23 760
Beleid inzake XTC

nr. 26
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 8 augustus 2007

De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 27 juni 2007 overleg gevoerd met minister Hirsch Ballin van Justitie over:

– de brief d.d. 11 mei 2007 inzake Kabinetsnotitie «Voortzetting aanpak synthetische drugs vanaf 2007» (23 760/29 911, nr. 20).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Bouwmeester (PvdA) vindt het verontrustend dat Nederland een slecht imago heeft vanwege de productie en export van synthetische drugs. Nederland staat als exportland op de eerste plaats. Het is goed dat extra inspanningen worden gericht op het tegengaan van productie, handel en gebruik van deze drugs. De komende jaren moet doorgegaan worden met de voortvarende aanpak van de minister. Kan de minister meer inzicht geven in de resultaten van deze aanpak over de afgelopen twee jaar? Het is goed dat er veel onderzoek wordt gedaan en dat het geven van voorlichting wordt gestimuleerd. Jammer is het dat de nadruk daarbij te veel ligt op het voorkomen van handel in plaats van op preventie van gebruik. Er wordt in de stukken gesproken over het DIMS (Drugs Informatie en Monitoring Systeem). Daarmee wordt inzicht verkregen in de soorten pillen op de markt en wat de schadelijke effecten ervan zijn. Daar kan beleid op worden afgestemd. Worden de pillen die op feesten verstrekt worden ook getest? Zo ja, op welke manier gebeurt dat? Wat zijn de resultaten van de preventieve projecten die onder andere door het Trimbos-instituut zijn gestart?

Er moet meer gedaan worden aan preventie van drugsgebruik en de opsporing van drugs. Wat vindt de minister van het gebruik van een drugsspray, bijvoorbeeld op scholen? Welke juridische en ethische dilemma’s zijn hieraan verbonden? Welk behandelplan heeft de minister voor ogen voor verslaafde jongeren? Er zijn slechts 30 behandelplekken in Nederland. Overlegt de minister hierover met zijn collega van VWS?

Mevrouw Joldersma (CDA) is zeer te spreken over de intensieve aanpak van XTC in Nederland. De eindevaluatie van de nota «Samenspannen tegen XTC» maakt duidelijk dat een intensieve, samenhangende, harde aanpak loont. Het is mogelijk gebleken de georganiseerde criminaliteit aan te pakken. Kan de minister bevestigen dat de inspanning gedurende de gehele periode even groot is gebleven? Zijn er voldoende mogelijkheden om de markt in synthetische drugs goed te beoordelen? Wordt de informatie van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) gebruikt om inzicht in de markt te krijgen?

Er is te weinig bekend over drugsincidenten. Het Trimbos-instituut (het landelijk kennisinstituut voor geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg en maatschappelijke zorg) heeft in 2003 geadviseerd om een landelijke registratie op te zetten van drugsincidenten. Is de minister bereid daarvoor zorg te dragen in de aanpak na 2007? Daarbij moeten ook de incidenten met paddo’s meegenomen worden.

De minister hanteert veelbelovende uitgangspunten voor de aanpak in 2007. Hij wil meer doen aan het begin van de keten. Hij wil de grote criminelen aanpakken en de samenwerkingsverbanden. Juist de aanpak van de grote handel zal tot resultaten leiden. Voor de aanpak van voorbereidingshandelingen bij de productie van XTC, waarbij de legale grondstoffen PMK en BMK worden gebruikt, wordt vaak een beroep worden gedaan op artikel 10a van de Opiumwet. Voor de aanpak van voorbereidingshandelingen in growshops, waarbij ook legale grondstoffen worden gebruikt, lijkt het of er geen beroep kan worden gedaan op artikel 10a. Kan de minister dit verklaren? Is een aanpassing van artikel 10a nodig? Zijn de tablettenmachines via dit artikel aan te pakken?

Het is een goede zaak dat de minister een krachtig preventiebeleid wil. Vooral het onderzoek naar gebruikerspatronen valt in goede aarde. Met de inzet van drugssprays wordt het mogelijk om drugs op te sporen. De sprays zouden op scholen en op de grote party’s ingezet kunnen worden. Hoe ziet de minister een aanpak in dit kader? Wat zijn de juridische consequenties? Het is in ieder geval duidelijk dat de overheid geen enkel middel moet schuwen als het gaat om de aanpak van drugs, zeker onder jongeren.

De heer Teeven (VVD) prijst de minister met de aanpak van de XTC-productie en het XTC-gebruik in Nederland. De productie van XTC is van Zuid-Nederland verplaatst naar Vlaanderen. Heeft de minister daar een verklaring voor? Wordt met België samengewerkt om de opsporingsactiviteiten optimaal af te stemmen? Kan de situatie voorkomen worden dat de productie zich in Vlaanderen concentreert, maar dat de problemen voor Nederland hetzelfde blijven?

Een andere bijzonder gevaarlijke chemische drug is GHB. Hebben de opsporings- en vervolgingsautoriteiten zicht op waar GHB wordt geproduceerd? Wordt er voldoende aandacht aan deze drug besteed? Hoe zit het met de informatievoorziening over de bestrijding van het gebruik van GHB?

De ontwikkeling van de green-lanes tussen China en Europa voor de export van precursoren baart zorgen. Er komt in de green-lanes bijna geen fysieke douanecontrole meer voor. Het zijn administratief gecontroleerde containerstromen. Zijn er met de Chinese autoriteiten afspraken gemaakt over de mogelijkheden van fysieke controle in de green-lanes?

De heer Teeven maakt zich zorgen over de controle op Schiphol op uitgaande XTC naar Noord-Amerika. Vroeger gebeurde dit apart, maar tegenwoordig is dit geïntegreerd in het Schipholteam, waarin douane en marechaussee samenwerken. In de brief van de minister staat dat dit uit een oogpunt van efficiency beter is. Wordt ook het personeel gecontroleerd van luchtvaartmaatschappijen die op Noord-Amerika vliegen? In het verleden smokkelden die nogal eens XTC Hebben de landelijke officier en de opsporingsautoriteiten zicht op wat er gebeurt met de monsters die naar het NFI gaan? Wordt bijvoorbeeld vergeleken met monsters uit eerdere zaken of met monsters uit het buitenland? Leidt dit tot het opstarten van nieuwe onderzoeken? Kan de minister een indicatie geven voor 2007 en volgende jaren? Geeft het staatje op pagina 5 van de notitie het juiste beeld, namelijk dat de zaak onder controle is? Zijn de opsporingsactiviteiten voldoende effectief?

Op pagina 6 van het rapport wordt gesproken van preventieve en bestuurlijke maatregelen. Betreffen die ook de groothandel? Waar wordt aan gedacht bij deze maatregelen? Hoe is het mogelijk dat het de afgelopen vijf jaar, ondanks de intensieve inzet van FIOD/ECD bij de bestrijding van synthetische drugs, niet gelukt is om het financiële spoor te volgen?

Is de Nationale Recherche wel de meest aangewezen instantie voor voorlichting over veiligheidsrisico’s, stankoverlast en verdachte situaties? De Nationale Recherche moet niet een soort informatiedienst voor Nederland worden, die weinig boeven vangt en heel veel met voorlichting bezig is. Kan de minister de Kamer verzekeren dat de Nationale Recherche ook de komende jaren, zeker als het gaat om de bestrijding van synthetische drugs, minimaal 80% van haar werkzaamheden in dit taakveld zal concentreren op het opsporen en vervolgen?

De heer Teeven is niet tegen het gebruik van drugsspray, maar voorziet wetstechnische problemen in verband met privacy. Gebruik op kleine schaal, bijvoorbeeld tussen ouders en kinderen of op scholen, zou mogelijk moeten zijn. Kan de minister ingaan op de juridische consequenties?

De heer De Wit (SP) steunt het beleid van de minister voor de bestrijding van synthetische drugs, vooral omdat deze drugs een bedreiging vormen voor de volksgezondheid en omdat het van groot belang is dat de drugscriminaliteit wordt aangepakt. Er heeft een forse intensivering plaatsgevonden van de aanpak van synthetische drugs. Onduidelijk is echter tot welke concrete resultaten dat heeft geleid. Wel is duidelijk dat het percentage XTC-gebruik stabiel is gebleven in de periode van 2001 tot 2006. Ook in de sfeer van opsporing en vervolging zijn successen te melden. Rekening moet worden gehouden met een verschuiving van de productie naar het buitenland. Dat pleit voor een nog intensievere aanpak van het probleem van de synthetische drugs. Een Europese aanpak is daarbij van essentieel belang.

Ook de heer De Wit vindt het van belang dat er beter zicht komt op de incidenten die plaatsvinden en dat die landelijk worden geregistreerd. Een beter zicht hierop zal wellicht leiden tot betere maatregelen.

Het testen van pillen op feesten, dat door de Kamer is afgeschaft, zou opnieuw moeten worden ingevoerd. Weliswaar worden de drugs door het DIMS getest, maar dat gebeurt alleen met pillen die vrijwillig worden gebracht. De meeste gebruikers komen pas op het feest in het bezit van de pillen. Het is niet meer dan wenselijk dat mensen die niet naar het DIMS geweest zijn de mogelijkheid hebben om pillen te laten testen. Wat vindt de minister van dit idee?

Voor het gebruik van een drugsspray geldt: baadt het niet, dan schaadt het niet. Het is de vraag hoe dit instrument wordt gebruikt. Moet het leiden tot strafvervolging wanneer blijkt dat iemand drugs bij zich heeft of heeft gebruikt?

De heer De Wit sluit zich aan bij de vragen van de heer Teeven over de financiële recherche. Voorts verwijst hij naar de door hem in februari 2007 gestelde Kamervragen over de activiteiten van Amerikaanse agenten. De minister heeft geantwoord dat het ging om drie gevallen waarin agenten op onrechtmatige wijze hebben gehandeld in Nederland. Hij heeft toegezegd dat hij contact zal opnemen met de Amerikaanse autoriteiten om erop toe te zien dat de toegezegde maatregelen adequaat en afdoende zijn. Hoe staat het daarmee?

De heer Van der Ham (D66) wijst erop dat er een enorme variatie aan drugs is. Bij het gebruik van uitgaansdrugs blijkt dat de problemen met de volksgezondheid zich vooral concentreren op het gebruik van «rape drugs» zoals GHB. Met XTC zijn veel minder problemen met de volksgezondheid. Tegen de georganiseerde criminaliteit in het drugscircuit dient opgetreden te worden. In het beleid moet de prioriteit liggen bij de volksgezondheid en de aanpak van drugscriminaliteit. Het is jammer dat de beleidsmaatregelen die in het onderzoek worden genoemd geen meetbaar effect hebben. Hoe komt dat? Is de 18,6 mln. die is uitgegeven aan bestrijding van XTC wel goed besteed? Had het niet beter besteed kunnen worden aan andere uitwassen bij het gebruik van synthetische drugs?

Het testen van pillen op feesten zou weer moeten worden ingevoerd, want het leidt tot resultaten. Gebruikers worden daardoor meer bewust van de effecten van de drugs. Goede voorlichting is van belang.

De heer Van der Ham vindt dat terughoudendheid geboden is bij het inzetten van drugssprays, omdat het tot minder openheid kan leiden. Alleen in de relatie ouder/kind kan hij er zich iets bij voorstellen. Hoe denkt de minister hierover?

Het Nederlandse XTC-beleid is voor een belangrijk deel gestoeld op buitenlandse kritiek. Uit de het rapport «Samenspannen tegen XTC» blijkt niet dat de aanpak veel effect heeft tot nu toe. Kan de minister hier meer over zeggen?

De heer Anker (ChristenUnie) is blij met de realistische rapportage van het kabinet over synthetische drugs. De conclusies in het achterliggende onderzoek zijn echter erg voorzichtig. Wat heeft het beleid opgeleverd? Zegt het feit dat er minder, maar wel grote laboratoria zijn opgedoekt en het feit dat er minder, maar wel grote afvaldumpingen waren iets over de ontwikkeling van de productie van synthetische drugs? Wellicht is de productie professioneler geworden. Is het instrumentarium daarop toegesneden?

In het rapport «Samenspannen tegen XTC» staat dat er meer prioriteit wordt gegeven aan uitgaande drugssmokkel. Helaas is het Schipholteam Uitgaand vanwege een grotere efficiency weer opgenomen in het grote Schipholteam. Hoe zorgen de prioriteiten binnen dat team ervoor dat de uitgaande drugssmokkel voldoende aandacht krijgt?

Het wekt verbazing dat de financiële recherche bij drugscriminaliteit niet is ingezet. Hoe komt dat? Kan de minister een steviger toezegging doen dan dat bezien wordt wat mogelijk is naast klassieke opsporing?

Hoe denkt de minister over de inzet van drugssprays op scholen? Misschien kan op deze wijze een netwerk van schooldealers opgespoord worden.

Het is verheugend dat de expertise van de Nationale Recherche en de FIOD/ECD geïntegreerd is. Hoe staat het daarmee?

Geconstateerd is dat de aangiftes van verdachte transacties zijn toegenomen. Hoe werkt dat in de praktijk?

Antwoord van de minister

De minister is tevreden over de verbeterde samenwerking tussen de verschillende onderdelen van de handhavingsorganisatie bij de bestrijding van productie en gebruik van synthetische drugs. Er is beter zicht gekomen op de keten van productie tot verkoopnetwerken. De internationale samenwerking is verbeterd. Eind 2005 heeft de samenwerking met de Duitse en de Belgische opsporingsdiensten geleid tot het oprollen van een grote productielocatie in Nederweert.

De komende jaren zullen aanvullende initiatieven en accenten nodig zijn. Op het gebied van de invoer van grondstoffen voor synthetische drugs moet het beleid worden geïntensiveerd. Er zal meer geïnvesteerd worden in de financiële aspecten van de opsporingsonderzoeken en in het ontnemen van criminele winsten. Ook in de sfeer van preventie zal in samenwerking met het ministerie van VWS meer moeten gebeuren. Eveneens zal in de internationale samenwerking nog een intensiveringsslag moeten worden gemaakt.

Doelstelling van het beleid is een verdere terugdringing van handel en productie. Verder moet het imago van Nederland als productieland veranderen. Met enige verplaatsingseffecten moet rekening worden gehouden. De ervaring van de criminaliteitsbestrijding leert echter dat elke verplaatsing een verhoging van kosten en moeite inhoudt en dat dit vrijwel altijd leidt tot een vermindering van de criminele activiteit. De verplaatsingseffecten van de productie van drugs zijn voor een deel intercontinentaal, naar Australië en Canada, en voor een deel binnen Europa, naar België. De samenwerking met België is zeer goed. Er is een open lijn met de Belgische politie en het Belgische federale parket. Ook op het terrein van de precursoren wordt nauw samengewerkt met België in het kader van het European Joint Unit Precursors, gesteund door Europol.

Het inzetten van drugssprays moet vooral gezien worden als een hulpmiddel in de huiselijke situatie. De overheid is aan bepaalde beperkingen gebonden en kan de spray niet zo maar als opsporingsinstrument gebruiken. De minister is bereid op dit punt overleg te voeren met de minister van VWS en de Kamer daarover te informeren, mits hij van de kant van de Kamer wordt voorzien van voldoende nadere gegevens over de sprays.

Sinds een aantal jaren worden XTC-pillen niet meer op dansfeesten getest. In antwoord op Kamervragen in januari 2007 is uitgelegd dat het onlogisch is om mensen bij binnenkomst streng te fouilleren op het bezit van pillen en vervolgens binnen een testservice aan te bieden. Daarnaast zijn er twijfels over de effectiviteit van de test in verband met de omloopsnelheid van de verschillende soorten pillen. Daarvoor in de plaats is er DIMS, dat wordt uitgevoerd door instellingen voor verslavingszorg (IVV’s). Het is uiteraard niet zeker dat de pillen die op party’s gebruikt worden alle getest zijn via het DIMS. De hoofdlijn is dat harddrugs verboden zijn. De verslavingszorg heeft een vangnetfunctie. Het verminderen van de handhaving om daarmee de verslavingszorg een grotere rol te geven, blijkt geen doelmatige aanpak.

Instellingen voor verslavingszorg kunnen een verzoek indienen voor uitbreiding van het aantal behandelplaatsen voor jongeren. Dat is nog onvoldoende gebeurd. Het departement van VWS stimuleert uitbreiding van het aantal plaatsen bij de instellingen. Overigens zijn er zeer weinig inschrijvingen voor verslavingszorg gerelateerd aan XTC-gebruik. Het gaat eerder om cannabis, alcohol, amfetamine en heroïne.

Er zijn geen aanwijzingen dat de opsporingsinspanningen in de afgelopen jaren verslapt zijn. De oorzaak dat het aantal inbeslagnemingen van XTC is gedaald, ligt ook in het feit dat er meer typen drugs worden gebruikt. Het geheel van het aantal inbeslagnemingen, ook van de soorten drugs die meer in de mode komen, is stijgende. Een andere reden voor de daling is de verlegging van illegale handelsstromen. De indruk bestaat dat door de geïntensiveerde inspanning in Nederland criminelen andere entrees in de EU kiezen om de grondstoffen mede naar Nederland te krijgen.

De minister stelt dat het NFI bij inbeslagnames of bij productielocaties gevraagd wordt te onderzoeken of er stoffen in de monsters zitten die vallen onder de Opiumwet. Dat maakt deel uit van de bewijsvergaring in een zaak. Ter ondersteuning van een zaak kan het NFI, om een marktbeeld te krijgen, worden gevraagd naar bijvoorbeeld het percentage stoffen dat onder de strafbepaling valt in de aangeboden monsters. Dat wordt altijd vergeleken met de informatie die van het DIMS beschikbaar is. Het NFI participeert in een project met het Verenigd Koninkrijk, Polen en Zweden. In dat project worden de profielen van de in beslag genomen amfetaminen vergeleken. Die informatie kan gebruikt worden in internationale samenwerkingsonderzoeken. Er is een koppeling gemaakt naar de Nationale Recherche en FIOD/ECD in verband met het geven van voorlichting in het kader van een preventief-bestuurlijke aanpak. Voorlichting van bedrijfstakken die producten fabriceren die misbruikt kunnen worden voor XTC-productie maakt deel uit van de preventieve werkzaamheden. Toepassing van de Wet-BIBOB is denkbaar op dit terrein.

Op de vraag over het registreren van drugsincidenten meldt de minister dat het Nationaal Vergiftigingen Informatiecentrum (NIVC) informatievragen van artsen registreert. Verder is er een EHBO-registratie op grootschalige dansfeesten. Bij het NIVC is een daling van het aantal informatievragen geconstateerd. Een paar jaar geleden was er al een forse daling van het aantal aan XTC gerelateerde incidenten op de dansfeesten. Er is een pilot gedaan naar aard en aantal drugsgerelateerde meldingen op de eerste hulp van ziekenhuizen. Gezien het relatief geringe aantal drugsmeldingen in dat onderzoek achtte de toenmalige minister van VWS het opzetten van een landelijk registratiesysteem niet opportuun. De huidige minister van VWS heeft dezelfde opvatting.

Artikel 10a van de Opiumwet heeft alleen betrekking op harddrugs en daarom niet op growshops. De rol van growshops als belangrijke factor in de wietteelt heeft wel uitdrukkelijke aandacht van politie en OM. Daarom wordt in een deel van de zuidelijke politieregio’s onder regie van het OM in Roermond de pilot Hennepteelt en georganiseerde criminaliteit uitgevoerd. In die pilot wordt onder andere bezien in hoeverre op basis van concrete informatie uit opsporingsonderzoeken medeplichtigheid en deelneming aan of uitlokking tot grootschalige en bedrijfsmatige wietteelt ten laste kan worden gelegd aan growshophouders. Op grond van de bestaande strafbepalingen worden de bedrijfsmatige growshopexploitanten aangepakt, met name als het grootschalig is. Het is de bedoeling het spoor te volgen in de keten van de georganiseerde drugshandel. Deze zomer vindt de afronding plaats van het wetenschappelijk onderzoek. