23 900
Nota over de toestand van 's Rijks financiën

nr. 24
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN VAN VERKEER EN WATERSTAAT EN DE STAATSSECRETARISSEN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 3 mei 1995

Op 21 december 1994 is het Nationaal Actieprogramma «Elektronische Snelwegen; Van Metafoor naar Actie», aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken 1994/95 23 900, nr. 20). Met dit ambitieuze programma wil het kabinet onder meer invulling geven aan het rapport-Bangemann van de Europese Unie «Europe and the Global Information Society». In deze brief worden in de volgorde van het Actieprogramma de zeven actielijnen besproken en wordt aangegeven op welke wijze sinds december jl. aan de actielijnen inhoud is gegeven.

A. Voortgang Actieprogramma

Lijn 1. Liberalisering telecommunicatie-infrastructuur

In het Actieprogramma is de liberalisering van de telecommunicatieinfrastructuur aangekondigd. Het wetgevingsproces hiervoor ligt op schema. De interimwet voor de vaste telecommunicatie-infrastructuur ligt voor advies bij de Raad van State. Afronding van de parlementaire behandeling wordt in 1995 beoogd. De uitvoerings-AMvB's zullen dan eveneens gereed zijn. Kort na de parlementaire behandeling zullen vergunningen voor concurrerende vaste infrastructuur worden uitgegeven.

In het kader van de algehele herziening van de WTV, mede met het oog op de liberalisering van de spraaktelefonie per 01-01-1998, worden momenteel de contouren van de nieuwe WTV ontworpen.

In maart jl. is de tweede vergunning voor landelijke mobiele telefonie volgens de GSM standaard verleend aan het MT2-consortium. Binnen enkele maanden zal dit bedrijf haar diensten kunnen aanbieden. Daarnaast zijn voorbereidingen getroffen voor de uitgifte van vergunningen voor het aanbieden van infrastructuur en diensten volgens de pan-europese digitale semafonie standaard ERMES. Naar verwachting zal nog dit jaar de tenderprocedure worden gestart. Voorts wordt onderzocht onder welke voorwaarden in de loop van 1996 de tenderprocedure voor vergunningen voor het op de GSM-standaard gebaseerde DCS 1800 mobiele communicatiesysteem van start kan gaan.

Over de Frequentienota zal op 30 mei a. s. met de Kamer worden gesproken. Een studie naar de mogelijkheden van introductie van meer marktwerking bij het toewijzen van schaarse etherfrequenties zal nog deze zomer worden afgerond.

Lijn 2. Liberalisering telecom- en mediadiensten

De aangekondigde notitie over de liberalisering van de Mediawet zal naar verwachting in juni a. s. aan de Tweede Kamer worden aangeboden. De complexe materie vraagt een iets langere voorbereiding dan voorzien. Het betreft onder andere het formuleren van een evenwichtig voorstel voor het geven van meer vrijheid aan de kabelmaatschappijen. Het is thans het voornemen van de regering om het aangekondigde wetsvoorstel nog dit jaar in de ministerraad vast te stellen opdat het uiterlijk per 1 januari 1997 in werking zal zijn getreden.

Lijn 3. Invulling publieke zorgtaak

Zoals in het Actieprogramma is uiteengezet heeft de overheid op het terrein van de informatievoorziening een voorwaardenscheppende taak. Die taak is afgeleid van de grondrechten van de burger inzake vrijheid van informatie en bescherming van de privacy, alsook van de meer algemene overheidszorg voor een ordelijk maatschappelijk en economisch verkeer. De precisering van deze taak van de overheid, de bepaling van het zogenaamde publieke domein, is actueel vanwege de ontwikkeling van nieuwe media en nieuwe technologieën.

