nr. 10
DERDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 26 september 1996
Het gewijzigd voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
I. Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 80a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «Nederlanders, en onderdanen
van een andere lidstaat van de Europese Unie die beschikken over een geldige
verblijfstitel» vervangen door: Nederlanders, onderdanen van een andere
lidstaat van de Europese Unie die beschikken over een geldige verblijfstitel
en onderdanen van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende
de Europese Economische Ruimte die beschikken over een geldige verblijfstitel.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien een van beide of beide personen die een geregistreerd partnerschap
wensen aan te gaan, de Nederlandse nationaliteit of de nationaliteit van een
andere lidstaat van de Europese Unie dan wel van een staat die partij is bij
de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte niet bezit, kunnen
zij een geregistreerd partnerschap aangaan onder de voorwaarde dat degene
of degenen die de Nederlandse nationaliteit, de nationaliteit van een andere
lidstaat van de Europese Unie of die van een staat die partij is bij de Overeenkomst
betreffende de Europese Economische Ruimte niet bezit, een rechtsgeldige verblijfstitel
heeft en ook overigens wordt voldaan aan de aan een geregistreerd partnerschap
gestelde eisen.
B. In het tweede lid van artikel 80d wordt voorafgaande aan «159»
ingevoegd: 155,.
C. In het eerste lid van artikel 80e wordt voorafgaande aan «157»
ingevoegd: 155,.
II. In onderdeel AB van artikel II wordt artikel 9 als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden de woorden «van haar man» vervangen
door: van haar echtgenoot.
2. In het tweede lid worden de woorden «de man» vervangen
door: de echtgenoot.
III. Na artikel II wordt een artikel IIA ingevoegd dat luidt:
ARTIKEL IIA
Indien het voorstel van wet houdende wijziging van de artikelen 5 en 9
van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en in verband daarmede van enige andere
artikelen van dit Wetboek tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt
artikel 20f van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt in de tweede volzin de zinsnede: , dan wel
indien geen zodanig afschrift wordt ontvangen, totdat achttien maanden zijn
verstreken na het opmaken van de akte.
2. In het tweede lid wordt in de laatste volzin het woord «Deze»
vervangen door: Laatstgenoemde.
IV. In artikel III wordt in de aanhef van onderdeel B «vijfde»
vervangen door: tweede.
Toelichting
De wijzigingen van artikel 80a, eerste en tweede lid, (onderdeel A van
de wijzigingen van artikel I) beogen rekening te houden met de implicaties
van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
De wijzigingen onder B en C van artikel I beogen het artikel betreffende
de pensioenverevening in het Burgerlijk Wetboek van toepassing te doen zijn
op de beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden
dan wel op eenzijdig verzoek.
De wijziging van artikel 9 (onderdeel II) is van technische aard. In verband
met het gegeven dat de eerste twee leden van artikel 9 in het derde lid van
overeenkomstige toepassing, verdient het de voorkeur in deze leden niet het
woord «man», maar het woord «echtgenoot» te gebruiken.
De wijziging in de aanhef van onderdeel B van artikel III (onderdeel IV)
is eveneens van technische aard. De desbetreffende titel van het derde boek
van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft geen vijf maar twee
afdelingen.
Ten slotte het voorgestelde artikel IIA (onderdeel III van de nota van
wijziging). Deze wijziging heeft geen betrekking op het onderhavige wetsvoorstel,
maar op het naamrecht. Na aanneming van het wetsvoorstel tijdens de behandeling
in de Tweede Kamer der Staten-Generaal is gebleken dat in verband met de amendering
van het wetsvoorstel een onvolkomenheid in artikel 20f van het wetsvoorstel
is geslopen. Hierop is geattendeerd door een ambtenaar van de burgerlijke
stand. De regels voor naamskeuze impliceren thans dat het moment van naamskeuze
voor een tijdens huwelijk of binnen 306 dagen nadien geboren kind kunnen worden
gedaan vanaf het moment dat volgt op de huwelijkssluiting tot aan de aangifte
van de geboorte. Volgens de eerder voorgestelde regeling kon een naamskeuze
vóór de geboorte van het kind alleen worden gedaan tijdens de
zwangerschap van de moeder. In verband daarmee was, voor het geval dat het
kind niet levend ter wereld zou komen, bepaald dat de akte van naamskeuze
niet langer dan achttien maanden behoefde te worden bewaard. De hierop betrekking
hebbende zinsnede dient thans te worden geschrapt. Het wijzigingsvoorstel
wordt thans gedaan, omdat dit de eerste gelegenheid is waarbij deze onvolkomenheid
recht gezet kan worden. In het kader van de beantwoording van het voorlopig
verslag van de Eerste Kamer der Staten-Generaal over het wetsvoorstel inzake
het naamrecht zal eveneens melding worden gemaakt van deze rechtzetting, zodat
later uit de wetsgeschiedenis duidelijk kan blijken wat waar gedaan is om
de onvolkomenheid te herstellen.
De Staatssecretaris van Justitie,
E. M. A. Schmitz