23 780
Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht alsmede nadere aanpassing van een aantal wetten aan de Algemene wet bestuursrecht (Leemtewet Awb)

nr. 9
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 18 januari 1995

Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan hoofdstuk 1, artikel I (Algemene wet bestuursrecht), onderdeel J, wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

6. Het opschrift van onderdeel H komt te luiden:

H MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

B

Aan hoofdstuk 1, artikel III (Beroepswet), wordt na onderdeel F een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

G

In de bijlage, onderdeel A, onderdeel 8, wordt «Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen» vervangen door «Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen» en wordt na de aanhef ingevoegd:

– de artikelen 38, 39, tweede lid, 43 en 43a van de Wet op het voortgezet onderwijs,

– de artikelen 2.45 en 2.46 van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs,

– de artikelen 4.5 en 16.23 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,

– de artikelen 14, eerste lid, en 35 van de Wet op de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk onderzoek,.

C

Aan hoofdstuk 2, artikel III (Tariefcommissiewet), onderdeel C, wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

4. In het vierde lid (nieuw) wordt «zijn het derde en het vierde lid» vervangen door: zijn het derde lid en artikel 11c.

D

Hoofdstuk 2, artikel X (Wet administratieve rechtspraak belastingzaken), wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel Ba wordt artikel 5aa, vierde en vijfde lid, vervangen door:

4. In de overige gevallen zijn de artikelen 10 tot en met 11b, 13 en 15a en hoofdstuk IIa van overeenkomstige toepassing.

5. Het eerste lid, het tweede lid, eerste en tweede volzin, en de artikelen 23 en 24, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing bij beroep in cassatie.

2. In onderdeel G wordt artikel 25a gewijzigd als volgt:

a. In het eerste lid worden de tweede tot en met vierde volzin vervangen door:

De griffier zendt een door hem voor eensluidend getekend afschrift van de intrekking onverwijld aan de belanghebbende.

b. Het tweede lid komt te luiden:

2. De artikelen 5aa, tweede lid, eerste en tweede volzin, 23 en 24, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

E

In hoofdstuk 3, artikel II (Algemene burgerlijke pensioenwet), wordt na onderdeel B een nieuw onderdeel Ba ingevoegd, luidende:

Ba

Artikel L 21, negende lid, komt te luiden:

9. Aan de getuigen en deskundigen wordt door de voorzitter ten laste van het Rijk een vergoeding toegekend. Het bij of krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

F

In hoofdstuk 3 wordt na artikel III een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIIA

In artikel 31, vijfde lid, van de Financiële-Verhoudingswet 1984 wordt «artikel 7:24» vervangen door: artikel 7:10.

G

In hoofdstuk 4, artikel Ic (Wet op het cursorisch beroepsonderwijs), wordt voor onderdeel A een nieuw onderdeel A0 ingevoegd, luidende:

A0

In artikel 2.46, tweede lid, vervalt de tweede volzin.

H

Hoofdstuk 4, artikel II (Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek), wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel D vervalt.

2. Na onderdeel E wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Ea

In artikel 9.8, tweede lid, wordt «voor zover tegen die maatregel geen beroep krachtens de Ambtenarenwet 1929 openstaat of heeft opengestaan» vervangen door: tenzij de maatregel mede is genomen op grond van de Ambtenarenwet.

J

In hoofdstuk 4, artikel III (Wet op het voortgezet onderwijs), wordt na onderdeel A een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

In artikel 43, tweede lid, vervalt de tweede volzin.

K

Hoofdstuk 4, artikel VI (Wet op de studiefinanciering), wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel A komt te luiden:

A

In artikel 31a, tweede lid, worden de eerste en tweede volzin vervangen door:

Over het studiejaar waarin de studerende blijkens de mededeling aan de Informatie Beheer Groep als bedoeld in artikel 17b, derde lid, tweede volzin, dan wel de mededeling als bedoeld in artikel 7.9a, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de norm van de studievoortgang niet heeft behaald, wordt met ingang van 31 december van het kalenderjaar waarin het desbetreffende studiejaar is geëindigd, het beursdeel van de studiefinanciering van rechtswege omgezet in rentedragende lening. De Informatie Beheer Groep maakt de omzetting zo spoedig mogelijk aan de studerende bekend.

2. In onderdeel B wordt «een coördinerend vice-president van» vervangen door: coördinerend vice-president van.

L

In hoofdstuk 11 wordt na artikel IV een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IVA

Na artikel 116 van de Organisatiewet sociale verzekeringen wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 116a

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels gesteld worden met betrekking tot de termijn waarbinnen een beschikking op aanvraag ingevolge deze wet wordt gegeven. Deze algemene maatregel van bestuur vervalt met ingang van 1 januari 1999.

