Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1994-1995 | 23900-XI nr. 75 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1994-1995 | 23900-XI nr. 75 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 17 juli 1995
Per 1 juli 1994 hadden de gemeenten die het noodzakelijk achten de verdeling van woonruimte te reguleren een huisvestingsverordening vastgesteld moeten hebben. In totaal 209 gemeenten hebben uiteindelijk een huisvestingsverordening vastgesteld.
Bij nadere analyse van de huisvestingsverordeningen bleek, dat in ieder geval al 90 verordeningen in strijd met de wet zijn vastgesteld met betrekking tot het stellen van bindingseisen en de vaststelling van een hogere koopprijsgrens, waarvoor bovendien de provincie al haar goedkeuring/toestemming heeft verleend (NB: nog niet alle huisvestingsverordeningen zijn door de provincies op deze punten beoordeeld). Met name bleken gemeenten de koopprijsgrens onnodig op een hoger niveau te hebben vastgesteld waardoor een groter deel van de koopwoningvoorraad onder de gemeentelijke distributieregels valt. Ook bleken onnodig lokale bindingseisen te zijn gesteld (d.i. in meer of mindere mate voorrang verleend aan woningzoekenden uit de eigen gemeente ten opzichte van woningzoekenden van buiten de gemeente).
Hierdoor wordt derhalve door veel gemeenten het recht op vrije vestiging onnodig ingeperkt.
Mijn ambtsvoorganger heeft hierop in korte tijd 10 provinciale goedkeuringsbesluiten inzake de huisvestingsverordeningen van de gemeenten Alphen a/d Rijn, Apeldoorn, Barneveld, Gouda, Harderwijk, Nijkerk, Ronde Venen, Veenendaal, Woerden en Wijk bij Duurstede voor vernietiging voorgedragen aan de Kroon. Bij Koninklijk Besluit van 18 augustus 1994 zijn deze besluiten door de Kroon vernietigd. Bij Koninklijk Besluit van 9 december 1994 en 24 januari 1995 zijn de bezwaarschriften van de betreffende gemeenten/provincies ongegrond verklaard. Op 22 december 1994 heeft de Raad van State zich in een schorsingsprocedure achter de vernietigingsbesluiten geschaard.
Momenteel liggen de besluiten nog ter finale beoordeling bij de Raad van State (bodemprocedure).
De provincies hebben hun goedkeuring c.q. toestemming verleend voor het hanteren van hogere koopprijsgrenzen, doordat zij de voorwaarde van «geringe uitbreidingsmogelijkheden» zoals in de wet genoemd anders (minder strikt) interpreteren dan het Rijk. Ik heb daarom gemeend, dat overleg met de provincies en gemeenten over de interpretatie van de Huisvestingswet opportuun was. Op 30 september en 4 november 1994 heb ik enkele verkennende besprekingen gevoerd met het Interprovinciaal Overleg (IPO).
In dit overleg is afgesproken, dat voorlopig zou worden afgezien van nieuwe ter vernietiging voor te dragen verordeningen aan de Kroon. Provincies zouden dan ook voorlopig geen goedkeuring meer verlenen voor hogere koopprijsgrenzen en toestemming geven voor het hanteren van lokale/regionale bindingseisen, voor zover die mogelijk weer door het Rijk aangemerkt zouden kunnen worden als strijdig met de wet. In de tussentijd diende een gezamenlijk interpretatiekader rond het begrip «geringe uitbreidingsmogelijkheden» te worden ontwikkeld.
Uiteindelijk bleek in een vervolgoverleg op 9 en 13 februari 1995, waarbij ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) aanwezig was, het niet mogelijk om over een interpretatiekader tot overeenstemming te komen. Hierdoor was het niet meer mogelijk om in relatie tot de bestaande kaders van de wet tot een modus vivendi te komen. Afgesproken werd om snel tot een pragmatisch voorstel te komen waaraan een te wijzigen Huisvestingswet zou moeten voldoen en waardoor interpretatieverschillen in de toekomst worden voorkomen.
Overigens zijn ook door gemeenten gehanteerde privaatrechtelijke bedingen die tot doel hebben de vestigingsvrijheid te beperken onderwerp van bespreking geweest. Met het IPO bestaat overeenstemming dat een dergelijke privaatrechtelijke constructie onwenselijk is waar publiekrechtelijk één en ander is geregeld. Ik bezin mij momenteel op de maatregelen die genomen kunnen worden om deze bedingen tegen te gaan.
