23 900 V
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 1995

nr. 54
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 31 augustus 1995

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft bij brief van 24 april 1995 een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Buitenlandse Zaken over zijn brief van 24 februari 1995 over het overzicht van tot stand gekomen verdragen met als peildatum 1 januari 1995 (23 900 V, nr. 33).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 12 juli 1995.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Bukman

De griffier van de commissie,

Janssen

1

Wat is er gebeurd met de overige 26 (74–46) verdragen die in 1994 niet ter parlementaire goedkeuring zijn voorgelegd? Staan deze op lijst I van verdragen waarvan wordt verwacht dat deze in 1995 ter goedkeuring worden voorgelegd? Of zijn deze reeds in de loop van 1994 aan lijst II of III toegevoegd?

Van de verdragen die in 1994 niet ter parlementaire goedkeuring zijn voorgelegd, is één verdrag naar lijst II overgebracht, namelijk de op 6 november 1990 te Straatsburg tot stand gekomen Europese Code inzake Sociale Zekerheid. De overige verdragen zijn op lijst I blijven staan.

2

Het overzicht inzake parlementaire goedkeuring verdragen bestaat uit 4 lijsten. Lijst I betreft verdragen die in de loop van 1995 ter parlementaire goedkeuring worden ingediend. Dit heeft betrekking op zowel de uitdrukkelijke als de stilzwijgende goedkeuring. Hoeveel verdragen zijn er in 1994 gesloten en hoeveel verwacht de regering dat er in 1995 gesloten zullen worden waarvoor géén parlementaire goedkeuring vereist is (verdragen die onder de uitzonderingen van art. 7 Rijkswet Goedkeuring Verdragen vallen)?

In 1994 zijn 63 verdragen tot stand gekomen die geen parlementaire goedkeuring behoeven. Voor 1995 zal dit aantal waarschijnlijk ongeveer gelijk blijven.

3 en 4

Heeft de regering inzicht in het aantal bilaterale verdragen dat Nederland heeft gesloten met diverse landen? Hoeveel verdragen zijn er per land gesloten? Bestaat hiervan een overzicht per land?

Heeft de regering inzicht in het aantal multilaterale verdragen waaraan Nederland gebonden is? Is een overzicht daarvan beschikbaar?

Sinds 1813 heeft het Koninkrijk der Nederlanden in totaal ongeveer 8.000 verdragen gesloten. Met ruim 140 staten zijn bilaterale verdragen gesloten. Het aantal verdragen wisselt sterk per staat; van één enkel verdrag tot vele tientallen. Op dit moment is het niet mogelijk om zonder meer overzichten te produceren van alle verdragen die met de diverse landen en internationale organisaties zijn gesloten en van alle multilaterale verdragen waar het Koninkrijk partij bij is. Dat soort overzichten zullen te zijner tijd zonder al te veel werk wel kunnen worden gemaakt wanneer de automatisering van het verdragsinformatiebestand helemaal voltooid zal zijn. Hoewel daaraan hard wordt gewerkt, is nu nog niet precies aan te geven wanneer de automatisering voltooid zal zijn. Het verdragsinformatiebestand bestond vroeger uit een alomvattend systeem van kaarten met betrekking tot alle afzonderlijke verdragen. Dit systeem is nu voor het overgrote deel in de computer verwerkt, maar er is nog een periode waarvan gegevens met betrekking tot de van die tijd daterende verdragen nog niet in de computer zijn ingevoerd. Tot het geheel voltooid is, zou het opstellen van overzichten als de onderhavige een zeer tijdrovende zaak zijn.

Tenslotte kan er op worden gewezen dat uit de cumulatieve index op het Tractatenblad (verschenen zijn 1951 tot en met 1970, 1971 tot en met 1980 en 1981 tot en met 1990) en uit de jaarlijkse index op het Tractatenblad informatie is te halen over welke onderwerpen er verdragen zijn gesloten, zowel bilateraal als multilateraal, en voorts dat de teksten van alle, door het Koninkrijk aangegane verdragen (ook van de verdragen die geen parlementaire goedkeuring behoeven) sinds 1951 in het Tractatenblad bekend gemaakt worden.