M

Hoofdstuk 11, artikel VIIb (Werkloosheidswet), komt te luiden:

Artikel VIIb

De Werkloosheidswet wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 6, onderdeel a, van de Werkloosheidswet, komt te luiden:

a. bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Ambtenarenwet;

B

Aan artikel 22 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

4. Verzoekt de belanghebbende binnen een redelijke termijn echter om bekendmaking van de in het derde lid bedoelde beschikking, dan wordt deze zo spoedig mogelijk verstrekt.

N

In hoofdstuk 11, artikel VIIc (Wet arbeid gehandicapte werknemers), wordt na «gesteld» ingevoegd: met betrekking tot de termijn.

O

Hoofdstuk 11, artikel VIId (Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering), komt te luiden:

Artikel VIId

De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 6, eerste lid, onderdeel a, wordt «artikel 2, tweede lid, onder a, van de Ambtenarenwet 1929» vervangen door: artikel 2, onderdeel a, van de Ambtenarenwet.

B

In artikel 34, vijfde lid, wordt «een maand» vervangen door: vier weken.

P

In hoofdstuk 11, artikel Xa (Ziektewet), wordt voor onderdeel A een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

A0

In artikel 6, eerste lid, onderdeel a, wordt «artikel 2, tweede lid, onder a, van de Ambtenarenwet 1929» vervangen door: artikel 2, onderdeel a, van de Ambtenarenwet.

Q

In hoofdstuk 13, (Slotbepalingen), wordt na artikel IA een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel IB

Voor de studerenden voor wie de omzetting met betrekking tot het studiejaar 1993/94 van beurs in rentedragende lening als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, van de Wet op de studiefinanciering, zoals dit luidde voor inwerkingtreding van deze wet, niet op 31 december 1994 heeft plaatsgevonden, vindt van rechtswege omzetting plaats op de laatste dag van de maand waarin deze wet in werking treedt. In dat geval gaat de renteberekening in op de eerste dag na de omzetting.

TOELICHTING

Hoofdstuk 1, Algemene wet bestuursrecht c.a.

B. Beroepswet

Bij de eerste nota van wijziging op de Aanpassingswet Awb III werd de bijlage van de Beroepswet geherformuleerd, waarbij de vermelding van de desbetreffende artikelen uit de Wet op het voortgezet onderwijs abusievelijk werd weggelaten. Dit wordt thans gecorrigeerd. De overige voorgestelde aanvullingen hangen samen met de recente totstandkoming van de desbetreffende wetten.

Hoofdstuk 2, Ministerie van Justitie

C. Wet administratieve rechtspraak belastingzaken

De voorgestelde wijzigingen van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken (Warb) beogen artikel 5aa onderscheidenlijk artikel 25a van de Warb, waarin voorzieningen zijn opgenomen overeenkomstig de regelingen in artikel 8:75a van de Awb onderscheidenlijk de artikelen 39a van de Wet op de Raad van State en 21a van de Beroepswet, in technische zin beter te doen aansluiten bij de in de Warb geregelde fiscale procedures bij het gerechtshof en de Hoge Raad.

In artikel 5aa, vierde lid, zijn nu enige bepalingen inzake de mondelinge behandeling bij het gerechtshof van overeenkomstige toepassing verklaard.

Doordat hoofdstuk IIa van overeenkomstige toepassing is verklaard, kan een verzoek om een kostenveroordeling ook zonder toestemming van partijen zonder mondelinge behandeling worden afgedaan.

Artikel 5aa, vijfde lid, regelt de behandeling van een verzoek van de belanghebbende om een kostenveroordeling na intrekking van zijn beroep in cassatie. Die behandeling is schriftelijk. Partijen kunnen evenwel op de voet van artikel 23 schriftelijk verzoeken om een mondelinge toelichting door hun advocaten.

Artikel 25a regelt de procedure voor een verzoek om een kostenveroordeling, nadat de overheid haar beroep in cassatie heeft ingetrokken. De oorspronkelijk voorgestelde tweede tot en met vierde volzin kunnen vervallen, nu het in de praktijk niet zal voorkomen dat het beroep tijdens de mondelinge toelichting wordt ingetrokken. In het eerste lid is nu uitdrukkelijk bepaald dat de belanghebbende van de schriftelijke intrekking op de hoogte wordt gesteld. Op de voet van artikel 6:7 kan hij binnen zes weken schriftelijk een verzoek om een kostenveroordeling doen. De procedure loopt vervolgens overeenkomstig artikel 5aa, vijfde lid.

Ik wijs er voor de goede orde nogmaals op dat het partijen vanzelfsprekend vrijstaat om buiten de rechter om in onderlinge overeenstemming een regeling over de proceskosten te treffen.

D. Tariefcommissiewet

Onderdeel C, vierde lid (nieuw), wordt nog aangepast aan de invoering van artikel 11c (onderdeel Ca).

Hoofdstuk 3, Ministerie van Binnenlandse zaken

E. Algemene burgerlijke pensioenwet

Artikel L 21, negende lid, van de Abp-wet bevatte nog een verwijzing naar het inmiddels niet meer bestaande artikel 31, eerste lid, van de Ambtenarenwet 1929. In de nieuwe tekst wordt bepaald dat de voorzitter ten laste van het Rijk aan getuigen en deskundigen een vergoeding toekent.

