23 787 (R 1506)
Regels met betrekking tot het gebruik van geweld door militairen in de uitoefening van de bewakings- en beveiligingstaak (Rijkswet geweldgebruik krijgsmacht in de uitoefening van de bewakings- en beveiligingstaak)

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 3 mei 1996

Bij de behandeling van het voorstel van Rijkswet geweldgebruik krijgsmacht in de uitoefening van de bewakings- en beveiligingstaak in de Tweede Kamer op 20 februari 1996 is door woordvoerders van verschillende fracties de opvatting naar voren gebracht dat burgerbewakers van defensie in het kader van de uitoefening van de bewakings- en beveiligingstaak in navolging van de militaire bewakers een vergelijkbare geweldbevoegdheid dienen te krijgen. Ik heb in het debat toegezegd op dit thema nader schriftelijk te zullen ingaan.

Mede namens mijn ambtgenoten van Justitie en van Binnenlandse Zaken deel ik u mede dat ik gaarne bereid ben aan de wensen van de Tweede Kamer tegemoet te komen door in de hiervoor genoemde Rijkswet geweldgebruik krijgsmacht onder strikte voorwaarden te voorzien in een geweldbevoegdheid voor burgerbewakers van defensie in de uitoefening van de bewakings- en beveiligingstaak. Onder meer zal worden bepaald dat een dergelijke geweldbevoegdheid wordt toegekend voor bewakings- en beveiligingstaken die direct gerelateerd zijn aan de taakuitvoering van de krijgsmacht. Ook zal worden bepaald dat burgerbewakers van defensie dienen te voldoen aan eisen van bekwaamheid en betrouwbaarheid om de toegekende geweldbevoegdheid uit te oefenen.

De huidige op de Wet wapens en munitie gebaseerde Regeling wapens en munitie krijgsmachtpersoneel, waarin is aangegeven welk krijgsmachtpersoneel gerechtigd is tot het voorhanden hebben en dragen van vuurwapens, zal in lijn worden gebracht met de voorgenomen wetswijziging.

De Minister van Defensie,

J. J. C. Voorhoeve

Naar boven