23 877
Vervolgingsbeleid inzake euthanasie

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rijswijk, 20 september 1996

Mede namens de Minister van Justitie vraag ik uw aandacht voor het navolgende.

In het Regeerakkoord 1994 is vastgelegd: «Het kabinet is niet voornemens voorstellen in te dienen teneinde euthanasie uit het Wetboek van strafrecht te schrappen. De praktijk van de Wet op de lijkbezorging zal zorgvuldig worden geëvalueerd, waarbij vooral de ervaringen met de meldingsregeling, de verhouding tussen de procedure bij levensbeëindiging op verzoek en bij levensbeëindiging niet op verzoek, en het vervolgingsbeleid zullen worden bezien. Deze evaluatie zal binnen de termijn van twee jaar worden afgerond».

In 1995 zijn de hoogleraren P. J. van der Maas en G. van der Wal begonnen met het bovenbedoelde evaluatie-onderzoek, nadat de leden van de Tweede Kamer in de gelegenheid waren gesteld om vragen te stellen en opmerkingen te maken inzake de inhoud van de opdracht die aan de beide hoogleraren terzake van dit onderzoek zou worden verstrekt nadat de lijst van vragen en de antwoorden daarop van de Minister van Justitie en van mij door de vaste commissies voor Justitie en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 16 oktober 1995 waren vastgesteld (Tweede Kamer, 1995–1996, 23 877, nr. 6).

In de aanvang van het evaluatie-onderzoek overheerste nog de hoop dat het mogelijk zou zijn om de resultaten van het onderzoek in september 1996 aan de Tweede Kamer te presenteren. Gelet echter op de omvang van het onderzoek en gelet op het grote aantal gegevens dat uit het onderzoek naar voren komt (hetgeen mede een gevolg is van de gebleken grote bereidheid van het veld om medewerking te verlenen), blijkt het onmogelijk om reeds in september 1996 de resultaten te presenteren. De verwerking en de analysering van de onderzoeksgegevens vereisen meer tijd. Het is van eminent belang om tot een kwalitatief goede gegevensverwerking te komen.

De verwachting is thans dat het rapport waarin de resultaten van het evaluatie-onderzoek zijn vervat, eind november 1996 door ons aan u zal kunnen worden aangeboden. Daarna zal het kabinet een standpunt naar aanleiding van de resultaten van het evaluatieonderzoek bepalen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Naar boven