Daarbij is het bij of krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde van overeenkomstige toepassing. Met deze redactie wordt aangesloten bij hetgeen in artikel 8:36 Awb is bepaald.

F. Financiële-Verhoudingswet 1984

De Financiële-Verhoudingswet 1984 bevat in de artikelen 22 en 30 tot en met 33 een zelfstandige procedure voor het maken van bezwaar tegen de vaststelling van de bebouwingsgegevens en tegen bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gegevens van verfijningen (het betreft hier namelijk niet-appellabele beslissingen). In artikel 31, vijfde lid, is echter abusievelijk bij de afwijking van de beslistermijn verwezen naar artikel 7:24 van de Awb. Dat artikel betreft evenwel de beslistermijn in het kader van administratief beroep; aangezien het hier om een bezwaarschriftprocedure gaat, dient derhalve verwezen te worden naar artikel 7:10 Awb.

Hoofdstuk 4, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

G en J. Wet op het cursorisch beroepsonderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs

Artikel 3 van de Ambtenarenwet 1929, waarin de rechtsmacht van de Ambtenarenrechter was geregeld bestaat niet meer. Bevoegd is de sector bestuursrecht van de arrondissementsrechtbank. Krachtens de Beroepswet staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, indien het een ambtenaar betreft.

H. Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

H

1. Onderdeel D kan vervallen omdat de wijziging van artikel 7.53, zesde lid, reeds heeft plaats gevonden bij de Wet van 2 november 1994, Stb. 803.

2. De wijziging van artikel 9.8 is overeenkomstig aan de reeds in het voorstel voor een Leemtewet Awb opgenomen wijziging van artikel 11.4 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. De wijziging vloeit voort uit de integratie van de ambtenarenrechtspraak in het algemene stelsel van bestuursrechtspraak.

K. Wet op de studiefinanciering

Artikel 10, zesde lid, van de Wet op de studiefinanciering is vervallen bij de Wet van 29 september 1994, Stb. 742. De wijziging zoals voorgesteld in het oorspronkelijke wetsvoorstel kan derhalve vervallen. In plaats daarvan bevat het voorgestelde onderdeel A een technische wijziging van artikel 31a, tweede lid, van de Wet op de studiefinanciering, die noodzakelijk is, omdat bij de Aanpassingswet Awb III in dit lid per abuis de eerste volzin is vervangen in plaats van de tweede volzin. Hierdoor is de oude tekst van de eerste volzin weggevallen en daarmee de omzetting van rechtswege op 31 december van het beursdeel van de studiefinanciering in rentedragende lening bij onvoldoende studievoortgang.

De onbedoelde tekst van de eerste volzin voorziet nu in omzetting van beurs in lening door middel van een daartoe strekkende beschikking van de Informatie Beheer Groep. Aangezien dit meer uitvoeringslasten meebrengt dan het beoogde systeem van omzetting van rechtswege, wordt door middel van deze wijziging van de Leemtewet Awb het beoogde systeem weer in de WSF opgenomen.

Hoofdstuk 11, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

L. Organisatiewet sociale verzekeringen

In de (nieuwe) Organisatiewet sociale verzekeringen is verzuimd te voorzien in de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen over de beslistermijnen. Deze omissie wordt hierbij hersteld. De tekst van artikel 116a is gelijk aan die van artikel 2a van de (oude) Organisatiewet Sociale Verzekering, behalve dat thans als vervaldatum van de AMvB 1 januari 1999 genoemd wordt in plaats van vijf jaar na inwerkingtreding van de Awb.

M, O en P. Werkloosheidswet, Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Ziektewet

In artikel 6, onderdeel a, van de Werkloosheidswet, in artikel 6, eerste lid, onderdeel a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van de Ziektewet wordt ten onrechte nog verwezen naar artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Ambtenarenwet 1929. De betreffende verwijzing is aangepast aan de huidige tekst van artikel 2 Ambtenarenwet.

N. Wet arbeid gehandicapte werknemers

In het voorstel is een stukje tekst weggevallen. Dat verzuim wordt hier hersteld.

Hoofdstuk 13, Slotbepalingen

Q

Het vervallen van de omzetting van rechtswege in artikel 31a, tweede lid, van de Wet op de studiefinanciering is pas onlangs opgemerkt. Daardoor was het niet meer mogelijk om deze fout voor 1 januari 1995 te herstellen. Om deze reden is thans tevens een voorziening getroffen voor de studiefinanciering van studenten die na 1 januari 1995 nog niet is omgezet, terwijl dit op grond van hun studieresultaten, blijkens de mededeling van de instellingsbesturen aan de Informatie Beheer Groep wel had moeten gebeuren. Het overgangsrecht biedt de basis om voor die studenten éénmalig de omzetting alsnog te doen plaatsvinden.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven