nr. 7
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 24 april 1995
Tijdens de plenaire behandeling van het wetsontwerp Voorkoming misbruik
chemicaliën op 7 februari jl. is aandacht gevraagd voor de administratieve
lasten die uit het wetsontwerp voortvloeien, mede in relatie tot administratieve
lasten ingevolge enkele andere regelingen die van toepassing zijn op de in-
en uitvoer van chemicaliën. Ik heb u toegezegd te zullen bezien of, en
zo ja, op welke wijze de uitvoering van de verschillende internationale verplichtingen
met minder administratieve lasten voor het bedrijfsleven mogelijk is en in
een voorstudie te bezien of in dat kader de betrokken regelingen zelf nauwer
op elkaar kunnen worden afgestemd.
Naar aanleiding van de gestelde vragen heeft het Ministerie van Economische
Zaken overleg gevoerd met het bedrijfsleven om meer zicht te krijgen op de
aard en de omvang van de administratieve lasten. Het Verbond van Handelaren
in Chemische Produkten (VHCP) heeft recent een globale enquête onder
haar leden uitgevoerd naar administratieve lasten. Hieruit blijkt dat een
beperkt aantal van de respondenten te maken heeft met administratieve verplichtingen
uit hoofde van de wet voorkoming misbruik chemicaliën (16%) en het uitvoerbesluit
strategische goederen 1963 (14%). Men besteedt daar per jaar gemiddeld 5 tot
7 dagdelen aan. Navraag bij enkele representatieve bedrijven leert voorts
dat de maatregelen vooral ook als problematisch worden ervaren door het aantal
en de verschillende aard van chemische stoffen die in het geding zijn.
Ten aanzien van mogelijkheden de administratieve lasten die voortvloeien
uit de in- en uitvoer van chemicaliën te verminderen, maak ik onderscheid
tussen de benadering waarbij de bestaande verplichtingen als uitgangspunt
worden genomen en die waarbij de verplichtingen zelf beter op elkaar worden
afgestemd, of waarbij de regelingen waaruit zij voortkomen worden geïntegreerd.
Indien de bestaande administratieve verplichtingen als uitgangspunt worden
genomen zijn er, door de uitvoeringsmodaliteiten anders in te richten, verdere
verbeteringen te bereiken. Zoals ik in de Kamer heb uiteengezet zijn in overleg
met enkele andere departementen en in samenwerking met de Vereniging
van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) en de VHCP, belangrijke stappen
gezet naar de «één-loket-benadering» voor een aantal
regelingen die te maken hebben met controle op de handel in specifieke chemicaliën.
Door de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer (CDIU) als een centraal administratief
aanspreekpunt te positioneren, kunnen de logistiek van de te verrichten opgaven
en de dienstverlening aan het bedrijfsleven in verband daarmee worden verbeterd.
Dit werkt thans reeds tot tevredenheid van het bedrijfsleven. Momenteel past
de CDIU, in overleg met VNCI en VHCP, het voorlichtingsmateriaal over de uitvoering
van de diverse regelgeving op het gebied van chemicaliën aan, waardoor
een verdere verbetering mogelijk is.
Verplichtingen zoals die op 7 februari jl. in de Kamer aan de orde waren,
vloeien direct voort uit bindende internationale regelingen. Deze zijn ten
aanzien van de rapportageverplichtingen zeer gedetailleerd en laten weinig
ruimte voor afwijkingen bij de implementatie in nationale regelgeving. Voor
zover ruimte voor afwijkingen bestaat, is deze bij het tot stand komen van
nationale regelingen zodanig gebruikt dat de administratieve lasten voor het
bedrijfsleven – binnen de mogelijkheden van de internationale regeling
in kwestie – zo gering mogelijk zijn. In geval geen ruimte voor afwijking
in de nationale regelgeving bestaat, is sprake van een directe vertaling van
internationale veprlichtingen in de Nederlandse wetgeving. Ik zie derhalve
geen ruimte voor lastenvermindering door het beter op elkaar afstemmen van
administratieve verplichtingen.
De regelingen zelf hebben vaak een sterk verschillende, internationale
context, en afwijkende doelstellingen. Feitelijk laat het zich niet goed indenken
dat deze regelingen worden samengevoegd. Los daarvan, pleiten ook vanuit de
optiek van de administratieve lasten overwegingen tegen het integreren van
regelingen. In de praktijk betekent volledige integratie niet dat de rapportagefrequentie
afneemt: de verschillende regelingen zijn van toepassing op verschillende
chemicaliën. Integratie van regelgeving zal daardoor niet bijdragen aan
vermindering van administratieve lastendruk. Bovendien is bij volledige integratie
niet meer zichtbaar welk doel de rapportage dient. Gaat het om het tegengaan
van de verspreiding van chemische wapens of om de drugsbestrijding? Integratie
van de regelingen zelf is dan ook evenzeer geen reële optie.
De in de voorstudie naar voren gekomen overwegingen, zoals hier boven
vermeld, geven geen aanleiding om van het traject Marktwerking deregulering
en wetgeving (MDW) een verbetering te verwachten. Uitwerking van de één-loket-gedachte
blijkt wel mogelijkheden te bieden om de gesignaleerde problematiek bij het
bedrijfsleven te verkleinen.
Daarom zullen de inspanningen van betrokkenen zich komende tijd blijven
richten op het optimaliseren van de uitvoeringsmodaliteiten, waarbij nauw
overleg met het bedrijfsleven zal blijven plaatsvinden.
Ik hoop u hiermede voldoende te hebben ingelicht.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
A. van Dok-van Weele