De taak van de overheid voor de klassieke informatiediensten (telefoon, pers, omroep, bibliotheken) is op historisch wijze gegroeid en afgebakend. Dat wil zeggen dat voor die diensten is bepaald wat men overlaat aan de markt en wat niet, en wat men vindt dat elke burger minimaal moet kunnen krijgen. Maatschappelijke ontwikkelingen, waaronder de komst van de elektronische snelweg, roepen nu twee vragen op. Ten eerste: blijft bij klassieke informatiediensten de taak van de overheid dezelfde? Ten tweede: wat voor taak heeft de overheid ten aanzien van nieuwe elektronische diensten? Onderwerpen die hierbij een rol spelen zijn onder andere: de toegankelijkheid van overheidsinformatie en het onderwijsaanbod op de elektronische snelweg.

De staatssecretaris van OCenW zal de Kamer dit najaar een notitie toezenden over het publieke domein zoals hierboven omschreven. Hij zal daarbij onder andere gebruik maken van de bevindingen van het Rathenau-instituut dat op eigen initiatief een rapportage over dit onderwerp voorbereidt. Daarnaast wordt bezien of vanuit de overheid nog studies of workshops georganiseerd moeten worden op terreinen die in het projekt van het Rathenau-instituut niet expliciet aan de orde komen, zoals het onderwijs.

Door het Rathenau-instituut wordt de komende maanden een groot aantal aktiviteiten georganiseerd: een aantal korte studies over de huidige en vroegere rol van overheid op het terrein van een aantal media; een aantal workshops met deskundigen over de toekomst van de elektronische snelweg; en workshops met vertegenwoordigers van de belangrijkste politieke stromingen, waarin visies ontwikkeld worden op het publieke domein. De rapportage van het Rathenau-instituut zal in september 1995 aan de Kamer worden toegezonden. De genoemde workshops hebben een min of meer besloten karakter. Ter verbreding van het debat zal het Rathenau-instituut na het uitbrengen van haar rapportage ook één of meer publieke bijeenkomsten organiseren.

De discussie over de invulling van de taak van de overheid ten aanzien van het publieke domein heeft overigens een eigen dynamiek en mag de voortgang op andere actielijnen niet belemmeren.

Binnenkort zal de regering de Tweede Kamer informeren over recente media-ontwikkelingen, waaronder haar voorstellen voor de publieke omroep. Mede op basis van deze brief kan de politieke en publieke discussie over het beleid voor de korte- en middellange termijn ten aanzien van de publieke omroep dit jaar worden afgerond.

Lijn 4. Vernieuwing randvoorwaarden

Deze lijn van het Actieprogramma omvat een aantal acties die niet alleen gericht zijn op wet- en regelgeving, maar ook op de mogelijkheden van zelfregulering. Dit laatste is van belang voor het tempo waarin de elektronische snelweg in Nederland gerealiseerd kan worden.

De stuurgroep IT & Recht, voor dit doel onder voorzitterschap van het ministerie van Justitie, is een interdepartementaal platform dat de voortgang bewaakt op het terrein van de wet- en regelgeving in relatie tot het Actieprogramma. Onder verantwoordelijkheid van deze stuurgroep heeft een commissie onder leiding van prof.mr. H. Franken een programma voor wetenschappelijk onderzoek opgesteld, met een looptijd van vier jaar en een budget van 8,2 miljoen. Het onderzoek betreft zowel kortere als langere termijn vraagstukken. Het jaarwerkplan 1995 concentreert zich op twee hoofdthema's: de juridische status van informatie en informatiseringsprocessen (elektronische handtekening, betaling voor elektronische diensten, informatiedelicten, etc. ) en de beschikbaarheid en exclusiviteit van informatie (intellectueel eigendom, juridische aspecten van nummers, etc. ). Daarnaast worden vraagstukken bezien op het terrein van de telecommunicatievoorzieningen (onder andere gedoogregime WTV) en het gebruik van IT in organisaties van recht en openbaar bestuur (waaronder briefgeheim).

Voorts is er een aantal andere ontwikkelingen te melden. Het Gemeenschappelijke Standpunt over het ontwerp van de richtlijn bescherming persoonsgegevens is op 20 februari 1995 door de Raad van Ministers vastgesteld en in het kader van de codecisieprocedure aangeboden aan het Europees Parlement. Na vaststelling van de richtlijn, waarschijnlijk eind 1995, voorziet het ontwerp in een implementatietermijn van drie jaar. De resultaten van het thans lopende evaluatie-onderzoek van de Wet persoonsregistratie (WPR) zullen bij die implementatie worden betrokken. De nieuwe privacy-wet, onder de naam Wet bescherming persoonsgegevens zal vóór eind 1999 vastgesteld moeten zijn.

Een regeling op het gebied van cryptografie is momenteel in onderzoek. Daarbij zal in ieder geval zorgvuldig aandacht worden besteed aan het gerechtvaardigd gebruik van cryptografie in het reguliere verkeer, opdat dit niet meer dan strikt noodzakelijk wordt beperkt.

De Nederlandse wetgeving kent evenals andere landen de zogenaamde informatiedelicten. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om bepalingen waarin ter uitvoering van artikel 20 van het BUPO-verdrag racistische propaganda is strafbaar gesteld. Het verspreiden van dergelijke informatie via bijvoorbeeld een bulletinboardsysteem zal op gelijke voet strafbaar worden gesteld als bij uitgevers en drukkers tot dusver.

Er bestaat een spanning tussen de vrijheid van informatievergaring en het eigendom van informatie zoals deze vorm heeft gekregen in het intellectueel eigendomsrecht, meer in het bijzonder in de Auteurswet. Recent is een adviescommissie Auteursrecht geïnstalleerd (Stcrt. 24 maart 1995, nr. 60), die gevraagd en ongevraagd de regering van advies dient over het auteursrecht en naburige rechten.

Lijn 5. Voorbeeldprojekten in de openbare sector

Het Actieprogramma noemt bij wijze van illustratie een aantal projekten die als voorbeeldprojekt voor de openbare sector kunnen gelden. Met openbare sector wordt in in dit verband bedoeld de niet-marktsector. Voorbeeldprojekten vallen binnen beleidsterreinen van bewindslieden waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen en waarop zij met financiële instrumenten, regelgeving of anderszins invloed op uitoefenen. Onder deze beleidsterreinen vallen ook de lagere overheden.

Per brief zijn inmiddels alle bewindslieden uitgenodigd vóór 1 september 1995 één of twee veelbelovende projekten aan te melden. Bij deze projekten moet het gaan om elektronische diensten die een kwalitatieve verbetering van de dienstverlening beogen. De diensten zijn interactief of een logische stap op weg daarnaar toe. Voorts dienen de voorbeeldprojekten in potentie een groot uitstralingseffect en een politiek draagvlak te hebben, terwijl zij daarnaast ook aan de andere in het Actieprogramma genoemde criteria (innovatief, voorzien in een behoefte, zakelijk verantwoord en stimulerend voor de markt) voldoen. Daarbij is het van belang reeds in 1995 met enkele projekten van start te gaan.

Het doel van het bijeenbrengen van projekten onder de vlag van het Actieprogramma is het creëren van voldoende massa en uitstralingseffect in de openbare sector, alsmede het bewerkstelligen van synergie tussen de projekten. Ook wordt het uitwisselen van kennis, ervaringen en leereffecten daardoor versterkt.

Projecten die onder de vlag van het Actieprogramma worden uitgevoerd zullen grotendeels zelf door de betrokken overheden of organisaties in het betreffende veld van overheidszorg moeten worden gefinancierd. Ze kunnen ook in aanmerking komen voor de extra middelen die beschikbaar komen voor de uitvoering van het Actieprogramma. De vier voor de uitvoering van het Actieprogramma verantwoordelijke bewindslieden zullen op basis van bovengenoemde criteria een keuze maken uit de aangemelde projekten. Bij die afweging is externe beoordeling voorzien.

