Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1994-1995 | 23900 nr. 30 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1994-1995 | 23900 nr. 30 |
Vastgesteld 24 mei 1995
De vaste commissies voor Economische Zaken1, Verkeer en Waterstaat2, Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen3 en Binnenlandse Zaken4 hebben op 16 mei 1995 overleg gevoerd met minister Wijers van Economische Zaken, minister Jorritsma-Lebbink van Verkeer en Waterstaat, staatssecretaris Nuis van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en staatssecretaris Kohnstamm van Binnenlandse Zaken over het Actieprogramma Elektronische snelwegen (kamerstuk 23 900, nr. 20).
Als bijlage is een brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken van 29 mei jl. toegevoegd.
Van het gevoerde overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
Mevrouw Van Zuijlen (PvdA) wees erop dat volgens de Groep Bangemann en de G7 aansluiting bij de elektronische snelweg in hetbelang is van het versterken van de economische structuur en het bestrijden van de werkloosheid. Investeren in de communicatiesector, een schone industrie met hoogwaardige arbeid, is zinvol. Omdat nog onduidelijk is welke invloed ervan uit kan gaan, roept de elektronische snelweg vele vragen op. Het is niet aan de politici voorspellingen te doen over de invloed van elektronische netwerken in de verre toekomst. De politici moeten wel lijnen uitzetten voor de korte en middellange termijn. Enerzijds ziet de politiek zich gesteld voor praktische problemen, die mogelijk ten dele door de elektronische snelweg kunnen worden opgelost. Telewerken zou bijvoorbeeld de congestieproblemen ten dele kunnen oplossen en via overheidsloketten zou een deel van de administratieve-lastendruk van bedrijven en burgers kunnen worden weggenomen. Anderzijds moet de politiek trachten wetten te formuleren die de opkomst en ontwikkeling van de elektronische snelweg versnellen en tevens eventuele nadelige effecten indammen. Het kabinet geeft met het actieprogramma een aanzet tot de invulling van deze voorwaardenscheppende en stimulerende rol van de overheid.
Terecht staat centraal dat het bedrijfsleven gebruik moet maken van de kansen die er zijn en van de toekomstige vrijheden. Echter, de overheid zal zelf snel tot actie moeten overgaan om dit mogelijk te maken.
De overheid speelt in de eerste plaats een rol bij de toegankelijkheid van de snelweg waarbij betaalbaarheid van de informatie een grote rol speelt. Zal overheidsinformatie gratis ter beschikking worden gesteld aan de burgers? Dat hoeft de overheid nauwelijks geld te kosten en de burgers wennen zo aan het gebruik van nieuwe media. Nederland loopt in dit opzicht achter bij landen als de VS en Noorwegen. Waar wordt de overheidsinformatie ter beschikking gesteld? Via de bibliotheek bijvoorbeeld? Wordt er in de BIOS-nota nader op ingegaan?
De toegankelijkheid wordt belemmerd door de moeilijkheidsgraad en de gebruiksonvriendelijkheid. Ouderen, allochtonen en vrouwen blijken nu al minder gebruik te maken van informatietechnologie. Hun achterstand zal in de toekomst alleen maar groter worden. Welke rol is er voor het onderwijs weggelegd ten behoeve van deze doelgroepen? Kinderen hebben op dit terrein nu al een voorsprong op hun ouders.
Gebruiksvriendelijkheid dient een van de criteria te zijn die door de overheid worden gehanteerd bij het selecteren van projecten. Is daar al over gesproken? Mevrouw Van Zuijlen zou zich ook kunnen voorstellen dat de overheid voor haar dienstverlening projecten gaat stimuleren die een zoekfunctie voor burgers vervullen. Het bedrijfsleven heeft er belang bij zoiets zelf te ontwikkelen.
Standaardisatie speelt in dit kader een rol en over de stimulering daarvan is het programma niet duidelijk. Dat er bijvoorbeeld drie verschillende decoderkastjes bestaan, is een ongewenste ontwikkeling die verwarring schept, de burgers op kosten jaagt en de economische ontwikkeling van de sector belemmert.
Dat produktie en aanbod van informatie zoveel mogelijk vrij moeten zijn, vereist een liberale houding van de beheerders van de snelweg. Zij zouden geen mogelijkheden mogen hebben om de informatiestromen te beperken. Wat de in het actieprogramma geformuleerde uitdagingen voor de toekomst betreft, is het ongewenst om nieuwe techniekgebonden regelgeving te ontwikkelen. Het is evenwel van belang om bestaande algemene regels te toetsen op hun toepasbaarheid voor de nieuwe media. Omdat het gaat om randvoorwaarden voor uitbreiding van de elektronische snelweg is het belangrijk dat de cruciale thema's (beschermen intellectueel eigendomsrecht/auteursrecht en privacy, beveiliging informatie en omgaan met ongewenste vormen van informatie) met voortvarendheid worden uitgewerkt. De overheid dient de regelgeving zodanig te liberaliseren, dat praktisch mogelijk wordt wat technisch al lang kan. De Kamer heeft al in februari 1994 bij de motie-Van Gelder c.s. aangedrongen op de noodzakelijke integratie van beleid. Helaas schijnt de samenwerking tussen de verschillende ministeries, met name die van OCW, EZ en V&W, nog uiterst moeizaam te zijn. Het kan toch niet zo zijn dat de wens van de Kamer en het kabinet wordt gedwarsboomd door een «ambtelijke stammenstrijd».
Hoe is het mogelijk dat de commissie Advies post en telecommunicatie (CAPT) en de Mediaraad wel in staat lijken om tot integratie van wetgeving te komen en de betrokken ministeries niet? Het tempo waarin die integratie verloopt, baarde mevrouw Van Zuijlen zorgen. Hoe komt het dat het enige concrete actiepunt in het programma ten aanzien van de Mediawet nog niet is uitgevoerd? Zij vroeg de bewindslieden uit te spreken dat zij het samenhangende informatiebeleid echt willen. Zowel de Mediaraad als de CAPT dreigt te worden opgeheven, wat niet conform de motie-Van Gelder is. Gezien de complexiteit en actualiteit van het onderwerp en gezien de rol die sommige ministeries lijken te spelen, is een onafhankelijk kwalitatief goed adviesorgaan noodzakelijk, eventueel een samenvoeging van CAPT en Mediaraad.
Een offensieve, optimistische benadering van de elektronische snelweg gaat uit van groei van de werkgelegenheid, waarvoor liberalisering van het aanbod van telecommunicatie-infrastructuur en -diensten een voorwaarde is. Vanuit het veld wordt gesteld dat het gewenst en mogelijk is om meerdere vergunningen uit te geven voor spraaktelefonie. Dat geldt ook voor het net DSC-1800. Hoe denkt het kabinet hierover? Het is vanwege te nemen investeringsbeslissingen belangrijk om vroegtijdig duidelijkheid te scheppen. Als Nederland echt voortvarend te werk wil gaan, dan kan het deelmarkten als het internationale telefoonverkeer en regionale spraakvergunningen al voor 1998 vrijgeven. Dan verdwijnen kruissubsidies en kunnen andere oplossingen worden gevonden voor universele dienstverlening.
Versnelling is bovendien een stok achter de deur om het broodnodige onafhankelijke toezicht op de sector op kortere termijn tot stand te brengen. De Kamer heeft al verschillende keren om een onafhankelijk toezichthoudend orgaan gevraagd. Internationaal is men het erover eens dat alleen via een dergelijk orgaan gezonde concurrentie in deze sector mogelijk is, gegeven de overheersende marktpartij in Nederland.
Hoe wordt er binnen het kabinet gedacht over het weggeven van vergunningen, met name op het gebied van infrastructuur en netwerkdiensten? De value added services zouden vrij kunnen zijn. Binnenkort zal de Interimwet telecommunicatievoorzieningen de Kamer bereiken. Mevrouw Van Zuijlen was van mening dat niet te snel publieke monopoliediensten en dus -winsten aan het bedrijfsleven moeten worden weggegeven. Bij toekomstige vergunningverlening zou een geclausuleerde veiling wel eens een beter middel kunnen zijn. Immers, met het dan beschikbaar komende geld zou de overheid weer publieke diensten kunnen financieren.
De PvdA-fractie pleit ervoor om, meer dan in de heden uitgebrachte brief over mediabeleid het geval is, de ontwikkeling van de publieke omroep te bezien in samenhang met de totale informatie-infrastructuur in Nederland. Hoe ziet het kabinet de invulling van de publieke zorgtaak? Blijft bij klassieke informatievoorziening de taak van de overheid gelijk of gaan geldstromen anders lopen? Welke gevolgen zou het kunnen hebben voor de publieke omroepen als die het primaat op verantwoorde informatievoorziening gaan verliezen, omdat ook elders op de kabel kwalitatief goed, pluriform en toegankelijk aanbod mogelijk is overeenkomstig de publieke taak die de overheid zich zelf heeft gesteld?
Mevrouw Van Zuijlen herhaalde in het kader van het onderwerp overheidsprojecten haar pleidooi voor gebruiksvriendelijkheid. Het actieprogramma is nog te veel een overlegprogramma. Nodig zijn concrete acties. Vanaf wanneer merkt het bedrijfsleven lastenverlichting via de snelweg? Wanneer komt er één overheidsloket voor de burgers?
Ook in de private sector blijft voor de overheid de functie «makelen en schakelen» centraal. Naast het zelf initiëren van projecten zou het kabinet moeten inventariseren en coördineren wat er al is. Het is niet duidelijk waarom er een nieuw businessplan moet komen. Het zou beter zijn om de verschillende initiatieven met elkaar te verbinden en dan met en van elkaar te leren. Op die manier kan de in het actieprogramma genoemde patstelling worden doorbroken. Regionale initiatieven moeten niet worden gebagatelliseerd. Die zijn immers niet bedoeld om regionaal te blijven, maar om binnen Nederland groter te worden, met elkaar verbonden te worden en dan richting Europa te gaan.
