23 778
Bepalingen met betrekking tot de educatie en het beroepsonderwijs (Wet educatie en beroepsonderwijs)

nr. 55
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 11 maart 1996

De Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft bij de behandeling van het voorstel van de wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) een motie aanvaard, waarin de regering wordt verzocht om een traject uit te zetten dat zicht biedt op een gefaseerd te realiseren infrastructuur voor educatie en beroepsonderwijs waarvan ook de scholingsvoorzieningen van de Arbeidsvoorziening deel uit maken(Kamerstuk 1994–1995, 23 778, nummer 42).

Mede namens de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Economische Zaken informeer ik U onderstaand over dit traject.

Tot mijn spijt is het niet mogelijk gebleken deze informatie zoals gevraagd te leveren vóór 1 januari 1996.

De huidige voorzieningen

Op het terrein van beroepsonderwijs, educatie en scholing is aan de aanbodzijde een verscheidenheid aan instellingen actief. Het gaat hier om onder meer de volgende:

– Regionale Opleidingen Centra (ROC's). Zij bieden voorzieningen op het terrein van brede, initiële beroepsopleidingen en educatie, die door het ministerie van OCW worden bekostigd. Daarnaast kunnen zij op commerciële basis scholingsactiviteiten voor diverse soorten afnemers verzorgen – als instelling danwel na deze activiteiten in een separate nevenstichting te hebben ondergebracht. De WEB voorziet in die mogelijkheid.

– De Centra voor Vakopleiding (CV's) van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, alsook de Centra voor Beroepsoriëntatie en Beroepsoefening (CBB's) en de Vrouwenvakscholen (VVS-en). Deze bieden scholing aan werkzoekenden. De CV's zijn op dit moment nog een onderdeel van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. De CBB's en de VVS-en zijn dat niet, maar worden wel in belangrijke mate door middel van opdrachten door de Arbeidsvoorziening bekostigd.

– Diverse particuliere instellingen. Deze bieden, veelal aan bedrijven, scholing voor werkenden. Tot deze aanbodcategorie dienen ook gerekend te worden de scholingsinstellingen die door branche-organisaties zijn opgericht voor scholing van werknemers in de branche.

– Instellingen als de Regionale Technologie Centra die (ook) indirecte diensten ten behoeve van beroepsonderwijs en scholing bieden (in dit geval met name door beschikbaarstelling van apparatuur).

Een vraaggestuurde scholingsmarkt

De doeltreffendheid en de doelmatigheid van het aanbod op het terrein van beroepsonderwijs, educatie en scholing zijn gediend met een sterke oriëntatie van aanbieders op de vraag. Dit kan worden bevorderd door hen verantwoordelijk te stellen voor eigen functioneren en, als een noodzakelijk complement, door aan hen de vrijheid te geven hun verantwoordelijkheid naar eigen inzicht gestalte te geven.

De financieringswijze kan tot vraaggerichtheid bijdragen door instellingsfinanciering te vervangen door kostendekkende financiering door marktpartijen met een koopkrachtige vraag.

Op het terrein van beroepsonderwijs, educatie en scholing bevinden alle uit publieke middelen gefinancierde aanbieders zich op een traject naar economische zelfstandigheid.

Ook voor de CVs van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie geldt, dat het streven van het kabinet is gericht op externe verzelfstandiging op afzienbare termijn.

Zij zijn thans op weg naar interne verzelfstandiging.

Alleen voor de ROC's blijft, voorzover het gaat om hun taak op het terrein van de brede, initiële beroepsopleiding en educatie, aanbodfinanciering door de overheid gehandhaafd. Zij hebben evenwel in het kader van de WEB met betrekking tot deze taak een grotere eigen verantwoordelijkheid en in verband daarmee in hoge mate een autonome positie gekregen. Hun commerciële activiteiten echter verrichten zij op basis van vraagfinanciering.

De koopkrachtige vraag naar scholing van werkenden wordt vooral uitgeoefend door bedrijven en branche-organisaties. Scholing gericht op arbeidsinpassing van werklozen zal ingevolge het wetsvoorstel nieuwe Arbeidsvoorzieningswet 1996 een integraal onderdeel zijn van wettelijk verplichte samenwerkingsafspraken tussen gemeenten en bedrijfsverenigingen enerzijds en de Arbeidsvoorzieningsorganisatie anderzijds.

Voor de toekomstige situatie dient een voldoende omvang van de koopkrachtige vraag naar scholing gericht op arbeidsinpassing van moeilijk plaatsbare werkzoekenden veilig te worden gesteld. Het kabinet heeft daarom het voornemen om in overleg met het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening zeker te stellen, dat een voldoende scholingsinspanning gefinancierd wordt uit het voor de Arbeidsvoorziening beschikbaar gestelde budget. Een dergelijke zekerheid acht het kabinet noodzakelijk alvorens externe verzelfstandiging feitelijk wordt gerealiseerd.

Afhankelijk van de besluitvorming inzake de voorstellen van de Regiegroep Samenwerking Werk en Inkomen (de voormalige commissie Buurmeijer) zal een dergelijke zekerheid eventueel ook tot stand moeten komen met betrekking tot de uitvoeringsorganen sociale zekerheid.

Binnen de scholingsinspanning dient ook ruimte te zijn voor de functies die thans door de Centra voor Beroepsoriëntatie en Beroepsoefening (CBB's) en de Vrouwenvakscholen (VVS-en) worden vervuld (oriëntatie en schakeling respectievelijk vrouwenvakscholing).

Samenwerking

In het verlengde van het uitgangspunt van het kabinet dat uit publieke middelen gefinancierde aanbieders van beroepsonderwijs, educatie en scholing meer op eigen benen moeten gaan staan, ligt dat zij een grotere vrijheid krijgen om hun verantwoordelijkheid voor eigen functioneren naar eigen inzicht gestalte te geven. Het past niet bij dit uitgangspunt, dat de centrale overheid hiervoor voorschriften geeft.

Het kabinet ziet het wel als een taak voor de rijksoverheid om belemmeringen voor samenwerking weg te nemen, om samenwerking te bevorderen, alsook om oneigenlijke concurrentie tegen te gaan.

Geconstateerd kan worden, dat in de diverse regio's aanbieders op verschillende wijze hun onderlinge relatie gestalte geven. Sommigen trachten hun positie te versterken door concurrerend aanbod te ontwikkelen. Anderen (ook) door fusie met of overneming van andere instellingen of bedrijven. Weer anderen zoeken (ook) samenwerking tot wederzijds voordeel van de partners.

Dat door de overheid bekostigde instellingen elkaars concurrenten zijn, acht het kabinet binnen grenzen van redelijkheid geen bezwaar. Vraag en aanbod kunnen daardoor nauwer op elkaar betrokken raken. Bovendien is er sprake van een omvangrijke, diverse en voortdurend veranderende scholingsvraag, die kansen voor velen biedt. Instellingen die direct of indirect uit publieke middelen worden gefinancierd dienen echter aan deze financieringsgrondslag geen concurrentievoordeel te ontlenen ten opzichte van elkaar of van particulier gefinancierden.

De aanvaardbaarheid van concurrentie tussen door de overheid gefinancierde instellingen neemt niet weg, dat samenwerking voordelen kan bieden in termen van efficiency en effectiviteit.

Een voorbeeld van samenwerking is «ontschotting»: het gemeenschappelijk gebruik of de gemeenschappelijke aanschaf van materiële middelen als apparatuur en gebouwen. Deze vorm van samenwerking vindt in tal van regio's plaats. Een groot deel is echter nog weinig structureel en betreft veelal slechts weinig partners. Deze vorm van samenwerking heeft plaats op initiatief van betrokkenen in de regio. Inherent hieraan is echter, dat er tussen de regio's verschil in draagvlak en resultaat is. Het kabinet is bereid dergelijke vormen van samenwerking te stimuleren. Zo loopt er thans met betrekking tot de samenwerking op het gebied van apparatuur een stimuleringsproject van EZ en OCW. In het kader daarvan wordt een aantal regionale workshops georganiseerd met als doel een impuls voor hechtere samenwerking te geven door het uitwisselen van ervaringen en het overdragen van kennis.

Mede dankzij de hiervoor bedoelde initiatieven in de regio kan worden geconstateerd, dat ook CV's en ROC's meer afspraken maken over gebruik van elkaars mogelijkheden (niet alleen apparatuur en gebouwen, maar ook de verschillende aard van de geboden opleiding bieden potentiële aanknopingspunten).

Voor zover het daarbij gaat om door ROC's aan de Arbeidsvoorziening te leveren scholingsinspanningen, geschiedt dit uiteraard op basis van kostendekkende tarifering.

We verkeren thans in een overgangsperiode waarin – meer dan ooit door alle betrokkenen – een nieuwe en vruchtbare samenhang binnen een efficiënte en effectieve educatieve infrastructuur moet worden gezocht.

Voor de meer specifieke aspecten van de scholingsinspanning en de -organisatie binnen Arbeidsvoorziening verwijs ik u naar de thans lopende behandeling van het wetsvoorstel nieuwe Arbeidsvoorzieningswet door uw Kamer.

Ik hoop U hiermee voldoende te hebben ingelicht.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

Naar boven