De kadernotitie van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken over de informatiesamenleving – getiteld «Terug naar de toekomst. Over het gebruik van informatie- en communicatietechnologie in de openbare sector» – is in concept gereed. Op 30 maart jl. is op het congres «Van bits naar burger» het startschot gegeven voor een discussie over deze nota die o. a. ook via het Internet werd gevoerd. Op 27 april jl. is de discussiefase afgesloten met een werkconferentie. De resultaten worden momenteel verwerkt in de nota. De definitieve versie zal in juni aan het parlement worden aangeboden.

In de nota worden ontwikkelingen in het gebruik van informatie- en communicatietechnologie en de veranderende rol van de overheid in de samenleving in beeld gebracht, worden doelstellingen geformuleerd en worden activiteiten beschreven die er enerzijds op gericht zijn de kansen die deze technologie biedt te verkennen en te benutten, anderzijds de grenzen scherper in beeld te krijgen. Uitgangspunt is dat de overheid er voor de burgers en de bedrijven is. Centraal staat dan ook de verbetering van de interactie tussen burgers en bedrijven aan de ene kant en de overheid aan de andere. Noodzakelijke voorwaarde daarvoor is een adequaat intern functioneren van de overheid «achter de schermen».

Lijn 6. Initiatieven in de marktsector

In de maanden januari tot april 1995 hebben gesprekken plaatsgevonden met een groot aantal bedrijven. Mede dankzij het uitbrengen van het actieprogramma zijn veel partijen zich in versterkte mate gaan oriënteren op de ontwikkeling van diensten en een daarop toegesneden infrastructuur. Er is echter sprake van een pat-stelling: de infrastructuurpartijen zijn aarzelend in het interactief maken van kabelnetwerken zolang zij geen uitzicht hebben op diensten die ervan gebruik zullen maken. Tegelijkertijd wordt de aarzelende houding van de diensten-aanbieders verklaard door het ontbreken van de mogelijkheid van een infrastructuur met een groot dekkingsgebied.

De kabeltelevisie-infrastructuur in Nederland biedt in principe die grote dekking en heeft, gelet op het breedbandige karakter, de beste vooruitzichten om door te groeien tot een elektronische snelweg. Deze dient hiertoe 2-weg geschikt te worden gemaakt (ten behoeve van interactieve toepassingen), alsmede te worden gekoppeld aan de telecommunicatie-infrastructuur.

De doelgroep voor de ontwikkeling van diensten is zowel de consumenten als de zakelijke gebruikers. De verwachting bestaat echter dat door de homogenere vraag van consumenten de grootschalige omgeving eerder kan worden bereikt door ontwikkeling van de consumentenmarkt. Wanneer deze omgeving daadwerkelijk is gecreëerd kan deze ook ten volle worden benut door zakelijke gebruikers (waaronder economische knooppunten als Schiphol en Rotterdam).

Op basis van de reacties van de verschillende marktpartijen is thans een procesvoorstel gereed met als doel:

* een grootschalige omgeving te creëren voor elektronische dienstverlening, zodat dienstenaanbieders voldoende marktkansen voor hun diensten worden geboden;

* de genoemde patstelling te doorbreken door partijen gezamenlijk een grootschalige omgeving vorm te laten geven;

* partijen gedurende dit proces steeds meer te laten toewerken naar daadwerkelijke investeringen in infrastructuur, diensten, randapparatuur, etc.

In het procesvoorstel is een projektteam voorzien, bestaande uit vertegenwoordigers van 5–6 bedrijven en de overheid, dat binnen drie maanden een kwalitatief hoogwaardig businessplan moet opstellen voor het tot-stand-brengen van een grootschalige omgeving voor elektronische dienstverlening. Het midden- en kleinbedrijf dient nadrukkelijk van deze nieuwe kansen te kunnen profiteren.

Met een aantal bedrijven hebben intussen gesprekken plaatsgevonden over dit procesvoorstel. Alle geconsulteerde partijen hebben aangegeven zich in het voorgestane proces te kunnen vinden en hebben hun medewerking toegezegd. Daarnaast hechten zij waarde aan het opzetten van een demonstratiecentrum voor diensten die in de toekomst van de elektronische snelweg gebruik zullen gaan maken.

