23 900 XI
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 1995

nr. 45
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 25 januari 1995

Tijdens de behandeling van de begroting van VROM voor 1995 heb ik toegezegd u te informeren over de opzet van een onderzoek dat het kabinet laat verrichten naar de kansen en knelpunten die een duurzame ontwikkeling voor de Nederlandse economie biedt.

Met deze brief wil ik aan bovenstaande toezegging tegemoet komen, mede met het oog op het algemeen overleg op 16 februari 1995 over het WRR-rapport «Duurzame Risico's». In de regeringsreactie op dit WRR-rapport (Kamerstukken II 1994/95, 23 900 XI, nr. 27) heeft de regering de conclusie van de WRR onderschreven dat ten behoeve van het maatschappelijk draagvlak voor duurzame ontwikkeling een afweging nodig is tussen de in het geding zijnde economische, ecologische en sociale risico's. Daarbij is aangegeven dat voor het milieubeleid op de middellange termijn de integratie tussen milieu en economie centraal staat, waarbij nog vele win-win situaties mogelijk zijn.

De door de WRR bepleite afweging en de integratie van milieu en economie is niet een zaak van de minister van VROM alleen. Ook de ministers van andere departementen zullen aan de discussie een bijdrage leveren, en milieu-overwegingen in hun beleid integreren. Hetzelfde geldt voor de verschillende sectoren van de economie. Alleen door het integreren van milieu- en sociaal-economisch beleid kunnen de kansen die er zijn voor een gezonde economische ontwikkeling die gepaard gaat met een verminderde druk op het milieu, benut worden. De minister van VROM heeft als coördinerend minister van milieubeheer wel een initiërende rol. Daarom heb ik het initiatief genomen tot het doen uitvoeren van een onderzoek naar Duurzame Economische Structuren.

Voorgeschiedenis

Mijn voorganger heeft tijdens de parlementaire behandeling van het NMP 2 toegezegd dat hij zal bevorderen dat een beter inzicht ontstaat in de kansen en beperkingen op langere termijn van het realiseren van duurzame ontwikkeling voor de verschillende sectoren van de Nederlandse economie (Kamerstukken II 1993/94, 23 560, nr. 9). Ook het regeerakkoord wijst op het belang van het in samenhang bezien van milieu en economie. «Economie en ecologie moeten samengaan. De uitvoering van het NMP 2 staat daarbij voorop. De discussie over de inrichting van onze economie en de relatie tussen economie en ecologie wordt zo breed gevoerd, dat beslissingen in samenhang worden genomen en daardoor worden begrepen en aanvaard.»

Ook breder in de samenleving bestaat er belangstelling voor dit onderwerp. De vak- en milieubeweging hebben in hun brief aan de Minister-President een pleidooi gehouden voor een economisch-ecologische structuurnota, waarin het kabinet een uitgewerkte visie zou moeten geven op de structurele ontwikkeling van onze economie op de langere termijn. Het is volgens deze organisaties nodig dat er een veel beter inzicht komt op wat «duurzaamheid» op den duur voor onze economie betekent, en dat het sociaal-economisch beleid en het milieubeleid beter op elkaar worden afgestemd.

Duurzame Economische Structuren

Door middel van meerdere studies zal in de relatie tussen milieu en economie op (middel)lange termijn inzicht ontstaan. In de eerste plaats zijn de nieuwe lange termijn verkenningen van het CPB en de vierde Nationale Milieuverkenning (vooralsnog voorzien in 1997) van het RIVM van belang. In de lange termijn verkenning van het CPB zullen naar verwachting het energiegebruik en de sectoren transport en landbouw, mede in relatie tot ruimtegebrek, nadere aandacht krijgen. De vierde Milieuverkenning zal, voorzover thans is te voorzien, de milieugevolgen van meerdere duurzaamheidsstrategieën op sectorniveau verkennen.

In het voorjaar van 1995 zullen het RIVM en het CPB tevens een advies over duurzame ontwikkeling uitbrengen. Dit advies zal de eerste bouwstenen aanleveren voor de hierboven genoemde lange termijn verkenning en de vierde Milieuverkenning. Het advies zal bestaan uit een theoretische analyse van het begrip duurzame ontwikkeling. Dit zal worden aangevuld met een programmering van de noodzakelijke werkzaamheden om tot een meer kwantitatieve invulling te komen.

In aansluiting daarop heeft het kabinet het initiatief genomen voor een onderzoek naar mogelijke Duurzame Economische Structuren voor de Nederlandse economie. Dit onderzoek beoogt het inzicht te vergroten in de mogelijke synergieën en knelpunten die zich op de lange termijn voor de Nederlandse economie kunnen voordoen ten gevolge van het realiseren van een duurzame ontwikkeling.

Het onderzoek omvat meerdere fasen. Begonnen wordt met een inventarisatie van relevante scenario studies, die in de loop van de tijd in verschillende landen zijn uitgevoerd. Uit deze inventarisatie kan naar voren komen hoe internationaal wordt gedacht over verschillende economische ontwikkelingspaden en duurzame ontwikkeling en op welke samenhangen, thema's en technologische opties dit onderzoek zich moet richten.

Door middel van het opstellen van verschillende scenario's zal vervolgens worden geprobeerd inzicht te verkrijgen in denkbare verschillende economische structuren en de daarbij behorende verhouding van ecologische, economische en sociale doelstellingen. De inschatting van het maatschappelijk aanpassingsvermogen en het aanpassingsvermogen van de ecologie zal in ieder geval een van de belangrijke variabelen zijn.

Ten behoeve van de consistentie worden de verschillende gegevens en uitkomsten geëvalueerd met behulp van een input-output model van het CBS, waarin economische activiteiten en bepaalde milieufactoren zoals emissies aan elkaar gekoppeld zijn. Met behulp van de scenario's worden de kansen en knelpunten voor de economie in beeld gebracht. In het geval dat deze zich ongeacht het scenario voordoen, ligt een beleidsreactie voor de hand. Voor de gesignaleerde spanningen zullen ook oplossingsrichtingen worden aangegeven. Hierbij zal gezocht worden naar die vormen van beleid die het probleemoplossend vermogen en de zelfsturing van de Nederlandse economie bevorderen. Tevens zal worden nagegaan hoe door technologische vernieuwing de gesignaleerde spanningen verminderd kunnen worden, of omgebogen naar kansen. In het onderzoek wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan internationale aspecten. Zowel de schaal van de milieuproblemen, als de verschillende economische relaties overstijgen immers vaak het Nederlandse schaalniveau.

Het onderzoek is reeds van start gegaan en wordt begeleid door een interdepartementale begeleidingscommissie met vertegenwoordigers van V&W, EZ, VROM, LNV, Financiën en SoZaWe. Van het CPB en het RIVM zijn medewerkers als adviserende leden betrokken. De resultaten van het onderzoek zullen in de tweede helft van 1995 beschikbaar zijn.

Naar verwachting kunnen de resultaten van het onderzoek naar Duurzame Economische Structuren input vormen voor overleg met de maatschappelijke sectoren. Voorwaarde daarvoor is dat de uitkomsten van het onderzoek voor degenen met wie het overleg wordt ingegaan acceptabel moeten zijn als basis voor de discussie. Dit betekent dat er voor moet worden gezorgd dat de verschillende maatschappelijke actoren zich voldoende kunnen herkennen in de uitgangspunten van het onderzoek. Om dit te bereiken worden de maatschappelijke organisaties op informele wijze tijdens het onderzoek betrokken.

Vervolgactiviteiten

De resultaten van het onderzoek zullen naar verwachting in het najaar van 1995 beschikbaar zijn. Hierover zal ik u dan informeren mede in relatie tot de vormgeving van het lange termijn strategisch milieubeleid. Tevens zal ik u dan informeren over de wijze waarop ik deze resultaten zal bespreken met de relevante maatschappelijke actoren. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan het door middel van een congres brede bekendheid geven van de resultaten van het project.

Op basis van de uitkomsten van de studie zal ik nader met mijn collega's van Economische Zaken, Verkeer en Waterstaat en Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bezien of en op welke wijze de gesignaleerde kansen benut kunnen worden. Daarbij zal worden aangesloten bij reeds lopende activiteiten van mijn collega van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij ten aanzien van Duurzame Landbouw, de door de mijn collega van Economische Zaken toegezegde nota technologisch structuurbeleid en de inspanningen van mijn collega van Verkeer en Waterstaat om gezamenlijk met de sector de doelstellingen van het milieubeleid beter binnen bereik te brengen. Vanuit het project duurzame economische structuur kan daarbij steeds de bovensectorale samenhang ingebracht worden.

De resultaten van het onderzoek naar Duurzame Economische Structuren en de uitkomsten van het maatschappelijke overleg zullen verder worden betrokken bij de lange termijn verkenningen van het CPB en in de vierde Nationale Milieuverkenning (voorzien in respectievelijk 1996 en 1997). Hiermee wordt een goed inzicht verkregen in de strategische keuzes met betrekking tot de nadere invulling van duurzame ontwikkeling.

Het is de bedoeling dat de uitkomst van de gevoerde discussie concrete handvatten biedt voor de manier waarop zowel door de overheid als door andere maatschappelijke actoren vorm gegeven kan worden aan een duurzame ontwikkeling. Voorop blijft staan dat dit proces gericht is op concrete acties en een versterking van het economische-, sociale- en het milieubeleid.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

M. de Boer

Naar boven