23 804
Wijziging van de Brandweerwet 1985, de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen en enige andere wetten in verband met wijziging van de opzet van de inspectie voor het brandweerwezen en regeling van enige andere onderwerpen

nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 23 maart 1995

Tijdens de mondelinge behandeling van het bovenvermelde wetsvoorstel op 21 maart 1995 heb ik toegezegd dat ik schriftelijk zou reageren op de vraag van de CDA-fractie die betrekking heeft op de bevoegdheid van de Minister van Binnenlandse Zaken tot aanwijzing van Defensie-inrichtingen als bedrijfsbrandweerplichtig zoals deze bevoegdheid is voorgesteld in artikel 13, tweede lid, van de Brandweerwet 1985. Met deze brief voldoe ik aan deze toezegging.

De CDA-fractie vraagt zich af of er naast de Minister van Defensie nog andere personen of instanties zijn die kunnen bepalen of een Defensie-inrichting gevaar oplevert voor de veiligheid van de staat.

De verantwoordelijkheid voor het vaststellen of er sprake is van een Defensie-inrichting waarvoor de aanwijzingsbevoegdheid van artikel 13, tweede lid, kan worden gebruikt, berust bij de Minister van Binnenlandse Zaken. Hij beslist hiertoe op basis van informatie die hij bij de Minister van Defensie heeft ingewonnen dan wel naar aanleiding van een bericht van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de inrichting is gelegen. Uiteraard zal de Minister van Binnenlandse Zaken in beide situaties de Minister van Defensie horen. Dit vloeit voort uit de tweede volzin van artikel 13, tweede lid. Bovendien ligt het in de bedoeling dat de minister het desbetreffende college van burgemeester en wethouders alsmede de functionarissen en bestuursorganen, genoemd in artikel 3, vierde lid, van het Besluit bedrijfsbrandweren, in de gelegenheid stelt advies uit te brengen, alvorens hij tot aanwijzing van de inrichting als bedrijfsbrandweerplichtig overgaat. Deze verplichting tot het inwinnen van advies bij burgemeester en wethouders is niet neergelegd in het voorgestelde artikel 13, maar is opgenomen in een ontwerp-algemene maatregel van bestuur, die ik heb aangekondigd op bladzijde 4 van de memorie van toelichting en die inmiddels in de ministerraad is aanvaard.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Naar boven