23 900 XIII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 1995

nr. 33
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 13 februari 1995

Met deze brief ontvouw ik u mijn voornemens ten aanzien van de programma's voor Bio-, Materiaal-, Milieu- en Informatietechnologie in 1995 en informeer ik u over de ermee opgedane ervaringen in het afgelopen jaar.

Algemene en budgettaire programmabeschouwingen

In contrast met een aanzienlijke toename van de internationale onderzoeksbudgetten, zoals van het Vierde Kaderprogramma van de Europese Unie, kenmerkt de nationale situatie zich door een beperking van inzetbare middelen voor programmatisch technologisch onderzoek als gevolg van de in het Regeerakkoord overeengekomen bezuinigingstaakstelling.

In totaal stel ik een bedrag van f 101 miljoen beschikbaar voor de genoemde technologieprogramma's. Dat is circa f 45 miljoen minder dan in 1994. Het beschikbare budget is verdeeld als weergegeven in tabel 1. Bij mijn afwegingen die geleid hebben tot bovenstaande verdeling heb ik mij laten leiden door twee belangrijke uitgangspunten namelijk:

– Het budget voor milieutechnologisch onderzoek door bedrijven op niveau te houden, mede in het licht van de bezuinigingen op energietechnologie;

– Het innovatieve mkb zoveel mogelijk te ontzien.

Een en ander kon worden gerealiseerd door bezuinigingen op subsidies voor onderzoek bij alle technologieprogramma's (met uitzondering dus van milieutechnologie) en bezuinigingen op het flankerend beleid.

Tabel 1. Budgetverdeling Technologieprogramma's 1995

 BiotechnologieMateriaaltechnologieMilieutechnologieInforma- tietechnologieTotaal generaal
Subsidies voor onderzoek14212621,582,5
Flankerend beleid0,43,610,5418,5
Totaal (alle bedragen in ml. f.)14,424,636,525,5101

Omdat bedrijven bij een te geringe kans op subsidie aarzelen om een aanvraag in te dienen zal ondanks de bezuinigingen gepoogd worden het honoreringspercentage te handhaven. Daartoe zijn de maximaal toegestane subsidies per aanvrager en per project verlaagd in de wetenschap dat kleine bedrijven in het algemeen minder projectvoorstellen van bovendien geringere financiële omvang indienen. Voor grotere bedrijven zijn er ook mogelijkheden voor subsidies in bijvoorbeeld strategische samenwerkingsprojecten en in het kader van de Europese technologieprogramma's.

Haalbaarheidsprojecten komen niet langer in aanmerking voor ondersteuning. Voor dit type projecten bleek overigens in 1994 al weinig belangstelling te bestaan. Inhoudelijk zal ik in 1995 de programmatische subsidieregelingen zoveel mogelijk langs de bestaande lijnen voortzetten. Samenwerking blijft een belangrijk aspect bij de beoordeling van projecten. Het innovatievermogen van bedrijven kan immers aanzienlijk worden verhoogd door samenwerking te stimuleren tussen bedrijven onderling en van bedrijven met de kennisinfrastructuur.

PBTS en IT 1994

Met ingang van 1994 vindt subsidieverschaffing plaats op basis van het Besluit subsidies programmatische bedrijfsgerichte technologiestimulering of het Besluit subsidies informatietechnologie.

Enkele PBTS-resultaten vindt u in tabel 2.

Hoewel het aantal PBTS-aanvragen in 1994 gelijk bleef ten opzichte van 1993 is het honoreringspercentage licht gedaald van 39 naar 36.

45% van de gehonoreerde aanvragen is van zogenaamde nieuwkomers. Dat is niet alleen verheugend omdat de regeling nog steeds nieuwe aanvragers blijkt te trekken, maar ook omdat deze aanvragen van relatief hoge kwaliteit zijn. Meer dan de helft van de projecten wordt uitgevoerd door bedrijven met minder dan 200 werknemers. In ruim 90% van de gehonoreerde projecten wordt in een of andere vorm samengewerkt tussen bedrijven of met de kennisinfrastructuur. Dit is een opvallende stijging. In 1993 was nog slechts in ca. 45% van de aanvragen sprake van samenwerking.

Tabel 2. Spreiding van projecten over de PBTS-programma's 1994

PBTSBudget (mln. f)Aantal aanvragen% Honor.% Nieuw% MKB% Samenwerking
Biotechnologie188144503397
Materiaaltechnologie35229334261 89
Milieutechnologie*32 16736475593
Totaal8547736455392

* Gegevens voor Milieutechnologie zijn voorlopig.

% Honor. Percentage gehonoreerde aanvragen.

% Nieuw Percentage gehonoreerde aanvragen door ondernemers die nog niet eerder in het desbetreffende technologieprogramma een aanvraag hebben ingediend.

% MKB Percentage gehonoreerde aanvragen door bedrijven met minder dan 200 werknemers.

% Samenwerking Percentage gehonoreerde aanvragen waarbij sprake is van enige vorm van samenwerking.

Kennisinstellingen zorgen voor verhoging van de honoreringskans bij projectaanvragen. Dat blijkt uit het feit dat in 66% van de in 1994 gehonoreerde aanvragen samenwerking met een kennisinstelling plaats vindt.

Samenwerking heeft bij de beoordeling van subsidie-aanvragen een zwaarder accent gekregen, waardoor nu in ruim 70% van de PBTS-aanvragen sprake is van enigerlei vorm daarvan.

De Uitvoeringsregeling IT omvatte in 1994 nog vier programma's:

– Geavanceerde IT-systemen;

– Uitbesteding aan onderzoeksinstellingen;

– Branchetoepassingen;

– Telematica.

Omdat de tenders in 1994 laat in het jaar vielen zijn de gegevens over de gehonoreerde projecten nog niet beschikbaar. In onderstaande tabel 3 zijn wel enkele gegevens met betrekking tot de aanvragen vermeld. In drie van de vier informatietechnologieprogramma's is in 1994 samenwerking een voorwaarde geweest om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen. Deze programma's, te weten Branchetoepassingen, Uitbesteding aan onderzoeksinstellingen en Telematica zullen in 1995 worden gecontinueerd.

Tabel 3. Spreiding van aanvragen over IT-programma's 1994

IT-ProgrammaBudget (mln. f)Aantal aanvragen% MKBSamenwerking verplicht
Geavanceerde IT-systemen11,5155 68Nee
Uitbesteding onderzoeksinst.6,5 56 63Met bedrijf: nee Met kennisinstelling: ja
Branche3 78100Ja, met branche
Telematica1013451Ja, met ten minste één andere ondernemer
Totaal3142367 

% MKB = Percentage aanvragen ingediend door bedrijven met minder dan 200 werknemers.

Flankerend beleid

Samenwerking krijgt niet alleen in de subsidieregelingen een zwaar accent. Ook in het flankerend beleid is het een belangrijk aspect. Toepassing door en demonstratie van kennis aan het MKB krijgt in 1995 extra aandacht, met name de manier waarop overdracht van kennis plaatsvindt. Om het innovatievermogen van MKB-bedrijven te vergroten zullen intermediaire organisaties actiever worden ingezet omdat zij in hun makelaarsrol bij uitstek geschikt zijn om contacten tussen bedrijven en van bedrijven met kennisleveranciers te organiseren.

Activiteiten rondom de Europese technologieprogramma's zijn ook een belangrijk element in het flankerend beleid. In het Derde Kader- programma heeft Nederland een goede retour gekend. Dit niveau moeten we zien te handhaven. Vooral de participatie van bedrijven moet verhoogd worden. Door een toegenomen industriële oriëntatie van het Vierde Kaderprogramma zijn er voor deze groep ook meer mogelijkheden. Enerzijds zullen de bedrijven die reeds deelnemen aan Europese programma's actiever moeten worden. Anderzijds zal de groep bedrijven die de weg naar Brussel weet te vinden moeten worden uitgebreid door middel van voorlichting en hulp bij het doen van aanvragen.

De technologieprogramma's 1995

Biotechnologie

Het aantal Nederlandse bedrijven dat biotechnologie gebruikt om nieuwe produkten te creëren is de afgelopen jaren fors toegenomen. Ook de aard van de bedrijven is in deze periode veranderd, door het steeds breder wordende toepassingsgebied van de technologie.

Biologisch afbreekbare bestrijdingsmiddelen en kunststoffen, nieuwe enzymen, eiwitten voor voedingsmiddelen, farmaceutica en cosmetica zijn enkele van vele nieuwe toepassingen. Ook wordt biotechnologie steeds vaker ingezet voor milieudoeleinden. Nederland beschikt over een kennisinfrastructuur op het gebied van biotechnologie van internationale faam. Dit blijkt onder andere uit de verhoudingsgewijs hoge participatie in het inmiddels afgeronde Derde Kaderprogramma van de Europese Unie.

De commerciële ontwikkeling van biotechnologische produkten wordt momenteel sterk beïnvloed door regelgeving en de algemene beeldvorming over biotechnologie bij de consument. Deze twee onderwerpen zullen in het flankerend beleid in 1995 veel aandacht krijgen.