Mevrouw Van der Hoeven (CDA) constateerde dat de elektronische snelweg hard op weg is om een begrip te worden, niet alleen voor de politiek en het bedrijfsleven, maar ook voor de consument. Er is reden om te spreken over de grootste groeisector voor de toekomst. Nederland moet bij die ontwikkeling voorop lopen, zowel in de ontwikkeling van diensten als in de ontwikkeling van kennis aan universiteiten en instituten en het ontwikkelen en aanbieden van toepassingsmogelijkheden.
In de aanloopfase van de elektronische snelweg zijn de effecten op de werkgelegenheid negatief, zoals de OESO-«jobstudies» aangeven. Op termijn leidt de toepassing van deze nieuwe technologie evenwel tot nieuwe, hoogwaardige werkgelegenheid. Onderkend dient te worden dat die werkgelegenheid ontstaat in een ander segment van de economische keten en dat er daarom op het terrein van educatie moet worden gezorgd voor voldoende aanknopingspunten. In feite vormt de elektronische snelweg de communicatie-infrastructuur achter het globaliseringsproces. De elektronische snelweg biedt voorts mogelijkheden om de kwaliteit van de samenleving te verbeteren door het oplossen van problemen en maakt het mogelijk de kosten van het bedrijfsleven te verlagen. Om deze vier redenen is de CDA-fractie geporteerd voor de elektronische snelweg.
Het actieprogramma is een gedegen en ambitieuze inventarisatie van al hetgeen er moet gebeuren om de doelstelling «Nederland koploper binnen de Europese Unie» te bereiken. De rol van de overheid is uitvoerig belicht, maar het bedrijfsleven is de leidende partij. De overheid stelt randvoorwaarden, liberaliseert en – enigszins paradoxaal – reglementeert. Wil het kabinet de genoemde doelstelling waarmaken, dan zal er wel in een hoger tempo moeten worden gewerkt dan men nu voornemens is.
De relevante vraag is of met dit actieprogramma inderdaad het beoogde doel wordt bereikt of dat het op een aantal punten aanscherping behoeft. Terecht wordt de mogelijkheid geboden om bij de voortgangsrapportages punten aan te scherpen. De rol en taken van de overheid zullen worden verwoord in een groot aantal nog te verschijnen nota's. Het is niet te hopen dat het nog niet verschenen zijn van de voor februari aangekondigde nota over de wijziging van de Mediawet een voorbeeld is van de snelheid waarmee zal worden gewerkt.
Deregulering en snelle liberalisering van de telecommunicatie-infrastructuur en de telecom- en mediamarkt zijn van belang. In een eerder stadium is afgesproken daartoe een interimwet in te dienen. Mevrouw Van der Hoeven vroeg zich af of die weg niet juist vertragend werkt. Naar haar indruk worden in verband daarmee investeringsbeslissingen uitgesteld. Als de beschikbaarheid van deskundigheid een probleem vormt, waarom wordt die dan niet tijdelijk ingehuurd? Gezien wat er in Duitsland en Frankrijk gebeurt, moet het proces worden versneld en zal wellicht afstand moeten worden genomen van eerder gemaakte afspraken.
Door de elektronische snelweg zullen in de toekomst media, en dus ook omroepen, technologie-onafhankelijk worden. Dat vergt een nieuwe omschrijving van het begrip «omroep» en een vernieuwing van de wetgeving op dat punt. De ontwikkelingen voltrekken zich in hoog tempo. Op welke manier kan ervoor worden gezorgd dat deze ontwikkelingen in de hand worden gehouden en dat zij gaan in de door de overheid gewenste richting?
Er is een onafhankelijk toezicht op de marktwerking nodig, los van de regelgevende overheid. Het is te laat als daarover pas eind 1996 een voorstel komt.
Waar de knelpunten in wet- en regelgeving aandacht vergen, is de rol van de overheid als regelgever bij de vernieuwing van de randvoorwaarden cruciaal. Enerzijds moet bestaande regelgeving verdwijnen en anderzijds is er nieuwe regelgeving nodig. Het programma Informatietechnologie en recht (IT&Recht) bevat een aantal goede aanzetten, maar met wetsvoorstellen zal men toch niet moeten wachten totdat het afgelopen is, want er zijn nogal wat problemen wat het juridische kader betreft. Het gaat daarbij niet alleen om bescherming van persoons- en bedrijfsgegevens, maar ook om beschikbaarheid en exclusiviteit van informatie, auteursrecht, bescherming intellectueel eigendom, cryptografie en dergelijke. Het is ook een groot probleem. Enerzijds moeten de systemen en diensten «inbraakvrij» zijn en staan aspecten als beveiliging en privacy voorop, anderzijds moet de overheid over instrumenten beschikken om misbruik te bestrijden.
De Groep Bangemann heeft op 3 mei jl. scenario's gepresenteerd voor de liberalisering van de telecomsector. De fractie van het CDA onderschrijft de daarin gepresenteerde stelling, dat de openbare dienstverlening niet in het gedrang mag komen. In Europa leven ideeën om nog dit jaar de kabelnetten open te stellen voor alle mogelijke gebruik, telefoongesprekken uitgezonderd. Volgt het kabinet die lijn? Is daarvoor de Interimwet nodig of verdient het aanbeveling om, zoals in Duitsland is gebeurd, meteen met een nieuwe wet op de telecommunicatie te komen?
De overheid is naast regelgever ook gebruiker van de telecommunicatie-infrastructuur en heeft daarbij de taak om het publieke domein te bepalen. Niet vergeten moet worden dat klassieke informatiediensten ook technologie-bepaald zijn geweest. De gedachten over toekomstige vormgeving van zowel de klassieke informatiediensten als de nieuwe elektronische informatiediensten zijn nog niet uitgekristalliseerd. Centraal moeten daarbij staan: toegankelijkheid, betaalbaarheid en pluriformiteit in aanbod, ook onderwijsaanbod. Ook daarover zal nog een notitie verschijnen.
Mevrouw Van der Hoeven noemde een aantal voorbeeldprojecten die de overheid zou kunnen laten ontwikkelen:
– een project om sneller en gerichter informatie te geven over de studiefinanciering;
– een project waarbij het ministerie van Binnenlandse Zaken en de lokale overheid zorgen voor snellere en betere voorlichting aan de burger;
– een project om sneller en beter klachten en problemen af te handelen;
– een project van het ministerie van Economische Zaken en het bedrijfsleven om de kosten van informatieverstrekking aan de overheid te beperken, de zogenaamde «herendiensten». Een eenmalige rapportage van het bedrijfsleven aan de overheid zou op jaarbasis een besparing van enkele miljarden guldens kunnen opleveren. Het is van groot belang dat er een lastenverlichting voor het bedrijfsleven wordt bereikt.
Mevrouw Van der Hoeven veronderstelde dat de ministeries in hun eigen (voorlichtings)budget ruimte vrijmaken om hun eigen voorstellen te kunnen financieren. Daar is in het actieprogramma overigens niets van terug te vinden. Als het kabinet uitspreekt – en terecht – dat de elektronische snelweg topprioriteit heeft, dan hoort daar ook een financiële vertaling bij en niet alleen een overzicht van nog uit te brengen nota's.
In het kader van de ondersteuning van marktinitiatieven vroeg zij waarom er een projectteam moet worden samengesteld uit vijf à zes bedrijven en de overheid om gezamenlijk een grootschalige omgeving te creëren voor elektronische dienstverlening. Waarom wordt er niet aangehaakt bij bestaande marktinitiatieven, zoals het initiatief in Eindhoven? Dat kost de overheid niets. Er wordt in wezen slechts een bestuurlijke ondersteuning gevraagd om dit project richting Europa en de G7 te brengen. Waarom gaat het kabinet nu eigenlijk op de stoel van de markt zitten, terwijl het beter het eigen huiswerk kan doen op het terrein van liberalisering en regelgeving?
Standaardisatie, openheid en toegankelijkheid voor iedereen zijn van groot belang, evenals interoperabiliteit van de hard- and software en aandacht voor keuring en certificatie. Ter vergroting van de betrokkenheid van het midden- en kleinbedrijf moet een aantal initiatieven worden ontwikkeld. Daarover wordt in het actieprogramma evenwel niets vermeld.
In het actieprogramma worden vier financieringsmogelijkheden genoemd, maar bij de EU is geen geld te halen en bij het Fonds economische structuurversterking (FES) evenmin. Wil het kabinet het geld halen uit de intensivering?
Mevrouw Voûte-Droste (VVD) stelde dat het actieprogramma elektronische snelwegen belangrijk is, omdat de betrokken sector de werkgelegenheid kan doen groeien. Ook economische groei is mogelijk. De VVD-fractie ondersteunt de kabinetsambitie om Nederland op dit terrein te laten behoren tot de kopgroep van Europa. Sinds het programma in december jl. is uitgebracht, is er sprake van een patstelling. Er is een soort «kip-ei»-situatie ontstaan. Er is een veelheid aan gecompliceerde regelgeving en het bedrijfsleven wacht met investeringsbeslissingen op duidelijkheid van de overheid. Wordt die duidelijkheid niet snel gegeven, dan kan het Nederlandse bedrijfsleven voorlopig niet investeren, terwijl buitenlandse bedrijven daartoe wel in staat zijn. In met name Engeland, de VS, Zweden en Duitsland worden concrete initiatieven ontwikkeld. Worden dergelijke diensten in Nederland niet ontwikkeld, dan zullen die bedrijven zich na de liberalisering in Europa in 1998 op de Nederlandse markt begeven met alle gevolgen van dien voor het Nederlandse bedrijfsleven.
In het actieprogramma staat dat het bedrijfsleven het voortouw moet nemen, maar dan moet er ook concurrentie mogelijk zijn, omdat dat de beste prijs voor de consument oplevert en een lage prijs de elektronische snelweg toegankelijk maakt voor velen. De overheid moet voorwaarden daarvoor scheppen en belemmerende regelgeving wegnemen.