Bovenstaande aanpak biedt de beste kansen op een snelle introductie van de elektronische snelweg in Nederland. Wel zijn aan deze aanpak risico's verbonden. In de loop van het proces zal pas blijken in hoeverre partijen daadwerkelijk bereid zijn zich te committeren aan de noodzakelijke investeringen in infrastructuur en diensten. Momenteel worden de mogelijkheden verkend voor instrumenten waarmee dit kan worden gestimuleerd.

Op verschillende plaatsen in Nederland zijn partijen bezig met het formuleren van proefprojekten op het terrein van de elektronische snelweg. Deze regionale initiatieven zullen worden bezien in het licht van de bovenstaande aanpak.

Lijn 7. Informatievrijhaven

De regering heeft in het Actieprogramma aangekondigd te zullen onderzoeken in hoeverre informatievrijhavens, zowel in de fysieke als virtuele zin, in de Nederlandse context bruikbaar zijn voor het versneld tot-stand-brengen van de elektronische snelweg. Daarbij zou ook belemmerende wet- en regelgeving worden betrokken. In opdracht van het ministerie van Economische Zaken heeft Andersen Consulting een studie hiernaar verricht. Daaruit is gebleken dat het belang van een fysieke concentratie van bedrijven in het elektronische tijdperk eerder af dan toe zal nemen. Omdat daarnaast het concept informatievrijhaven nauw verweven is met de andere actielijnen is de regering tot het inzicht gekomen dat informatievrijhavens geen aparte actielijn rechtvaardigen. Voor wat betreft wet- en regelgeving is in het Actieprogramma overigens aangekondigd dat innovatieve initiatieven uit de marktsector beoordeeld zullen worden in het licht van de toekomstige geliberaliseerde situatie.

B. Kennisinfrastructuur

In deel I van het Actieprogramma is ook stilgestaan bij het grote belang van de kennisinfrastructuur voor de totstandkoming van elektronische snelwegen. Op het gebied van het telematica-onderzoek vormt het Telematica Research Centrum (TRC) een belangrijke kern. Het TRC is een gezamenlijk initiatief van de overheid en een aantal grote bedrijven. Begin 1995 is overeenstemming bereikt over een groot projekt op het gebied van telematica in het onderwijs, dat zal worden uitgevoerd door het TRC samen met AT&T en een aantal andere partijen. AT&T is tegelijkertijd toegetreden tot de kring van in het TRC participerende bedrijven. Nog voor de zomer van 1995 zullen de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en van Economische Zaken een gezamenlijke nota uitbrengen over de modernisering van het industrie- en technologiebeleid en de wisselwerking tussen kennisinfrastructuur en het bedrijfsleven. Daarin zal ook aandacht zal worden besteed aan de infrastructuur op het gebied van de telematica.

C. Mededinging

In het Actieprogramma is bij actielijn 2 aangekondigd dat de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken over de mededingings- en concentratie-aspecten in de mediawereld een afzonderlijke brief aan de Kamer zullen sturen. Deze brief zal de Kamer binnenkort bereiken. Daarin zal onder meer worden ingaan op het verzoek van de minister van Economische Zaken aan de Europese Commissie om de samenwerking van RTL, CLT, VNU, Veronica en Endemol te toetsen aan de Europese concentratieregels. Daarnaast bereidt de minister van Economische Zaken een nieuw mededingingswet voor. Deze zal in beginsel ook van toepassing zijn op de media- en telecommunicatiesectoren.

D. Organisatie van de uitvoering

Over de voortgang van het Actieprogramma zal door de kerngroep van bewindslieden die het Actieprogramma hebben ondertekend twee maal per jaar schriftelijk aan de Kamer worden gerapporteerd. De uitvoering van het Actieprogramma is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de betrokken departementen. Maandelijks vindt op DG-niveau interdepartementaal overleg plaats over de voortgang van het Actieprogramma. Daarbij is ook het ministerie van Justitie aanwezig. De coördinatoren van de verschillende departementen komen wekelijks bijeen.

Met de Centrale Raad voor Ondernemersorganisaties is de afspraak gemaakt dat ongeveer 3 maal per jaar een bijeenkomst zal worden georganiseerd tussen de betrokken ministeries, de relevante bedrijven en de RCO. Deze bijeenkomsten hebben als doel om informatie uit te wisselen over de voortgang van het Actieprogramma en om specifieke onderwerpen te agenderen die op dat moment aandacht behoeven.

Zoals in het Actieprogramma reeds is aangekondigd wordt daarnaast twee maal per jaar een klankbordgroep uitgenodigd om de lopende ontwikkelingen te bespreken. Dat zal de eerste keer in oktober/november gebeuren, naar aanleiding van het uitbrengen van het eerste voortgangsverslag. Maatschappelijke organisaties als de vak-, consumenten- en werkgeversorganisaties en andere betrokken belangenorganisaties worden hiervoor uitgenodigd.

E. Internationaal

Ook in de ons omringende landen wordt gewerkt aan programma's die tot doel hebben elektronische snelwegen te realiseren. Met name Frankrijk is op dit gebied actief. De indruk bestaat dat Nederland met zijn veelzijdige actieprogramma tot de kopgroep behoort.

In Europees kader wordt het onderwerp elektronische snelweg al snel naar het telecommunicatie-terrein vertaald. Zo is volgens het rapport Bangemann de liberalisering van de telecommunicatie infrastructuur de belangrijkste impuls voor het versneld ontwikkelen en invoeren van nieuwe technologieën en toepassingen die tezamen de informatiemaatschappij vormgeven.

Daarnaast wordt een beleid vormgegeven voor de bevordering van toepassingen. In het bovengenoemde Bangemann rapport wordt een aantal projekten geïdentificeerd. De EU heeft zich echter nog niet uitgesproken over de wijze waarop deze gerealiseerd zullen worden en wat de rol van de Unie daarbij is. Er bestaat grote terughoudendheid om met substantiële financiële impulsen te trachten bepaalde toepassingen van de grond te krijgen. Men is van mening dat het primair de marktpartijen zijn die moeten investeren; de overheid moet het zo flexibel mogelijke kader scheppen waardoor deze investeringen economisch aantrekkelijk worden. Bestaande reguliere fondsen in de telecommunicatiesector kunnen worden aangewend wanneer dat gerechtvaardigd is (o.a. structuurgelden). Daarnaast wordt in Brussel bezien in hoeverre binnen de bestaande onderzoeksprogramma's extra aandacht aan bepaalde thema's kan worden geschonken.

Eind februari 1995 heeft de G7 in Brussel besloten om elf voorbeeldprojekten op te zetten. Deze projekten dienen de effectiviteit van informatie-uitwisseling te vergroten, een platform te creëren voor het uitwisselen van ervaringen en samenwerking op een mondiaal niveau te initiëren. Per voorbeeldprojekt is één van de G7 landen als coördinator aangewezen. Ook niet-G7 landen als Nederland kunnen participeren in de voorbeeldprojekten. Financiering van de projekten dient uit bestaande bronnen plaats te vinden (o.a. Europese R&D-middelen). In de G7 conferentie in Canada deze zomer, zal het onderwerp Informatiemaatschappij opnieuw aan de orde komen. Het is op dit moment nog niet duidelijk òf en zo ja hoe Nederland aan deze voorbeeldprojecten een bijdrage zal leveren.

F. Financiën

In het Actieprogramma worden verschillende mogelijkheden genoemd voor de financiering van de uitvoering ervan. De Kamer zal binnenkort worden geïnformeerd over de omvang van de middelen die de regering ter beschikking zal stellen voor de uitvoering van het Nationaal Actieprogramma in het kader van de beleidsintensiveringen.

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

A. Nuis

Naar boven