In het najaar 1994 is het Communicatie-Overleg Biotechnologie (COB) van start gegaan. Aan het COB nemen vertegenwoordigers van de industrie en organisaties voor onder andere consumenten-, milieu- en natuurbelangen deel. Doelstelling is om draagvlak te creëren voor een open discussie over de toepassingen van biotechnologie met het oog op betere maatschappelijke acceptatie. In 1995 zal het demonstratieproject «Voedselveiligheid van biotechnologische produkten» van start gaan. Economische Zaken draagt hier f 2 miljoen aan bij.

Samenwerking tussen de kennisinfrastructuur en de industrie krijgt aandacht ondermeer in strategische samenwerkingprojecten. Op samenwerking zijn ook twee grote projecten gericht: NOBIS (Nederlands onderzoekprogramma biologische in situ sanering) en MIBITON (Materiële infrastructuur biotechnologisch onderzoek in Nederland), waarvoor in het kader van ICES f 25 miljoen respectievelijk f 20 miljoen beschikbaar is gesteld.

De NIABA, ABON, Senter, EG-Liaison en Economische Zaken hebben zich verenigd in een werkgroep om de deelname aan EU-biotechnologieprogramma's te bevorderen. Dit jaar zal een speciaal initiatief worden genomen om bedrijven en instituten te stimuleren om gezamenlijk projecten in te dienen voor het onderdeel «Life Sciences» van het Vierde Kaderprogramma van de EU.

Materiaaltechnologie

Het programma Materiaaltechnologie gaat het negende jaar in. Met de activiteiten uit het programma worden drie doelstellingen van het materiaaltechnologiebeleid gediend, te weten: kennisopbouw, kennisoverdracht en bevorderen van (maatschappelijk) draagvlak. Ten opzichte van 1994 zijn twee accentverschuivingen in het programma aangebracht, namelijk:

– van kennisopbouw naar kennisoverdracht en -toepassing;

– van het nationale naar het internationale instrumentarium voor opbouw van materiaaltechnologische kennis.

Het huidige programma omvat een breed scala aan activiteiten, waaronder onderzoek bij universiteiten en bedrijven alsmede publieksvoorlichting.

Kennisopbouw binnen bedrijven wordt gestimuleerd via het PBTS-programma materiaaltechnologie. Met het IOP-instrument (innovatie gerichte onderzoekprogramma's) wordt een betere marktoriëntatie beoogd bij universiteiten en andere kennisinstellingen. Door het verlenen van een bijdrage aan het NWO-prioriteitenprogramma wordt gepoogd de industriële gerichtheid van het materialenonderzoek aldaar te vergroten.

Tenslotte wordt de industriële deelname versterkt aan het IMT-programma van het Vierde Kaderprogramma. Dat is nodig omdat Nederland in het IMT-programma duidelijk lager scoort dan op andere onderdelen van het Vierde Kaderprogramma.

De activiteiten op het gebied van kennisoverdracht zijn voornamelijk gericht op het MKB. Ondernemers moeten weten dat bepaalde materiaaltechnologie beschikbaar is, leren wat daarvan de toepassingsgebieden en voor- en nadelen zijn en vervolgens beoordelen of zij tot uitputting daarvan in hun eigen bedrijfssituatie kunnen overgaan.

Ter verbreding van het maatschappelijk draagvlak wordt op bescheiden schaal medewerking verleend, bijvoorbeeld aan een tentoonstelling in het NINT. In de komende tijd zal ook aandacht worden geschonken aan draagvlakverbreding binnen de industrie en binnen op de industrie gerichte intermediaire organisaties.

Milieutechnologie

In aanvulling op de PBTS-Milieutechnologie is f 4 miljoen gereserveerd voor het Proefprogramma Referentieprojecten Milieutechnologie. Dit proefprogramma is in 1994 gestart en gericht op het wegnemen van een belangrijk knelpunt bij de marktintroductie van milieutechnologie door MKB-bedrijven. In de loop van 1995 wordt besloten over eventuele voortzetting ervan. Bij niet continuering kan de reservering ingezet worden voor de PBTS-Milieutechnologie.

Voor 1995 luiden de hoofdlijnen van het programma milieutechnologie:

1. Versterking van de marktoriëntatie bij de ontwikkeling van milieutechnologie;

2. Heroriëntatie op de wijze van verspreiding van milieutechnologie;

3. Meer aandacht voor de toepassing van milieutechnologie;

4. Bevordering van de samenwerking tussen bedrijven en kennis-infrastructuur en tussen bedrijven onderling;

5. Bevordering van participatie in internationale technologieprogramma's.

Op basis van de reeds gestarte evaluatie van de voorlichting op het gebied van milieutechnologie zal samen met VROM een nieuwe communicatiestrategie voor kennisverspreiding worden vastgesteld. Tevens zal een besluit worden genomen over de follow-up van het project Schoner Produceren en over de follow-up van de Energie- en Milieu-adviesregeling. Eind 1995 zal ook een besluit worden genomen over de voortgang van het IC-project Ecodesign, gericht op de introductie van milieugerichte produktontwikkeling bij het MKB.

In het voorjaar wordt een externe discussie georganiseerd met alle betrokken partijen over de resultaten van het ADL-onderzoek naar kansrijke milieutechnologie. Centraal staat dan de vraag hoe het Nederlandse bedrijfsleven optimaal kan profiteren van de groeiende, internationale marktmogelijkheden voor milieuprodukten en -diensten. Op basis van de resultaten van het ADL-onderzoek wordt gewerkt aan een betere inbedding van milieutechnologie in o.a. de exportprogramma's, ontwikkelingssamenwerkingsprogramma's en het PSO-programma.

Samenwerking tussen bedrijven en met de kennisinfrastructuur wordt ook gestimuleerd via strategische conferenties (waarvan de eerste, over bouw- en sloopafval, is voorzien in het voorjaar), strategische samenwerkingsprojecten en mogelijk ICES-projecten. Ook is een programma opgesteld voor integraal ketenbeheer, dat via voorbeeldprojecten bij bedrijven de praktische waarde van het concept illustreert.

Informatietechnologie

Het programma geavanceerde IT-systemen, waarmee in de afgelopen jaren onderzoek bij bedrijven op (in de tijd wisselende) IT-gebieden werd gestimuleerd, wordt – zoals reeds was voorzien – in 1995 niet voortgezet. Dit past in het streven om niet langer te stimuleren op specifieke smalle technologiegebieden, maar meer ruimte aan de markt te geven. Dit jaar zijn er dus nog drie onderzoekprogramma's, waarmee de opbouw, toepassing en verspreiding van IT-kennis worden gestimuleerd, vanuit de grondgedachte samenwerking.

Het eerste programma is «Uitbesteding aan onderzoekinstellingen» waarmee het afgelopen jaar is geëxperimenteerd met het oog op samenwerking op IT-gebied tussen bedrijven en kennisinstellingen. De onderneming voert dan de regie over het project, maar een flink deel van het onderzoek moet worden uitbesteed aan een onderzoeksinstelling. Gezien de positieve ervaringen wordt dit programma met een hoger budget in 1995 voortgezet. Het programma is nu ook opengesteld voor projecten die voorheen hun plaats hadden in het niet voortgezette programma Geavanceerde IT-systemen, mits deze projecten voldoen aan het uitbestedingsvereiste.

Het tweede programma, Branchetoepassingen, is gericht op de introductie van nieuwe IT-toepassingen in een branche en de verspreiding van kennis over die toepassing binnen de betrokken branche.

Het derde programma, Telematica, is gericht op de totstandkoming van innovatieve pilotprojecten op het brede gebied van telematica. In deze projecten wordt samengewerkt tussen aanbieders van telematicasystemen, gebruikers en kennisinstellingen.

De genoemde R&D-stimuleringsmaatregelen worden via het flankerend beleid aangevuld met een aantal thematische beleidsacties waarbij ook andere partijen dan bedrijven betrokken zijn. Het gaat onder meer om acties gericht op toepassing en demonstratie van technologie, samenwerking tussen bedrijven en de kennisinfrastructuur, deelname aan Europese technologieprogramma's, en wet- en regelgeving.

Ook wordt veel aandacht besteed aan de uitvoering van het actieprogramma «Elektronische Snelwegen». Dit jaar zal een landelijk programma worden opgezet en uitgevoerd waarmee de opgedane micro-electronica kennis en ervaring uit de in 1994 beëindigde MiToe-regeling zal worden uitgedragen door de Innovatiecentra in samenwerking met het Centrum voor Micro-Elektronica.

De Uitvoeringsregelingen PBTS en IT 1995 zullen zo spoedig mogelijk in de Staatscourant worden gepubliceerd, zodat weer aanvragen voor projectsubsidies op de genoemde terreinen kunnen worden ingediend.

Ik hoop u met deze brief naar voldoening te hebben geïnformeerd over de voortgang en mijn voornemens ten aanzien van de technologieprogramma's.

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Naar boven