In dit traject heb ik uiteindelijk geconcludeerd, dat het wenselijk is om te komen tot een meer fundamentele bezinning op de uitgangspunten en doelstellingen van de Huisvestingswet. Daarbij speelde een rol, dat met de vaststelling van een nadere invulling van het begrip «geringe uitbreidingsmogelijkheden» niet gezegd was, dat problemen in de toekomst met deze Huisvestingswet zich niet meer zouden voordoen.
Voor mij stond voorop, dat het recht van vrije vestiging zo min mogelijk aangetast mag worden, en daar waar dit toegestaan wordt (door het stellen van maatschappelijke en economische bindingseisen en hogere koopprijsgrenzen) dit alleen maar kan op grond van zwaarwegende ruimtelijke ordeningsmotieven. De relatie tussen woonruimteverdeling en ruimtelijke ordening – zo heb ik overigens ook van de VNG en het IPO begrepen – dient in de Huisvestingswet beter tot uitdrukking gebracht te worden. Tevens zou een betere relatie moeten worden gelegd met de doorstroming van te goedkoop wonende huishoudens naar duurdere woningen, een punt dat tevens naar de mening van zowel VNG, IPO als Rijk zou moeten leiden tot hogere koopprijsgrenzen.
Dit heeft geresulteerd in een voorstel, dat ik met een bestuurlijke delegatie van het IPO op 6 juli jl. heb besproken (zie bijlage I).1 Het IPO reageerde negatief. Het voorstel gaat naar de mening van het IPO niet uit van het huidig ruimtelijke-ordeningsbeleid, maar van een voor de provincies onwenselijke aanscherping van dat beleid, doordat alleen sprake kan zijn van het voorrang verlenen aan lokale of regionale woningzoekenden ingeval de gemeente ligt in restrictief beleidsgebied, voor zover dat beleid is gedefinieerd aan de hand van maximale bebouwingscontouren.
Het huidige ruimtelijk beleid van de provincies geeft echter een zeer gedifferentieerd beeld. Er zijn gemeenten die op grond van het provinciaal ruimtelijk beleid zeer beperkte groeimogelijkheden hebben waardoor enige regulering van de woonruimteverdeling op zijn plaats is. Er zijn echter ook gemeenten die als gevolg van provinciaal ruimtelijk beleid slechts in geringe mate worden beperkt in hun groeimogelijkheden. Het staat provincies vrij om – binnen het kader van VINEX – een dergelijke gedifferentieerde invulling te geven aan het ruimtelijk beleid.
Het voorstel geeft alleen aan, in welke situaties het instrumentarium van de Huisvestingswet kan worden toegepast ter ondersteuning van het provinciaal ruimtelijk beleid. Niet in elk geval is het noodzakelijk om een zo zwaar in de grondwettelijke vrijheden van burgers ingrijpende beperking toe te passen om het ruimtelijk beleid te kunnen uitvoeren.
Helaas moet ik constateren, dat met het IPO niet meer voor de zomer tot overeenstemming gekomen kan worden over de koers naar een eenduidiger koppeling tussen het woonruimteverdelingsbeleid en het ruimtelijke-ordeningsbeleid.
Zoals ik in bijgaande brief aan het IPO (zie bijlage II)1 heb laten weten, verwacht ik een schriftelijk standpunt van het IPO voor 1 september 1995. Ik zal de Tweede Kamer van de voortgang van de besprekingen op de hoogte houden.
Inmiddels blijft de vraag wat te doen met de huidige huisvestingsverordeningen die in strijd met de wet zijn opgesteld. Allereerst zal de desbetreffende gemeenten schriftelijk worden verzocht om hun huisvestingsverordening in overeenstemming te brengen met de wet. In een aantal zeer evidente gevallen van strijdigheid met de huidige wet zal ik evenwel de procedure tot vernietiging van de gewraakte besluiten in gang zetten. Bij de beoordeling of deze huisvestingsverordeningen en/of provinciale goedkeuringsbesluiten voor vernietiging aan de Kroon moeten worden voorgedragen, zal ik prioriteiten stellen. In eerste instantie zullen de huisvestingsverordeningen voor vernietiging worden voorgedragen, waarin ten onrechte (op verschillende wijze en in verschillende mate) voorrang wordt gegeven aan lokale ingezetenen boven andere woningzoekenden.
Ik betreur het, dat er met IPO en VNG nog geen overeenstemming bestaat over de te volgen koers op grond waarvan de Huisvestingswet gewijzigd zal worden. Ik ben echter genoodzaakt de huidige wet te handhaven en zal mij daarbij baseren op de eerdergenoemde uitspraken van de Raad van State.
Vooralsnog hoop ik u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-23900-XI-75.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.