5

Worden bij verdragen gemaakte voorbehouden aan periodieke evaluatie onderworpen? Zijn er voorbehouden die thans in discussie zijn?

Er vindt geen periodieke evaluatie plaats van door het Koninkrijk gemaakte voorbehouden. Wel wordt naar aanleiding van nieuwe wetgeving en nieuwe verdragen bekeken of voorbehouden kunnen worden ingetrokken. Voor de intrekking wordt dan parlementaire goedkeuring gevraagd. Eén van de verdragen waarbij momenteel bezien wordt of (twee van de) voorbehouden kunnen worden ingetrokken is het op 5 oktober 1985 te Straatsburg tot stand gekomen Europees Handvest inzake lokale autonomie (Trb. 1987, 63).

6

Welke vragen zijn gerezen bij de opstelling van de goedkeuringsstukken inzake het reeds in juni 1994 afgesloten verdrag betreffende de terugkeer van asielzoekers uit Vietnam? Is er onzekerheid over hun bescherming aldaar?

Er is geen onzekerheid over de veiligheid van afgewezen asielzoekers die naar Vietnam terugkeren.

De opstelling van de goedkeuringsstukken is geruime tijd opgehouden in afwachting van de afronding van de besprekingen met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) over de praktische uitvoeringsmaatregelen ten behoeve van de repatriëring van Vietnamese onderdanen, over de hoogte van de financiële vergoeding bij vrijwillige terugkeer (artikel 5 van het Verdrag) en over de kosten van repatriëring (vervoer, ontvangst en herintegratie) bij onvrijwillige terugkeer (artikel 4 van het Verdrag). Op respectievelijk 5 en 10 juni 1995 is over deze aspecten overeenstemming bereikt met de Vietnamese autoriteiten.

Op 1 juni 1995 heeft de rechtbank Den Haag (Rechtseenheidkamer Vreemdelingenzaken) in een individuele zaak van een afgewezen Vietnamese asielzoeker bepaald dat betrokkene, die sinds juli 1991 in Nederland verblijft, een vergunning tot verblijf dient te worden verleend omdat hij steeds met medeweten van de autoriteiten in Nederland heeft verbleven en de facto de uitkomst van de procedures heeft mogen afwachten. De Staatssecretaris van Justitie zal de Tweede Kamer nader informeren over de consequenties die aan deze uitspraak zullen worden verbonden ten aanzien van de andere afgewezen Vietnamese asielzoekers die behoren tot de categorie waar het Verdrag op ziet.

7

Deelt de regering de opvatting dat de recente gebeurtenissen in Oost-Europa het wenselijk maken dat een goed voorbeeld wordt gegeven bij de spoedige ratificatie van het in november 1994 ondertekende Kaderverdrag van de Raad van Europa inzake nationale minderheden? Wanneer komen de goedkeuringsstukken gereed? Zijn er problemen met uitvoeringswetgeving of gaat het alleen om het schrijven van een toelichting?

Het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden is op 1 februari 1995 voor het Koninkrijk ondertekend (Trb. 1995, 73). De goedkeuringsstukken zijn momenteel in voorbereiding, waarbij de vraag naar uitvoeringswetgeving wordt bekeken.

Het ligt in de bedoeling dat de stukken in het najaar ter advisering bij de Raad van State worden ingediend.

8

Wil de regering nagaan op welke wijze snellere duidelijkheid kan worden verkregen over de medegelding van verdragen voor de landen van het Koninkrijk? Geldt bij voorbeeld niet voor een verdrag als dat van 29 mei 1993 inzake internationale samenwerking en bescherming van kinderen bij internationale adoptie dat de wenselijkheid van gelding voor alle landen van het Koninkrijk boven elke twijfel verheven is? Wanneer is het gereedkomen van het rapport explicatif te verwachten?

Voorafgaand aan de ondertekening van een verdrag voor het Koninkrijk wordt in een zo vroeg mogelijk stadium de medegeldingsvraag aan de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba voorgelegd. Behalve wanneer een verdrag naar zijn aard of inhoud alleen op Nederland betrekking heeft, kunnen de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba geheel zelfstandig beslissen of een verdrag wel of niet medegelding zal hebben voor hun land. Bij het verdrag van 29 mei 1993 inzake internationale samenwerking bij adoptie is dit het geval. Bij die door de regering van de Nederlandse Antillen en van Aruba te nemen beslissing speelt overigens uiteraard de stand van zaken van de eigen wetgeving in die landen een rol.

Het rapport explicatif is inmiddels gereed (te verkrijgen bij het Secretariaat van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht). In de komende weken wordt advies gevraagd aan de Staatscommissie voor Internationaal Privaatrecht. Momenteel is de uitvoeringswetgeving in voorbereiding. Het valt te verwachten dat indiening bij het parlement van het verdrag en de benodigde uitvoeringswetgeving plaats zal vinden in de eerste helft van 1996.

9

Welke geldende IAO-verdragen zijn specifiek van belang voor de herijking van de sociale zekerheid die het kabinet in voorbereiding heeft? Zijn daaronder verdragen die mogelijkerwijs (tijdelijk) knelpunten opleveren? Voor welke periode zijn de betreffende verdragen aangegaan?

De vragen betreffende het belang van IAO-verdragen bij de herijking van het sociale beleid zijn mede aan de orde geweest in de discussie in de Tweede Kamer tijdens de behandeling van de begroting-1995 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Naar aanleiding van de door de Kamer aanvaarde motie terzake van de heer Van Middelkoop (GPV) (Kamerstukken II 1994/95, 23 900 XV, nr. 29) is de Voorzitter van de Tweede Kamer bij brief d.d. 8 mei 1995 van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitvoerig over dit onderwerp geïnformeerd. Een afschrift van deze brief gaat hierbij.1

Voor wat betreft de voor Nederland bestaande verdragsverplichtingen, wordt in de betreffende brief verwezen naar het compendium van verdragen «Normaal of super». In dit boekje, waarvan een exemplaar hierbij gaat1, is een overzicht opgenomen van de verdragen die gelden voor Nederland, onder vermelding van de data van inwerkingtreding (pag. 227). Zoals in de Inleiding onder punt 3 is aangegeven, geldt voor IAO-Verdragen in het algemeen een geldings-, c.q. verlengingstermijn van tien jaar, of, in voorkomende gevallen, vijf jaar.

In deel 3 van het boekje zijn de verdragen opgenomen die in het algemeen of specifiek betrekking hebben op de sociale zekerheid en die derhalve een rol kunnen spelen bij de herijking van de sociale zekerheid. Ook verdrag nr. 103, opgenomen in deel 4, bevat sociale zekerheidsaspecten (uitkeringen bij zwangerschap/bevalling).

De vraag of, en zo ja welke verdragen voor de herijking knelpunten op kunnen leveren is op voorhand niet te beantwoorden. Een deugdelijke toetsing aan de betreffende verdragsverplichtingen is in het algemeen eerst mogelijk indien bepaalde beleidsvoornemens voldoende zijn uitgekristalliseerd, bijvoorbeeld in de vorm van wetsvoorstellen. Overigens is het praktijk dat bij de opstelling van wetsvoorstellen over sociale zekerheid een afzonderlijke paragraaf wordt gewijd aan de internationale aspecten, waarbij onder meer wordt aangegeven hoe de betreffende voorstellen zich verhouden tot relevante IAO-verdragen.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Linden (CDA), Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), H. Vos (PvdA), Van Traa (PvdA), fungerend ondervoorzitter, Verspaget (PvdA), De Hoop Scheffer (CDA), Ybema (D66), Apostolou (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Bukman (CDA), fungerend voorzitter, Boogaard (AOV), Woltjer (PvdA), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), Verhagen (CDA), Roethof (D66), Rouvoet (RPF), Van den Doel (VVD).

Plv. leden: Leers (CDA), Bremmer (CDA), Korthals (VVD), Van der Stoel (VVD), Voûte-Droste (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Dijksma (PvdA), Lilipaly (PvdA), Gabor (CDA), De Graaf (D66), Van Gijzel (PvdA), Van den Berg (SGP), Houda (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Deetman (CDA), Hendriks (HDRK), Van Oven (PvdA), Hoogervorst (VVD), Dittrich (D66), Brinkman (CDA), vacature (CD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Van Waning (D66), Leerkes (U55+), Bolkestein (VVD).

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven