23 818
Wijziging van de Wet van 11 mei 1956 (Stb. 242), houdende enige regelen betreffende het gebruik van de Friese taal, in het bijzonder in het rechtsverkeer (verruiming van de mogelijkheden van het gebruik van het Fries)

nr. 8
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

14 februari 1995

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is de regels betreffende het gebruik van de Friese taal in het rechtsverkeer te verruimen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet van 11 mei 1956 (Stb. 242), houdende enige regelen betreffende het gebruik van de Friese taal, in het bijzonder in het rechtsverkeer, wordt gewijzigd als volgt:

A0

In artikel 1, tweede lid, worden de woorden «Dat forklearje ik» vervangen door: Dat ferklearje ik.

A

De artikelen 3 tot en met 7 komen te luiden als volgt:

Artikel 3

Indien tijdens het onderzoek ter terechtzitting in een strafzaak een verdachte of getuige zich op de voet van artikel 2 wil bedienen van het Fries, bepaalt de rechter die de leiding van de zitting heeft, indien hij zulks wenselijk acht, dat bijstand wordt verleend door een tolk. Artikel 306, vierde, zesde en zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering is van toepassing.

Artikel 4

Indien tijdens een terechtzitting in een civiele zaak een partij, belanghebbende of getuige zich op de voet van artikel 2 wil bedienen van het Fries, bepaalt de rechter die de leiding heeft van de zitting, indien hij zulks wenselijk acht, dat bijstand wordt verleend door een tolk, mits de rechtsgang daardoor naar zijn oordeel niet onnodig wordt vertraagd.

Artikel 5

Indien tijdens het onderzoek ter zitting in een bestuursrechtelijke zaak een partij of getuige zich op de voet van artikel 2 wil bedienen van het Fries, bepaalt de rechter die de leiding van de zitting heeft, indien hij zulks wenselijk acht, dat bijstand wordt verleend door een tolk, mits de rechtsgang daardoor naar zijn oordeel niet onnodig wordt vertraagd.

Artikel 6

1. Hetgeen in het Fries is gesproken wordt, indien het in het proces-verbaal wordt opgenomen, in die taal vermeld. De rechter kan bepalen dat een vertaling in het Nederlands wordt gemaakt.

2. Indien naar het oordeel van de rechter opneming van het gesprokene in het Fries in redelijkheid niet kan worden gevergd, wordt het in het Nederlands in het proces-verbaal opgenomen en wordt daarin aangetekend dat het Fries is gebezigd.

Artikel 7

1. In strafzaken, civiele zaken en bestuursrechtelijke zaken die aanhangig zijn bij een in de provincie Friesland gevestigd gerecht, mogen processtukken, met uitzondering van dagvaardingen en telasteleggingen in strafzaken, in het Fries worden gesteld.

2. Indien dat voor een goede beoordeling van het stuk wenselijk is, kan de rechter ambtshalve of op verzoek van een van de andere bij de zaak betrokkenen verlangen, dat een vertaling in het Nederlands wordt toegevoegd.

B

Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:

a. In het eerste lid wordt «de in- of overschrijving» vervangen door: de inschrijving.

b. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende als volgt:

3. In afwijking van het eerste en tweede lid worden akten van de burgerlijke stand zowel in het Fries als in het Nederlands opgemaakt.

c. In het vierde lid (nieuw) wordt «eerste en tweede lid» vervangen door: eerste tot en met derde lid.

C

Na artikel 11 worden twee artikelen toegevoegd, luidende als volgt:

Artikel 12

Indien een verdachte of getuige tijdens het onderzoek ter terechtzitting in een strafzaak buiten de provincie Friesland zich wil bedienen van het Fries en aannemelijk maakt dat hij zich in het Nederlands onvoldoende kan uitdrukken, bepaalt de rechter die de leiding van de zitting heeft, indien hij zulks wenselijk acht, dat bijstand wordt verleend door een tolk. Artikel 306, vierde, zesde en zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering is van toepassing.

Artikel 13

Deze wet wordt aangehaald als: Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL III

De tekst van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer wordt in het Staatsblad geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

De Minister van Binnenlandse Zaken,

Naar boven