Wat de regelgeving van WTV en Mediawet betreft, vroeg mevrouw Voûte of er over de Mediawet nog een andere notitie tegemoet kan worden dan er vandaag is verschenen. De ontwerp-Interimwet anticipeert op totale liberalisering in 1998. Zal dit niet een wirwar aan vergunningen en machtigingen opleveren? Zal het systeem voldoende geliberaliseerd zijn om het bedrijfsleven de kans te geven investeringsbeslissingen te nemen? Houdt de WTV toch vast aan het principe van vergunningen? Zou er in Europees verband niet een vorm van registratie mogelijk zijn zonder inhoudelijke bemoeienis? De liberalisering van de telecommunicatiemarkt is van groot belang voor de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven. Kan de spraaktelefonie niet voor 1998 geliberaliseerd worden? Is de tweede backbone per se noodzakelijk? Kan er niet een netwerk van netwerken komen voor de markt?
De Mediawet is van groot belang voor het ontwikkelen van commerciële diensten en diensten, nodig vanuit de overheidssector. Zal er voldoende ruimte op de kabel zijn voor de commerciële diensten? Wordt het niet tijd om de Mediawet analoog aan de WTV ten principale aan te pakken en zodanig te liberaliseren dat dergelijke ontwikkelingen in Nederland mogelijk zijn? Eigenlijk zou op termijn moeten worden gestreefd naar een geïntegreerde wet op de informatievoorziening. Zo'n wet zou een mooi kader kunnen zijn voor het nemen van investeringsbeslissingen.
Wat zal de inzet van het kabinet in Wiesbaden zijn wat de frequentiemogelijkheden betreft? In de toekomst zal met name via GSM concurrentie plaatsvinden.
Ten behoeve van een gezonde concurrentie en de laagste prijs voor de consument is een goede Mededingingswet nodig. Zal de Mededingingswet zo snel tot stand komen, dat gewaarborgd kan worden dat er geen informatiemonopolie ontstaat? De VVD-fractie gaat ervan uit dat de breedband communicatiestructuur van groot belang is. De overheid zou via een revolving fund kunnen stimuleren dat de huidige fijnmazige bekabeling tweewegs wordt gemaakt. Kan er enig inzicht worden gegeven in de stimuleringsprojecten van het financiële kader?
De Wet bescherming persoonsgegevens is van groot belang. De noodzakelijke nieuwe regelgeving mag de nieuwe ontwikkelingen niet belemmeren. Ter bescherming van persoonsgegevens zou software kunnen worden ontwikkeld in combinatie met regelgeving. Aan die software-ontwikkeling zouden stimuleringsgelden kunnen worden besteed, omdat de software zou kunnen worden geëxporteerd.
Fiscale aangelegenheden zouden heel goed via de elektronische snelweg kunnen worden geregeld, ter stimulering van het gebruik van deze snelweg. Zelfs overheidsaanbestedingen zouden via de elektronische snelweg kunnen worden gedaan om het bedrijfsleven te stimuleren zijn produkten via deze weg aan te bieden. Er is nu een aantal door het ministerie van EZ ondersteunde voorbeeldprojecten in de markt. Het lijkt niet nodig om vanuit het bedrijfsleven met een businessplan te komen. Het is waarschijnlijk beter om die initiatieven aan elkaar te koppelen. Zijn er Nederlandse projecten die kunnen worden ingediend in het kader van de plannen van de G7?
Er komt een nieuwe Technologienota van het ministerie van EZ. Is het mogelijk, te stimuleren dat de informatietechnologie als stimulans voor innovatie en vernieuwing in het bedrijfsleven nog meer toepassings- en marktgericht wordt? Inderdaad moet de overheid voorwaarden scheppen en een stimulerende rol spelen. Mevrouw Voûte kon zich vinden in het opzetten van een centrum voor applicaties en ontwikkelingen voor het MKB, maar dan wel in een bestaand instituut. Het kabinet wil de zware administratieve-lastendruk die op het bedrijfsleven rust, verminderen via de elektronische snelweg. Die lastendruk moet in de sfeer van de regelgeving worden teruggedrongen. Daarbij kan het ontwikkelen van software behulpzaam zijn.
Afrondend, stelde mevrouw Voûte de elektronische snelweg van groot belangen te achten voor de groei van de economie en van de werkgelegenheid in de dienstensector. Omdat zij moties wilde kunnen indienen om een aantal zaken te versnellen, overwoog zij de Kamer te verzoeken om het verslag van dit overleg op de agenda van de plenaire vergadering te zetten.
Mevrouw Roethof (D66) betoogde dat een zeer complex onderwerp aan de orde is dat eigenlijk bestaat uit een veelvoud van thema's, met ieder een eigen politieke importantie. Enerzijds gaat het om het stimuleren van de werkgelegenheid en anderzijds om het beschermen van de persoonlijke levenssfeer.
De staatssecretaris van OCW sloot onlangs een lezing af met de volgende woorden: «Zonder een stapel goede literatuur in je ransel zal ook een wereldreis op Internet vooral een ontdekking van de leegte zijn, een ontmoeting met het onbegrijpelijke.» Dat moet worden voorkomen en daarom vroeg mevrouw Roethof, alvorens over alle bits en bytes te spreken, aandacht voor het onderwijs. Voor het aanleren van de vaardigheden die nodig zijn om met de computer om te gaan, zijn al lesprogramma's ontworpen. Het ging haar daarom over het voorbereiden van mensen op het leven en werken in de informatiemaatschappij. Zij moeten leren informatie te schiften en te analyseren en onvoldoende onderbouwde informatie te relativeren. Juist omdat de fractie van D66 zo min mogelijk betutteling op de elektronische snelweg wenst, wil zij de weerbaarheid van de toekomstige gebruikers vergroot zien. Een gezond wantrouwen ten opzichte van het geschreven woord is een noodzaak in de informatiemaatschappij. Wordt hierover al nagedacht op het ministerie van OCW?
De fractie heeft veel waardering voor het actieprogramma, dat aanzienlijk rijker is dan de Europese rapporten over liberalisering van de telecommunicatie, die meer eenzijdig gericht waren op het economisch profijt. Doordat het actieprogramma met als ondertitel «Van metafoor naar actie» ook aandacht besteedt aan het publieke belang, is er een goede balans ontstaan die niet verloren mag gaan door overmatige regelzucht; een gevaar dat op de loer ligt, als vier ministeries betrokken zijn bij zo'n populair thema en er publieke waarden te beschermen zijn.
De elektronische snelweg is vooral een dereguleringsproject. Het gaat om de modernisering van de samenleving. Daar moet ruimte voor komen. De marktpartijen zullen grotendeels moeten bepalen in welke richting en in welk tempo dat gebeurt. Evenals de fracties van VVD, PvdA en CDA acht de fractie van D66 versnelling in de uitvoering van het actieprogramma noodzakelijk, omdat er anders een achterstand ontstaat, wat weer geld kost. Kan het kabinet aangeven hoe en op welke onderdelen de uitvoering kan worden versneld? Zo nodig zal de fractie hierover zelf ideeën in een motie neerleggen.
Of de spraaktelefonie eerder dan 1 januari 1998 kan worden vrijgegeven, is voor haar afhankelijk van de reciprociteit, de toegang die andere lidstaten aan KPN willen verschaffen. Bij de beoordeling van de vraag of het kan, dienen twee criteria te worden betrokken: de noodzaak van binnenlandse concurrentie voor KPN én de mate waarin KPN de krimpende thuismarkt kan compenseren. Het is in aller belang dat KPN de internationale concurrentieslag kan overleven. Een half jaar tijdwinst zou mogelijk moeten zijn. Hoe denkt het kabinet over het vrijgeven van de spraak in de zomer van 1997?
Is het waar dat men in bepaalde omstandigheden ook via Internet mondeling kan communiceren? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de liberalisering van de spraaktelefonie die nu via het wetgevende traject wordt geregeld? Is het kabinet blij met het initiatief van twee kabelmaatschappijen om Internet aan abonnees aan te bieden? Er schijnt sprake te zijn van valse concurrentie. Die kabelmaatschappijen vinden het onterecht dat Planet Internet, dat is opgericht door KPN en de uitgeverij Quote, gebruik mag maken van Surfnet dat met gemeenschapsgeld is opgezet. Hoe denkt de minister van V&W hierover? Dat de kabelbedrijven Internet ook toegankelijk maken voor mensen die wel een televisie, maar geen computer hebben, betekent een geweldige stimulans voor de electronic highway. De «sense of urgency» die uit het actieprogramma spreekt, staat natuurlijk op gespannen voet met de taaie onderhandelingen in EU-verband. Voor mevrouw Roethof was de belangrijkste vraag hoe zonder een snelle en totale Europese liberalisatie toch het vliegwiel in gang kan worden gezet om een koppositie in Europa te veroveren. Ziet de minister van EZ nog andere mogelijkheden dan in het actieprogramma staan om de multimediale ontwikkelingen te bevorderen? Zijn er initiatieven die door het Rijk financieel kunnen worden ondersteund? Ziet het kabinet ook een overheidstaak op het gebied van de standaardisatie van decoders?
Kan het project RED-Eindhoven, dat zonder overheidssubsidie is gestart, in de ogen van het kabinet een voorbeeldfunctie vervullen?
Het zag er naar uit dat het bedrijfsleven slechts mondjesmaat in de elektronische toekomst wilde investeren, maar de verkoop van KTA heeft die indruk weggenomen. Volgens vakkringen zijn de baten niet zozeer uit de infrastructuur en de diensten te verkrijgen, als wel uit de auteursrechten en de eigendomsrechten op software. Onderschrijft het kabinet die observatie en, zo ja, wat kan dat betekenen voor het overheidsbeleid?
Wat moet er gebeuren met de traditionele aanbieders van informatie, zoals uitgevers en omroepen, die nu een afwachtende houding aannemen? Is het dilemma van de inning van het auteursrecht op de electronic highway al opgelost? Nu krijgen uitgevers betaald bij levering en dan pas achteraf.
Wie zich een voorstelling maakt van de toekomst in het kader van de electronic highway, moet zich niet beperken tot de technische mogelijkheden. In het verleden hebben elektronicabedrijven zich blind gestaard op het verbeteren van de beeldkwaliteit, vergetend dat het de kijker in eerste instantie om het programma te doen is. Het gaat dus niet om de techniek op zich zelf, maar om de toepassingen ervan. Toepassingen die men zelf wil, kan men nu ook stimuleren en realiseren. Gestimuleerd zou bijvoorbeeld kunnen worden een betere communicatie tussen burger en overheid. Ook mevrouw Roethof wilde overheidsinformatie graag toegankelijk zien voor de burgers, maar dat schijnt erg duur te zijn, omdat de overheidsinformatie thans nogal gebruiksonvriendelijk is en dus moet worden vertaald in voor de burger begrijpelijke informatie. Dat zal veel kosten. Zij had er geen bezwaar tegen om hiervoor te putten uit voorlichtingsbudgetten. Hoe denkt de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken de interactiviteit in eigen gelederen te verhogen?
Mevrouw Roethof noemde een aantal door haar gewenste toepassingsgebieden:
– telewerken en videovergaderen, omdat de mobiliteit daardoor kan worden beteugeld;
– afstandsonderwijs aan bijvoorbeeld allochtone vrouwen en aan huis gebonden zieken en gehandicapten;
– gezondheidszorg ten behoeve van betere allocatie van geneesmiddelen, apparatuur en ziekenhuisbedden;
– politie, die dan vanuit de surveillancewagen in politiedossiers kan kijken;
– bewaking, bijvoorbeeld in de vorm van elektronisch huisarrest waardoor het cellentekort kan worden opgelost.
Nagegaan moet worden welke bestaande maatschappelijke en politieke problemen langs deze weg kunnen worden opgelost. Laat ons snel het digitale tijdperk betreden, aldus besloot mevrouw Roethof haar betoog.
De heer Rabbae (GroenLinks) pleitte ervoor toe te werken naar een innovatiecentrum waarbij naast de overheid en het bedrijfsleven ook de wetenschap en de consumenten betrokken zijn. Op deze wijze wordt een goede infrastructuur voor de samenleving in de toekomst mogelijk. Hij sloot zich aan bij de opmerkingen over de toegankelijkheid van publieke informatie. De fractie van GroenLinks is wat de infrastructuur betreft voor het bevorderen van concurrentie. Het is de vraag of men erin zal slagen om de huidige, ondanks alle goede bedoelingen, elitaire voorziening zodanig te verbreden, dat ze voor velen bereikbaar wordt. Via een sociaal gericht beleid zou men ook de huidige, nog niet ingevoerde generaties kunnen bereiken. De kinderen kan men via school bereiken.
De keerzijde van deze ontwikkeling wordt gevormd door de mogelijke gevolgen op sociaal-cultureel, juridisch en politiek gebied. Deze ontwikkeling zal inderdaad wel werkgelegenheid genereren, maar het is de vraag van welke soort die werkgelegenheid zal zijn. De werkgelegenheid aan de onderkant van de samenleving zou er wel eens van te lijden kunnen hebben. Telewerken bijvoorbeeld zal tot gevolg hebben dat kantinepersoneel, bodes en anderen verdwijnen. De heer Rabbae gaf aan waarom de door de milieu-organisaties verwachte verkleining van de mobiliteit wel eens achterwege zou kunnen blijven. Zijns inziens zou het goed zijn als het Centraal Planbureau en het Sociaal en Cultureel Planbureau zich over deze ontwikkeling bogen.
Het is de vraag of de onderlinge contacten in de samenleving intensiever zullen gaan worden door deze nieuwe voorzieningen of dat een ieder zich achter pc of tv zal verliezen in de virtuele werkelijkheid. Dat is een element dat ook de aandacht verdient.
Welke gevolgen zullen de mogelijkheden van de elektronische snelweg hebben in de sfeer van de rechtspraak? Het is de vraag hoe men het via de elektronische snelweg verspreiden van verboden informatie kan tegengaan. Controle vooraf zou censuur betekenen, maar repressief handelen is ook niet gemakkelijk.
De heer Rabbae veronderstelde dat het kabinet oog heeft voor het probleem dat bij overheidsinformatievoorziening via de elektronische snelweg de mensen die geen toegang hebben tot dat systeem een informatie-achterstand dreigen op te lopen. Het is verheugend dat de Wet op de bescherming van persoonsgegevens ook aangepast zal worden.
Op het gebied van de teledemocratie denken velen in de eerste plaats aan de mogelijkheid van referenda, maar er zullen waarschijnlijk meer effecten zijn. In dit kader wees de heer Rabbae op een Amerikaanse verkiezingscampagne waarbij televisie werd gebruikt als het enige medium om mee te scoren. Het is de vraag welke gevolgen de ontwikkelingen op dit terrein zullen hebben voor de relatie tussen politici en de burgers. Zeker nu het kabinet het buitenlands beleid herijkt, is het interessant om na te gaan of de snelle informatievoorziening over de gehele wereld zal leiden tot verbroedering, ook al is er een scheiding tussen mensen die wèl en mensen die níet over voldoende kennis beschikken om er gebruik van te maken. Het zou goed zijn om na te gaan of vanuit Nederland op dit terrein moet worden geïnvesteerd in de Derde wereld, onder het motto dat men elkaar beter kan beïnvloeden wanneer er tussen de burgers onderling contact is dan wanneer communicatie ontbreekt. Of moet men het CNN-effect verwachten: al kan men de hele dag door informatie van elders verkrijgen, ieder leeft toch in zijn eigen kleine wereldje.
Tot slot vroeg de heer Rabbae of de door hem genoemde punten onderwerp van gesprek zijn in de commissie-Franken.
De heer Van Dijke (RPF) miste in de enthousiaste verhalen van zijn collega's, het kabinet en de media over de vele voordelen die elektronische snelweg biedt, een fundamentele doordenking van de consequenties van die elektronische snelweg. Uitsluitend de positieve aspecten voor het bedrijfsleven en de economie worden benadrukt. Men moet die positieve effecten overigens niet overdrijven, want destijds werd van de Open markt van de Europese Unie ook een breed perspectief geschetst waarvan niet zoveel terecht is gekomen. Men moet niet vergeten dat een samenleving in de eerste plaats wordt bepaald door mensen. Men dient te beseffen dat de ontwikkelingen op het gebied van de elektronica en de informatica het maatschappelijk leven en het gezinsleven op een geweldige manier zullen beïnvloeden. De doorgaande snelle dynamisering zal ervoor zorgen dat de tweedeling in de samenleving groter wordt, ondanks de pogingen om de elektronische snelweg zo gebruiksvriendelijk mogelijk te maken. In hoeverre wordt er rekening mee gehouden dat de elektronische snelweg ook is bedoeld voor minder intellectuele en minder gefortuneerde mensen? Als alle contacten via die elektronische snelweg gaan lopen, is de kans groot dat er een vergaande anonimisering en vereenzaming ontstaat, doordat persoonlijke contacten tot de uitzondering gaan behoren. De aandacht voor deze gevolgen is in het actieprogramma op de achtergrond geraakt. Men zal moeten proberen deze problemen te voorkomen.
Het is de vraag welke produkten via de elektronische snelweg zullen worden aangeboden en in hoeverre de overheid moet voorkomen dat alle soorten produkten worden aangeboden en dat iedereen die kan krijgen. Zijn bijvoorbeeld porno-, horror- en geweldsfilms langs deze weg verkrijgbaar, ongeacht de leeftijd, en dan nog interactief ook? Het is niet moeilijk in te vullen wat voor morele degradatie en vervlakking zullen kunnen optreden. Gokautomaten worden in snackbars aan banden gelegd, maar zouden straks wel eens veelvuldig via de elektronische snelweg aangeboden kunnen worden, met alle gevolgen van dien voor de gokverslaafden. De heer Van Dijke vroeg of er iets is te doen aan deze zaken, die haaks staan op de door hem voorgestane socialisering van de samenleving. Hij verzocht het kabinet daarmee expliciet rekening te houden en erop te anticiperen. Hoe denkt het dit te doen? Men zou kunnen spreken over «interactieve vereenzaming».
Blijkens het actieprogramma ziet de overheid als haar taak het stimuleren en het zo breed mogelijk toegankelijk maken van de elektronische snelweg en het zoeken naar een nieuwe juridische bescherming van eigendom en privacy. Het is opvallend dat de overheid het geheel beschouwt als een autonoom proces dat zij hooguit wat kan bijsturen. Volgens de heer Van Dijke dient de overheid een stelling te betrekken met betrekking tot de door hem gesignaleerde problemen. Hij miste een beschermende functie van de overheid ten aanzien van het inhoudelijke aanbod. Kan het kabinet toezeggen dat hieraan snel wordt gewerkt om in elk geval een deel van de mogelijke uitwassen voor te zijn?
De heer Van der Vlies (SGP) stelde vast dat de woorden «telematica» en «multimedia» nog niet in de nieuwste dikke Van Dale staan, maar dat de elektronische snelweg zich zo snel ontwikkelt, dat men zeer attent moet zijn om op dit terrein niet een soort analfabeet te worden, een risico dat niet geldt voor de jongere generatie. De moderne informatietechnologie heeft een onvoorstelbaar grote maatschappelijke impact.
Deze technologie kent veel haken en ogen op economisch, juridisch en sociaal gebied. Op economisch terrein biedt zij evident grote al genoemde voordelen, maar schept zij ook condities voor een «24-uurs-economie»; voor de SGP-fractie geen aantrekkelijk vooruitzicht. Op juridisch gebied roepen zaken als auteursrechten, privacybescherming, toegang tot en beheer van de elektronische infrastructuur vragen op. Worden er bijvoorbeeld eisen gesteld aan de aangeboden informatie en, zo ja, welke? Deze technologie kan worden gebruikt in onderwijs en educatie. Er zal een verandering door optreden in consumptiepatronen, amusementssoorten en dergelijke. Kortom, de SGP-fractie wil meewerken aan het ontwikkelen van de voordelen, maar is niet louter positief, omdat multimedialisering ook negatief kan worden gebruikt. Wat zal er over blijven van het gewone menselijke contact? Wie leest er straks nog een boek? Men moet zich niet verliezen in een euforie, maar kritisch kijken naar mogelijke negatieve neveneffecten.
In het actieprogramma wordt de nadruk gelegd op de stimulerende en faciliterende rol van de overheid. Maar de aanpassing van de verkeersregels op de elektronische snelweg houdt geen gelijke tred met de deregulering en stimulering. Om brokken op de elektronische snelweg te voorkomen, zullen de verkeersborden moeten worden geplaatst voordat de snelweg voor het verkeer wordt vrijgegeven. Nu lijkt het omgekeerde te gebeuren. Is het kabinet bereid, zich in te zetten voor een zo spoedig mogelijke totstandkoming van een Europese richtlijn bescherming persoonsgegevens, zodat er ook in de sfeer van de open grenzen een harmonisering kan worden bereikt en een ontwikkeling als de onbeheersbaar gebleken commercialisering van «medialand» kan worden voorkomen? Een all-in studie naar de sociale en juridische implicaties van de multimedialisering kwam de heer Van der Vlies gewenst voor, mede om de privacy en de wetgeving, waaronder de zedelijkheidswetgeving, op de internationale elektronische snelweg te kunnen handhaven. Om een soortgelijke situatie te voorkomen als er is ontstaan op het terrein van de genetische manipulatie, pleitte hij ervoor om bijvoorbeeld het Rathenau Instituut opdracht te geven om de maatschappelijke implicaties van de nieuwe IT te verkennen, gelijk opgaand met het hele proces, zodat de wetgever kan ingrijpen als er iets fout dreigt te gaan.
Mensen, systemen, organen en instituties, waaronder de overheid, worden in toenemende mate afhankelijk van de elektronica, met alle kwetsbaarheden van dien. Deelt het kabinet de mening dat een forse inhaalslag nodig is en, zo ja, gaat het daar werk van maken en grenzen trekken die de rechten en vrijheden van de burger verzekeren? Een anticiperend beleid is wenselijk, niet alleen in de voorwaardenscheppende zin, maar ook inzake het wetgevende kader, zowel nationaal als internationaal.
In het Verenigd Koninkrijk is de overheidsinformatie op Internet gratis. Waarom in Nederland niet? Hoe verhoudt zich een en ander met de Wet openbaarheid van bestuur? De heer Van der Vlies sloot zich aan bij de vragen over de kwestie Interimwet of nieuwe WVT en over stimuleringsprojecten en -programma's.
De heer Hendriks merkte op dat ook onder de 65-plussers velen in staat zijn om het actieprogramma naar waarde te schatten. Persoonlijk had hij waardering voor het actieprogramma elektronische snelwegen, maar hij zou liever spreken over supersnelwegen, omdat er allang elektronische snelwegen zijn. Hij sprak een zekere bezorgdheid uit, niet over de innovatie van deze technologie, maar wel over de wijze waarop daarmee, ook door de overheid, wordt omgegaan. Liberalisering moet wel verantwoord gebeuren om chaos te voorkomen, voor zover die niet al bestaat, zoals in het girale verkeer. Helaas worden nogal wat 80-plussers gemanipuleerd tot het zetten van een (elektronische) handtekening, waardoor hun op oneigenlijke wijze geld afhandig kan worden gemaakt. Wat leveren de rapporten van het Rathenau Instituut en van de stuurgroep IT&Recht van het ministerie van Justitie het kabinet op? Het is van belang te weten wat de juridische status is van elektronische handtekeningen. De heer Hendriks wees erop dat overgang van vulpen naar balpen destijds van overheidswege is geregeld.
De tijd van de chips en de glasvezels is al voorbij. De ouderen zijn niet bang voor wat er komt. Elektronische supersnelwegen moeten een kans krijgen, maar de heer Hendriks drukte het kabinet op het hart niet te snel te handelen.
De minister van Economische Zaken was van mening dat een technologische aanleiding, het concept van de elektronische snelweg, de mogelijkheid biedt om de samenleving op een breed aantal terreinen anders in te richten, wat positieve en negatieve kanten kan hebben, maar daar is men zelf bij. De elektronische snelweg is een sociaal-economisch en cultureel-maatschappelijk fenomeen dat, gegeven de nieuwe mogelijkheden èn bedreigingen, vanuit allerlei invalshoeken, ook vanuit de politiek, moet worden bezien. Het verder vormgeven van de elektronische snelweg zal een soort collectief leerproces zijn. Het leek hem daarom gewenst dat het kabinet van tijd tot tijd rapporteert over de voortgang van dit proces, opdat Kamer en kabinet er samen vorm aan kunnen geven.
Hij vond het moeilijk om een uitspraak te doen over de werkgelegenheidsperspectieven. In de VS leert de ervaring dat het systeem goede mogelijkheden biedt voor self-employment. Het zal ongetwijfeld allerlei nieuwe vormen van dienstverlening mogelijk maken, afhankelijk van wat de burgers willen en van de prijzen. Gedeeltelijk zullen dat substituten zijn van huidige vormen van dienstverlening. De elektronische snelweg zal bij een juiste aanpak ongetwijfeld allerlei nieuwe vormen van werkgelegenheid bieden. Als de mogelijkheden niet tijdig in Nederland worden uitgewerkt, zullen vanuit andere landen allerlei substituten van diensten worden aangeboden. De minister was ervan overtuigd dat er nog een grote potentie is aan nieuwe vormen van dienstverlening, niet alleen commercieel. Als daar snel op wordt ingespeeld en de samenleving flexibel genoeg is, dan zal de elektronische snelweg in principe een bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van het werkgelegenheidsvraagstuk. Al eeuwenlang wordt (in het kader van het «koekdenken») in de hele wereld de vraag gesteld of er geen eindigheid is aan de behoeften van de burgers aan nieuwe produkten en nieuwe diensten. Telkens weer bleek er een ongelooflijke groei mogelijk van produktie en bevrediging van behoeften. Dat, zoals werd opgemerkt, de werkloosheid nog nooit zo hoog is geweest, waagde hij te betwijfelen gezien de situatie in de jaren dertig. De minister voelde er in deze fase niet veel voor om het CPB of het Sociaal en Cultureel Planbureau een kwantitatieve studie te laten uitvoeren naar de werkgelegenheidseffecten, omdat dat een intelligente extrapolatie van trends zou worden, terwijl bekend is dat trends niet relevant zijn, omdat het S-curves zijn waarvan begin en eind onbekend zijn.
Hij was niet bezorgd over de sociale cohesie, omdat in plaats van allerlei energievergende en milieubelastende vormen van communicatie, er meer tijd zal komen voor intensievere communicatie met vrienden en bekenden. Toen de televisie in opmars was, werd er ook gevreesd dat er geen boeken meer zouden worden gelezen, maar selectieve televisiekijkers blijken ook nog boeken te lezen. Naar aanleiding van de opmerking dat het leesgedrag op het grondvlak van de samenleving duidelijk is gewijzigd, zei de minister zich niet te willen begeven in een discussie over cultuurbeleid, hoe verleidelijk dat ook was.
De genoemde tweedeling van de samenleving is een weerspiegeling van een aantal bestaande maatschappelijke problemen. Het gaat erom of de burgers weerbaar worden gemaakt om in deze samenleving te functioneren. De elektronische snelweg is daarbij op zich zelf niet bepalend. Dat weerbaar maken kan gebeuren via allerlei vormen van educatie, de inrichting van de samenleving en de vormgeving van de democratie. De burgers kunnen dan ook hun kansen op de elektronische snelweg grijpen.
Het is verheugend dat de Kamer in meerderheid vaart wil zetten achter de ontwikkelingen. Ook in de samenleving bestaat dit ongeduld. Om het in het actieprogramma neergelegde hoge ambitieniveau te halen, moet het tempo in Nederland worden bepaald door wat er in het buitenland gebeurt. Soms zal daar nog een schepje bovenop moeten worden gelegd. Immers, dit onderwerp is per definitie internationaal. Vandaar dat bij de liberalisering van diensten en infrastructuur in het oog moet worden gehouden hoe Nederland op dat terrein presteert in vergelijking met andere landen. De minister ventileerde als persoonlijke mening dat voor het manifesteren van de elektronische snelweg in de samenleving op korte termijn niet de ontwikkelingen op zakelijk terrein bepalend zullen zijn, maar de ontwikkelingen op de consumentenmarkten.
In Europees perspectief maakt Nederland met zijn actieprogramma geen slechte beurt, omdat het breder en integraler van opzet is dan de actieplannen van andere landen. Sommige landen benadrukken de liberalisering en andere landen de stimuleringsprojecten en het creëren van platforms. In het verlengde van de plannen van de EU en de G7 benadrukt het kabinet dat de markt zelf het werk moet doen bij de ontwikkeling in de private sector. De overheid kan wel stimuleren en de juiste randvoorwaarden creëren en vernieuwingsprojecten bevorderen.
De uitvoering van het programma ligt grotendeels op schema, zoals de minister uiteenzette. In en buiten de Kamer is ervoor gepleit om één persoon te belasten met de coördinatie van de uitvoering van het project van de onderscheiden ministeries, maar dat heeft ook nadelen. Er wordt momenteel al goed samengewerkt en het is een buitengewoon complex project, waarbij ook sprake is van een leerproces van de onderscheiden overheidsonderdelen. Ook moeten bijvoorbeeld domeinen goed worden gedefinieerd. Bij meningsverschillen gaat het veelal om verschillen in perceptie en niet om zakelijke verschillen van mening. Een andere organisatorische opzet zou de intensieve discussies over bijvoorbeeld de liberalisering van het mediabeleid niet hebben voorkomen. Door de bekende turbulentie op dit terrein lopen de beslissingen over de liberalisering van het mediabeleid iets achter op het schema, maar die beslissingen zullen nog voor de zomer kunnen worden genomen. Er wordt niets op de lange baan geschoven, maar wel wordt de samenleving door de onderscheiden ministeries vanuit een verschillend perspectief bezien. Mocht de uitvoering van het actieprogramma niet goed verlopen, dan kan men het kabinet als geheel daarop aanspreken. Zover zal het volgens de minister voorlopig niet komen.
Er bestaan intensieve contacten over het actieprogramma met een breed scala van organisaties. Er wordt gesproken met ondernemers in samenspraak met de RCO. Er wordt een brede klankbordgroep ontwikkeld van maatschappelijke organisaties.
De minister was van mening dat de financiering in hoge mate zal moeten worden gevonden in reallocatie van bestaande begrotingsposten om commitment van de uitvoerende partijen te bereiken. Er is wel wat geld nodig om projecten binnen de overheid of in de marktsector te stimuleren. Het is de bedoeling dat daarvoor uit de zogenaamde cluster-III-gelden een bedrag beschikbaar komt, oplopend tot 70 mln. in 1999. Hoe die middelen zullen worden ingezet, wordt nog bezien. Er zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van Europese middelen, maar de kans op een substantiële bijdrage daaruit is klein. Bestudeerd wordt de mogelijkheid van tijdelijke fiscale stimulering bij de ontwikkeling van nieuwe diensten. Het kabinet wil niet in een positie komen, waarin het Rijk op grote schaal additioneel infrastructuur moet financieren.
De plannen van de G7 zijn wel mooi, maar er is nog geen geld voor beschikbaar gesteld. Ook op Europees niveau zijn er mooie plannen waarvoor weinig geld beschikbaar is.
De minister wilde lokale initiatieven van diverse marktpartijen meenemen in een nationale aanpak. Het is naar zijn overtuiging belangrijk om in deze fase de patstelling te doorbreken waarbij infrastructuurbouwers met investeren wachten op voldoende dienstenaanbod en dienstverleners met investeren wachten op een goede, grootschalige infrastructuur. De overheid wil met partijen van beide kanten om de tafel gaan zitten om de knelpunten op te lossen en de vraag- en aanbodpartijen het vertrouwen te geven dat de condities die zij nodig hebben, zullen worden gecreëerd. In zijn visie biedt de kabeltelevisie-infrastructuur in principe een grote dekkingsmogelijkheid en de beste vooruitzichten om door te groeien naar de elektronische snelweg. In zijn zienswijze is de consument in eerste instantie de doelgroep, omdat op de consumentenmarkt de homogeniteit van het vraagpatroon naar nieuwe diensten groter zal zijn dan in het bedrijfsleven. Samen met een aantal potentiële service providers en een aantal infrastructuurbouwers wordt in een open proces in de komende drie maanden het noodzakelijke businessplan opgesteld. De regionale initiatieven worden daarbij aangehaakt en krijgen daardoor een grotere kans van slagen.
Nog voor de zomer zal het kabinet de Kamer een brief zenden over de zogenaamde herendiensten waarover wordt overlegd in het kader van de vermindering van de administratieve lasten. Het is een mooie manier om de administratieve lasten te verlagen en om tegelijkertijd het concept van de elektronische snelweg ingang te doen vinden bij het midden- en kleinbedrijf. Voor de zomer zal in het kabinet worden gesproken over het ontwerp voor een nieuwe Mededingingswet, die overigens hard nodig is. Als het kabinet daarmee instemt, zal de Raad van State zich over deze complexe ontwerp-wet buigen. Volgend jaar zal het wetsontwerp dan aan de Kamer worden voorgelegd.
Sprekend over de relatie met de Technologienota die ook voor de zomer zal worden gepubliceerd, wees de minister op het zogenaamde Platinumproject, waarvoor in het kader van het EZ-clusterbeleid al eerder geld is gealloceerd. Dat project is bedoeld om samen met het bedrijfsleven en het Telematica Researchcentrum te zoeken naar nieuwe ontwikkelingen om Nederland op dit terrein een leidende positie te geven. Daarbij worden ook betrokken de gebruikerseigenschappen, zodat de gebruikersvriendelijkheid zo groot mogelijk kan worden gemaakt.
Tot slot verklaarde de minister te verwachten dat het project tot het creëren van een grootschalige gebruikersomgeving in de praktijk zal leiden tot een standaarddecoder.
De minister van Verkeer en Waterstaat voegde hieraan toe dat de Telecomraad zich ook bezighoudt met de standaardisering van de decoder. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat streeft naar een open standaard. In het kader van het DVB-project wordt hierover met het bedrijfsleven gesproken, maar een probleem is dat er grote belangen mee zijn gemoeid, omdat verschillende partijen tegen hoge kosten zelf een decoder hebben ontwikkeld. De minister had overigens goede hoop op een gunstige afloop van het hele proces.
De Interimwet zal ruim voor de hoorzitting op 8 juni a.s. ter beschikking staan van de Kamer. 's Ministers intentie is om de wet op 1 januari 1996 of zoveel eerder als mogelijk is te laten ingaan. Met het via de Interimwet volledig liberaliseren van de infrastructuur loopt Nederland vooruit op andere landen in de EU, het Verenigd Koninkrijk uitgezonderd. Duitsland en Frankrijk zullen de infrastructuur pas per 1 januari 1998 liberaliseren. Als de Kamer de WTV meteen helemaal wil herzien en daarom de Interimwet afwijst, dan zal de infrastructuur niet per 1 januari 1996 kunnen worden geliberaliseerd. Ook na aanvaarding van de Interimwet moet er nog wel het een en ander worden geregeld in de herziening van de WTV, zoals de liberalisatie van de spraaktelefonie per 1 januari 1998, de implementatie van het frequentiebeleid, het toezicht in de vorm van een ZBO en de implementatie van de nieuwe Europese richtlijnen ten behoeve van de liberalisering.
De minister wees erop dat er nu al veel mag en dat er na 1 januari 1996 nog meer mag. Er is al concurrentie mogelijk, zoals de markt van de businesscommunication aantoont. Als de kabel eind 1995 is geliberaliseerd, mag het daar dus ook op. Zij zou overigens geen probleem hebben met liberalisering van de spraaktelefonie in bijvoorbeeld juli 1997. Het zal afhangen van de snelheid waarmee de herziening van de WTV wordt behandeld, of dat kan. Het inhuren van externe deskundigheid is geen oplossing om de wetgeving te versnellen, omdat het gaat om wetgevingsdeskundigheid en er maar weinig gespecialiseerde wetgevingsdeskundigen op dit terrein zijn. Wel wordt het aantal mensen uitgebreid dat bezig is bij de HDPT.
Inderdaad zal er wat de liberalisering van de spraaktelefonie betreft ook in zekere mate sprake moeten zijn van reciprociteit om de continuïteit van KPN niet in gevaar te brengen. Dat bedrijf zorgt immers voor heel wat werkgelegenheid in Nederland. Bovendien moet die liberalisering van enige randvoorwaarden worden voorzien om de universele dienstverlening veilig te stellen en evenwichtige concurrentie te introduceren. De minister schetste de problemen die zullen ontstaan als de regionale spraaktelefonie al eerder wordt vrijgegeven. Om die problemen te voorkomen, is een hernieuwde WTV nodig. Op de lange termijn zullen de kosten van allerlei soorten infrastructuur overigens waarschijnlijk steeds dichter bij elkaar komen te liggen.
Voor de langere termijn zou integratie van de Mediawet en de WTV prima zijn. De CAPT moet overigens nog bewijzen dat het kan. De ministeries van Verkeer en Waterstaat en OCW zullen samen werken aan een toekomstig wetgevend kader. Het CAPT-advies kan daarbij nuttige diensten bewijzen.
Het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft nooit gesteld dat als de spraaktelefonie per 1 januari 1998 vrij wordt gegeven, er landelijk sprake zou moeten zijn van duopolie. Dat kwam de minister zelfs ongewenst voor. Er moet rekening mee worden gehouden dat er regionale spraaktelefonievergunningen komen. In de komende tijd zal het ministerie zich moeten bezinnen op het aantal landelijke vergunningen na 1 januari 1998. Bij DCS-1800 speelt het probleem van de frequentieschaarste een rol. Daardoor is het niet zeker dat er binnenkort meer dan één tender kan worden uitgeschreven.
De minister was het ermee eens dat er zo min mogelijk techniek- en sectorgebonden regelgeving moet komen, maar dat zoveel mogelijk moet worden getoetst aan de hand van algemene regelgeving.
In de Frequentienota is vastgelegd dat in beginsel voor het schaarse goed van frequenties vergoedingen moeten worden gevraagd. Zij voelde niets voor het opleggen van heffingen aan het bedrijfsleven voor àlle vergunningen, dus ook als er geen sprake is van schaarste. Zij wilde daarentegen zoveel mogelijk diensten vergunningvrij houden. Infrastructuurvergunningen krijgt men tegen betaling van de legeskosten. Er zal een maximale terughoudendheid worden betracht op het stuk van vergunningen. Wat Europa eist, zal worden uitgevoerd. De minister was voornemens er bij de EU voor te pleiten om zo terughoudend mogelijk te zijn op dit terrein. Voor de infrastructuur zullen wel zwaardere voorwaarden gelden dan voor de diensten, vanwege aspecten als nationale veiligheid, criminaliteitsbestrijding en interconnectieverplichtingen. De technische ontwikkeling dreigt de inspanningen van het kabinet in te halen. Om die reden moet snelheid worden betracht met de wetgeving en moet worden geprobeerd een «toekomstvaste» wetgeving te formuleren. Het is op dit moment inderdaad mogelijk om met bepaalde software met de microfoon in de hand voor de pc te bellen met een andere Internetgebruiker. Dat gaat nog vrij primitief, maar is wel goedkoop. De kostenstructuur van Internet zal evenwel binnen niet al te lange tijd veranderen. De vraag of het wel of niet mag volgens de huidige wet, is niet eenvoudig te beantwoorden. Dat vergt een precieze analyse. De minister gaf er de voorkeur aan alle energie voorlopig te richten op de toekomst en niet op het uitzoeken van een randverschijnsel.
Dat de baten voor de kopers van KTA voornamelijk zullen moeten komen uit auteursrechten en eigendomsrechten op de software, toont aan dat het van belang is om snel uitvoering te geven aan actielijn 4 van het actieprogramma, gericht op de randvoorwaarden voor de elektronische snelweg, inclusief auteursrechten.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zei dat educatie op het terrein van de elektronische snelweg de hele linie van het onderwijs betreft. Ingenieurs worden een nieuw soort ontwerpers. De wetenschap heeft overigens een voortrekkersrol gespeeld in het pionieren op elektronische snelwegen. Het researchnet is een voorbeeld van een terrein waarop Nederland vooroploopt. Die voorsprong moet worden vastgehouden.
De overmaat aan informatie zal ook een toevloed betekenen van mensen die getraind zijn in het verwerken van informatie en het klaar maken voor het gebruik ervan, de zogenaamde journalisten- of uitgeversfunctie in de samenleving. Daarvoor zullen mensen moeten worden opgeleid. In de wetenschappelijke sector is gebleken dat de nieuwe middelen gelijkgezinden gemakkelijker met elkaar in connectie kunnen brengen, en dan over de hele aardbol.
De genoemde sociale problemen moeten niet worden onderschat. In het actieprogramma is lijn 3 daaraan gewijd. Dat gaat over het opnieuw formuleren van de publieke zorgtaak van de overheid. Dat is nodig om de bestaande waarden en uitgangspunten tot gelding te laten komen in een veranderende wereld en bij veranderende techniek.
Het kabinet is voornemens voort te bouwen op wat het Rathenau Instituut op dit terrein al heeft gedaan in de vorm van het Fatimaproject. Het Rathenau Instituut was al bezig met het voorbereiden van een Bericht aan het parlement, zoals dat heet, over dit project. Het kabinet hoopt snel nadat dit bericht is uitgegaan, met een vervolgnotitie te komen. Het Rathenau Instituut onderzoekt verschillende toekomstvarianten van de snelweg. Er zijn al studies verricht naar parameters als de multiculturele samenleving, de al genoemde zorgbehoevende groepen en de internationale aspecten. Daardoor kan het kabinet snelheid betrachten zonder de zorgvuldigheid uit het oog te verliezen. Hetzelfde geldt voor het programma IT&Recht.
Wat de liberalisering van de Mediawet betreft, is er inderdaad sprake van verschillende invalshoeken, maar dat moet ook. Het is de taak van de vier aanwezige bewindspersonen om ervoor te zorgen dat hieruit een gecoördineerd beleid voortkomt. In deze fase zal de ontwikkeling van het actieprogramma als het ware van week tot week moeten worden gevolgd om ervoor te zorgen dat de onderscheiden ministeries op één lijn blijven. De belemmeringen op de weg naar die liberalisering moeten worden weggenomen.
De staatssecretaris moest helaas toegeven dat de nota over de wijziging van de Mediawet nog niet is uitgebracht. Daaruit mag evenwel niet worden geconcludeerd dat de wetgeving op dat gebied vertraagd is. Het uitbrengen van een goede nota is pas mogelijk als er knopen worden doorgehakt en er zijn in dit geval nogal wat knopen door te hakken. Op de kabel kómt wel ruimte, maar die is er nog niet. Naast dit technische probleem bestaat er voorlopig ook nog een zeker distributieprobleem. Wil men de kabelexploitant ook de kans geven om bepaalde dingen te ontwikkelen, dan moet worden voorkomen dat hij concurrenten buiten de deur kan houden. De staatssecretaris schilderde vervolgens het probleem inzake de te kiezen definities. Al deze problemen hebben de vertraging veroorzaakt. De nota zal nu in juni worden aangeboden. Daarin zal worden aangegeven dat sommige problemen reeds eind dit jaar of volgend jaar kunnen worden opgelost.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken begon zijn betoog met de opmerking dat het antwoord op een aantal vragen nog hedenavond via de digitale stad zal kunnen worden opgevraagd.
De doelstelling van de voorbeeldprojecten in de openbare sector is niet primair het gebruik van de elektronische snelweg te stimuleren. In eerste instantie zijn alle activiteiten in het kader van het actieprogramma gericht op verbetering van de overheidsdienstverlening en van het functioneren van het openbaar bestuur. Over de wijze waarop de eigen doelstellingen in het oog worden gehouden, zal meer worden medegedeeld in de voor juni voorziene nota.
De staatssecretaris was van mening dat overheidsinformatie die nu al elektronisch wordt aangemaakt en via elektronische weg ter beschikking van de burger kan worden gesteld (vrijwel) niets behoeft te kosten. Hij tekende daarbij aan dat velen gratis informatie als waardeloos beschouwen. Het toegankelijk maken van informatie is evenwel iets anders dan het klakkeloos op Internet zetten. Informatie moet vaak op de een of andere manier worden bewerkt en dat kost geld. In het kader van de doelstelling van de goede toegankelijkheid zal bewerkte informatie tegen een geringe vergoeding beschikbaar moeten worden gesteld. Momenteel wordt bijvoorbeeld door het kadaster gewerkt met het profijtbeginsel bij het verstrekken van bewerkte informatie. «Overheidsloket 2000» is een ambitieus project dat op onderdelen uitgetest moet worden. Het zal nog wel ter sprake komen naar aanleiding van de BIOS 3-nota. De staatssecretaris sprak de hoop uit dat in de loop van dit jaar of uiterlijk volgend jaar een aantal proefprojecten kan starten. Het gaat om elektronisch ondersteunde integrale dienstverlening, gebaseerd op vraagpatronen van burgers en bedrijven, interactief en 24 uur per dag elektronisch toegankelijk zowel op daarvoor ingerichte punten als vanuit huiskamers. Deze dienstverlening zal worden gegeven door zoveel mogelijk aanbieders van publieke diensten en zal een hoge servicekwaliteit moeten hebben.
Gesteld is, dat de aanpassing van de Wet bescherming persoonsgegevens nieuwe ontwikkelingen niet mag belemmeren. De staatssecretaris stelde daar tegenover dat de persoonsgegevens goed zullen moeten worden beschermd, willen burgers en bedrijven effectief gebruik gaan maken van de elektronische snelweg. Een en ander verkeert in de codecisieprocedure, wat betekent dat er eind dit jaar zekerheid over komt, met een implementatieperiode tot 1999.
Tot slot zei de staatssecretaris ter geruststelling van enkele sprekers dat politie en justitie voornemens zijn om ook op de elektronische snelweg de wet te handhaven.
Mevrouw Voûte-Droste (VVD) deelde mee dat zij, de uitvoerige beantwoording ten spijt, bij haar voornemen bleef om de Kamer te verzoeken het verslag van dit overleg op de plenaire agenda te plaatsen.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,
H. Vos
De voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,
Biesheuvel
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
M. M. H. Kamp
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken,
De Cloe
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,
Van Overbeeke
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 29 mei 1995
Tijdens de behandeling van het Nationaal Aktieprogramma Elektronische Snelwegen in het Algemeen Overleg met de vaste commissies van Economische Zaken, Verkeer en Waterstaat, Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Binnenlandse Zaken op 16 mei j.l. is aan mij een aantal vragen gesteld. De tijd ontbrak om op dat moment op alle vragen met voldoende diepgang in te gaan. Om die reden heb ik toegezegd dat de antwoorden op de gestelde vragen nog diezelfde avond via de Digitale Stad te raadplegen zouden zijn. De keuze van dat medium lag gezien het onderwerp waarover wij spraken voor de hand. Het geeft een vingerwijzing welke bijdragen de elektronische snelweg kan leveren aan het functioneren van onze democratie. Dat dit gebaar breed gewaardeerd is, blijkt wel uit de reacties die via de Digitale Stad zijn binnengekomen op de antwoorden.
Dat neemt niet weg dat de vragen ook op de klassieke wijze – per brief beantwoord dienen te worden. Die antwoorden treft u hieronder aan, voor de duidelijkheid voorafgegaan door de geparafraseerde vragen.
Vraag 1. Projecten in de overheidssfeer
Mw. van Zuijlen benadrukte dat projecten in de overheidssfeer er niet alleen zijn om de totstandkoming en het gebruik van de elektronische snelweg te bevorderen.
Ik onderschrijf deze mening ten volle. Voorbeeld-projecten in de publieke sector moeten er in eerste instantie op gericht zijn de kwaliteit te verbeteren van de overheidsdienstverlening. Daarnaast kunnen ze een rol spelen bij het verbeteren van het functioneren van het openbaar bestuur door slim gebruik te maken van informatie-technologie. De voorbeelden die mw. Voûte-Droste noemde – afhandeling van belastingzaken en elektronische overheidsaanbesteding – neem ik graag als mogelijkheden over.
Vraag 2. Overheidsinformatie gratis?
Mw. Van Zuijlen, mw. Van der Hoeven en de heer Rabbae (Groen Links) stelden ter discussie of in een digitaal tijdperk overheidsinformatie niet gratis ter beschikking zou moeten staan. Mw. Roethof onderschreef dit uitgangspunt, maar nuanceerde het meteen door er op te wijzen dat dat dan voor de burger misschien wel gratis is, maar voor de overheid niet. Wie zal dat betalen, was haar vraag.
Mw. Van der Hoeven wees er terecht op, dat de overheid al veel geld uitgeeft aan voorlichting. Dat kan worden aangevuld met informatie via digitale kanalen. Maar dat mag niet ten koste gaan van de bestaande kanalen. Niet iedereen heeft immers een Internet-aansluiting! Herschikking van middelen is dus niet de oplossing. Bovendien wordt ook nu voor de papieren versie van overheidsinformatie al vaak geld betaald.
Dat neemt niet weg, dat het beschikbaar maken van informatie via elektronische weg niets kost als die informatie ook elektronisch is aangemaakt. En dat is in toenemende mate het geval. Maar het toegankelijk maken van overheidsinformatie is iets anders dan het klakkeloos op Internet gooien daarvan. Om informatie echt toegankelijk te maken, moet die bewerkt worden en dat kost geld.
Bij veel van die bewerkte informatie wordt nu het profijtbeginsel toegepast. Er moet voor betaald worden op basis van wat de informatie voor de afnemer ervan waard is. Daarom kunnen het CBS en het Kadaster een deel of zelfs al hun kosten via tarieven dekken.
Mijn conclusie is, dat onbewerkte informatie in principe tegen kostprijs kan worden aangeboden. Dat is bij digitale informatie (vrijwel) gratis. Voor bewerkte informatie waarvan we het belangrijk vinden dat mensen daarover kunnen beschikken, bijvoorbeeld om mee te kunnen praten over belangrijke beslissingen, kan een sobere prijs worden gevraagd.
Helemaal gratis is voor mij de oplossing niet. Veel mensen beschouwen gratis informatie als waardeloos. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan de massa's folders op congressen die na afloop in de vestibule meestal ongelezen terug te vinden zijn. Ik ben van mening dat de overheid zo min mogelijk wegwerp-informatie mag aanbieden.
Vraag 3. Dienstverlening van de overheid
Mw. Roethof vroeg wat er concreet gedaan wordt aan verbetering van de dienstverlening van de overheid in het kader van het Actieprogramma.
In het Actieprogramma is hiervoor in concreto het project «Overheidsloket 2000» aangekondigd. Ik zal daar nader op ingaan in de nota «Terug naar de toekomst» die binnenkort de Kamer zal bereiken. Vooruitlopende daarop wil ik het perspectief schetsen waar ik naar toe wil met die loketten:
– het moet gaan om diensten en produkten vanuit de hele openbare sector. Dus niet alleen gemeenten, maar ook rijksdiensten, zelfstandige bestuursorganen, provincies, nutsbedrijven, enzovoorts;
– het loket biedt elektronisch ondersteunde, integrale dienstverlening;
– het aanbod is gebaseerd op de vraagpatronen van burgers en bedrijven;
– het loket is interactief en 24 uur per dag elektronisch beschikbaar;
– het is bereikbaar in allerlei gebouwen welke ruime openingstijden kennen en bovendien bij de mensen thuis;
– de kwaliteit van de service is hoog, mede omdat die voortdurend gemeten wordt, en op klachten wordt goed gereageerd.
Om dit ambitieuze doel te bereiken is heel wat nodig. Het is dan ook niet volgend jaar klaar. Maar het kan een belangrijke bijdrage leveren aan de vliegwiel-functie die de overheid voor zichzelf weggelegd ziet bij het stimuleren van de elektronische snelweg. Begonnen wordt met enkele relatief kleine projecten, maar steeds met dit aanlokkelijke doel voor ogen.
Daarbij zullen de belangen van de bescherming van persoonsgegevens niet uit het oog worden verloren. Politie en Justitie zullen ook op de snelweg de wet handhaven.
Vraag 4. Wet Bescherming Persoonsgegevens
Volgens mw. Voûte-Droste mag de nieuwe Wet Bescherming Persoonsgegevens geen belemmering vormen voor nieuwe ontwikkelingen op de elektronische snelweg.
Wanneer burgers er meer vertrouwen in hebben dat hun persoonsgegevens goed beschermd zijn, zullen zij zich minder belemmerd voelen via de elektronische snelweg zaken te doen. Daarom is zowel de ontwikkeling van programmatuur nodig waarmee de privacy beschermd kan worden, als adequate regelgeving. Het kabinet zal hieraan aandacht besteden bij de implementatie van de Europese Richtlijn. Die Richtlijn ligt nu nog bij het Europees Parlement.
Vraag 5. Gebruiksvriendelijkheid en tweedeling in de maatschappij
Mw. Van Zuijlen vroeg op welke wijze overheidsinformatie op een publieksvriendelijke manier toegankelijk wordt gemaakt. Zij duidde daarbij op een tweedeling van de maatschappij.
Op het verschijnsel «tweedeling» is de heer Wijers in zijn beantwoording al ingegaan. Dat is geen nieuw probleem. Het punt is alleen dat we niet de voorhoede moeten tegenhouden, maar de achterhoede zo snel mogelijk bij moeten trekken. Een van de dingen die daarbij kunnen helpen is «gebruikersvriendelijkheid» als criterium te hanteren bij de selectie van voorbeeld-projecten in de publieke sector.
Bij nieuwe overheidstoepassingen ben ik van plan specifiek aandacht te besteden aan hoe zo snel mogelijk achterstanden van vrouwen, minderheden, enz. ingelopen kunnen worden. Ik kom daarop in die nieuwe nota «Terug naar de toekomst» terug.
Vraag 6. Interactiviteit in eigen gelederen
Mw. Roethof vroeg op welke wijze de «interactiviteit in eigen gelederen», binnen de overheid dus, wordt verbeterd.
Ook daarop zal ik volgende maand uitvoerig ingaan in «Terug naar de toekomst». Om vast een idee te geven:
– grotere samenwerking van departementen op het gebied van elektronische toegankelijkheid. Nu al zijn acht ministeries bij de voorbereiding hiervan betrokken en enthousiast!
– gezamenlijke inkoop van communicatievoorzieningen, zoals datatransport en telefonie, door een kleine groep van overheidsorganisaties die daar gezamenlijk belang bij hebben. Anderen kunnen zich na verloop van tijd bij dit initiatief aansluiten. Binnenlandse Zaken begeleidt, ondersteunt en zoekt naar kansen, maar legt niets op.
– ontwikkeling, ook weer in samenwerking met de meest betrokken en belanghebbende overheidsorganisaties, van een overheids-communicatie-profiel. Dat is een set van onderling samenhangende, open standaarden dat als leidraad gebruikt kan worden bij inkoop van communicatie-middelen binnen de overheid en tevens als richtsnoer voor onderlinge communicatie-afspraken. Het klinkt wat technisch, maar het kan op den duur behoorlijke besparingen opleveren en vooral de kwaliteit van het overheidshandelen substantieel en voortdurend opnieuw verbeteren.
De heren Van Dijke en Van der Vlies schetsten een somber beeld van de digitale samenleving.
Ik ben het met beiden eens dat er geen reden is voor blind vertrouwen in de toekomst. Er doemen zeker dilemma's op waar we nog geen antwoord op hebben. Maar als we niets proberen, zullen we zeker door de ontwikkelingen ingehaald worden. Het belang van nationale grenzen wordt relatief. We moeten kansen grijpen, zonder onze ogen en oren voor de gevaren af te sluiten. Daarbij komt dat juist die nieuwe technieken ook nieuwe kansen creëren om mensen weerbaar te maken tegen wat hen bedreigt.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
J. Kohnstamm
Samenstelling: Leden: Van Erp (VVD), ondervoorzitter, Blaauw (VVD), Van der Vlies (SGP), H. Vos (PvdA), voorzitter, Van Gelder (PvdA), Smits (CDA), Boers-Wijnberg (CDA), Ter Veer (D66), De Jong (CDA), Leers (CDA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Voûte-Droste (VVD), Hessing (VVD), Vreeman (PvdA), Zonneveld (CD), Van Dijke (RPF), Van der Ploeg (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66) en Houda (PvdA).
Plv. leden: De Korte (VVD), Van Rey (VVD), Van Middelkoop (GPV), Woltjer (PvdA), Sterk (PvdA), Van Rooy (CDA), Mateman (CDA), Ybema (D66), Wolters (CDA), Lansink (CDA), Terpstra (CDA), Weisglas (VVD), Nijpels-Hezemans (AOV), M.B. Vos (GroenLinks), Bakker (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verbugt (VVD), Klein Molekamp (VVD), Witteveen-Hevinga (PvdA), Poppe (SP), Leerkes (Unie 55+), Verspaget (PvdA), Adelmund (PvdA) en Crone (PvdA).
Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), ondervoorzitter, Van den Berg (SGP), Lilipaly (PvdA), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Reitsma (CDA), Versnel-Schmitz (D66), Van Gijzel (PvdA), Leers (CDA), Van Heemst (PvdA), Verbugt (VVD), Van Rooy (CDA), Poppe (SP), Van 't Riet (D66), Duivesteijn (PvdA), H.G.J. Kamp (VVD), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), Roethof (D66), M.B. Vos (GroenLinks), Verkerk (AOV), Van Zuijlen (PvdA), Van Waning (D66), Keur (VVD), Hofstra (VVD) en Assen (CDA).
Plv. leden: Blauw (VVD), Schutte (GPV), Van Gelder (PvdA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Dankers (CDA), Zijlstra (PvdA), Terpstra (CDA), Huys (PvdA), Korthals (VVD), Esselink (CDA), Hillen (CDA), H. Vos (PvdA), Remkes (VVD), Leerkes (Unie 55+), Witteveen-Hevinga (PvdA), Augusteijn-Esser (D66), Rosenmöller (GroenLinks), Aiking-van Wageningen (AOV), Valk (PvdA), Hoekema (D66), Klein Molekamp (VVD), Te Veldhuis (VVD) en Van der Linden (CDA).
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), M.M.H. Kamp (VVD), voorzitter, De Cloe (PvdA), Janmaat (CD), Van Gelder (PvdA), ondervoorzitter, Van de Camp (CDA), Boers-Wijnberg (CDA), Huys (PvdA), Mulder-van Dam (CDA), Hendriks, Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Koekkoek (CDA), J.M. de Vries (VVD), Hirsch Ballin (CDA), Liemburg (PvdA), Stellingwerf (RPF), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), Cherribi (VVD), Dijksma (PvdA), Sterk (PvdA) en Van Vliet (D66).
Plv. leden: Schutte (GPV), Dees (VVD), Valk (PvdA), Marijnissen (SP), Duivesteijn (PvdA), Beinema (CDA), Reitsma (CDA), Lilipaly (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Sipkes (GroenLinks), Bakker (D66), Van 't Riet (D66), Deetman (CDA), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Lansink (CDA), Middel (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Versnel-Schmitz (D66), Essers (VVD), Korthals (VVD), Van Erp (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Van Zuijlen (PvdA) en Verhagen (CDA).
Samenstelling: Leden: Van Erp (VVD), V.A.M. van der Burg (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van der Heijden (CDA), De Cloe (PvdA), voorzitter, Janmaat (CD), Van den Berg (SGP), Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Apostolou (PvdA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Gabor (CDA), Koekkoek (CDA), Nijpels-Hezemans (AOV), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Essers (VVD), Dittrich (D66), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Cornielje (VVD), Rouvoet (RPF), Van Boxtel (D66) en Rehwinkel (PvdA).
Plv. leden: Korthals (VVD), Dankers (CDA), Van Hoof (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Liemburg (PvdA), Poppe (SP), Schutte (GPV), Van 't Riet (D66), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Vreeman (PvdA), Verhagen (CDA), Van der Stoel (VVD), Mateman (CDA), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), H.G.J. Kamp (VVD), Assen (CDA), M.M. van der Burg (PvdA), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Leerkes (Unie 55+), Hoekema (D66) en Van Oven (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-23900-30.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.