkomst. De indiener van een dergelijk voorstel zal dan een schriftelijk bericht ontvangen dat het desbetreffende voorstel niet past in het kader van het PESP en niet verder zal worden behandeld.

Voorstellen, waarvan is vastgesteld dat ze passen in de doelstelling en voldoen aan de voorwaarden van het PESP, worden ter overweging voorgelegd aan de Staatssecretaris, mits er voor de uitvoering daarvan financiële ruimte beschikbaar is binnen het PESP-budget op de begroting van het Ministerie van Economische Zaken.

De Staatssecretaris zal tenslotte op basis van het actuele belang dat het land waar de PESP-activiteit zal plaatsvinden heeft voor de ontwikkeling van de Nederlandse export, besluiten wel dan niet in te gaan op een voorstel. Deze laatste overweging kan betrekking hebben op aspecten als de actuele politieke situatie in het land, het exportpotentieel van de bedrijfstak waartoe de opdrachtnemer behoort en de concentratie van eerder goedgekeurde PESP-activiteiten per regio. Ten behoeve van de beoordeling van deze actuele relevantie van de PESP-activiteit voor de Nederlandse export naar het desbetreffende land wordt doorgaans advies ingewonnen bij de Nederlandse ambassade in het land waar de PESP-activiteit zal worden uitgevoerd, bij het betrokken vakdepartement of, indien nodig, een onafhankelijke deskundige.

Wanneer de Staatssecretaris heeft besloten om in te gaan op een voorstel voor een PESP-activiteit, doet zij namens de Nederlandse Staat aan de beoogde opdrachtnemer een schriftelijk voorstel tot het sluiten van een overeenkomst door middel van een brief. Door ondertekening en retournering van deze opdrachtbrief verklaart de opdrachtnemer zich akkoord met de voorwaarden van de opdracht van de Staatssecretaris. In deze opdrachtbrief wordt onder meer bepaald welke activiteit zal worden uitgevoerd, de hoogte van de voorlopige opdrachtsom, de eventuele specifieke voorwaarden die aan de opdracht worden verbonden, en het aandeel van de Staat in de kosten van de uitvoering van de opdracht.

In de opdrachtbrief wordt bepaald dat eventuele algemene voorwaarden van het bedrijf van de opdrachtnemer niet van toepassing zijn, tenzij deze uitdrukkelijk geheel of gedeeltelijk van toepassing worden verklaard.

Bij opdrachtverlening wordt de voorlopige opdrachtsom op basis van de door de Staatssecretaris goedgekeurde begrote kosten vastgesteld. De voorlopige opdrachtsom is inclusief eventueel verschuldigde BTW voorzover die door de opdrachtnemer niet via zijn voordruk kan worden verrekend. Het aandeel van de Staat in de kosten van de opdracht wordt bij opdrachtverlening niet hoger vastgesteld dan 2/3-de deel van de voorlopige opdrachtsom tot een maximum van f 450 000 en kan niet meer bedragen dan het verschil tussen de voorlopige opdrachtsom en de door derden toegezegde financiële bijdragen ten behoeve van de uitvoering van de PESP-activiteit.

Wijzigingen gedurende de uitvoering van de opdracht die leiden tot afwijking van de voorwaarden van de overeenkomst, dienen ter voorafgaande goedkeuring aan de Staatssecretaris te worden voorgelegd. Gelet op het belang dat het Ministerie van Economische Zaken heeft bij het laten uitvoeren van de opdracht, ligt het in de rede dat in de opdrachtbrief wordt bepaald dat de Staat eigenaar wordt van de resultaten van de opdracht. Indien het beleidsmatig van belang wordt geacht kunnen de resultaten aan anderen verstrekt worden, zoals aan de overheid van het land waar de activiteit betrekking op heeft of aan het betrokken bedrijfsleven van dat land. Het zal veelal niet in het belang van de Staat zijn om overeen te komen dat de exclusieve rechten van de resultaten bij de opdrachtnemer zullen berusten.

VI. Wijze van afrekening

Definitieve vaststelling van de opdrachtsom vindt plaats na afronding van de PESP-activiteit en na overlegging door de opdrachtnemer van een eindrapportage over de uitgevoerde PESP-activiteit. Daarnaast kunnen tussentijds voortgangsrapportages, prestatie- en acceptatiedocumenten worden verlangd.

Het eindrapport wordt beoordeeld waarbij tevens dient te worden vastgesteld of de opdrachtnemer de opdracht conform de overeenkomst heeft uitgevoerd. Na acceptatie van het eindrapport door de Staatssecretaris en indiening van de einddeclaratie door de opdrachtnemer gaat de Staatssecretaris over tot eindafrekening. Bij de eindafrekening wordt eerst de definitieve opdrachtsom vastgesteld, op grond waarvan de Staatssecretaris vervolgens het door de Staat te vergoeden aandeel in de definitieve opdrachtsom vastgesteld conform de overeenkomst. De definitieve opdrachtsom wordt vastgesteld op basis van de totale werkelijk gemaakte en betaalde kosten tijdens de overeengekomen uitvoeringsperiode voor de PESP-activiteit.

Het aandeel van de Staat in de definitieve opdrachtsom wordt vastgesteld met inachtneming van het met de Staatssecretaris overeengekomen percentuele aandeel in de opdrachtsom, doch maximaal ter hoogte van het aandeel van de Staat in de voorlopige opdrachtsom en maximaal ter hoogte van het verschil tussen de definitieve opdrachtsom en de ten behoeve van de uitvoering van de PESP-activiteit door derden toegezegde en/of verkregen financiële bijdragen.

Bij de einddeclaratie kan tevens een accountantsverklaring worden verlangd waarvan de kosten voor rekening van de opdrachtnemer komen.


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

XNoot
1

De volgende landen vallen buiten de doelstelling van het PESP: Australië, België, Canada, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Japan, Luxemburg, Nederland (excl. Nederlandse Antillen en Aruba), Nieuw Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten van Amerika, IJsland, Zweden en Zwitserland.

Naar boven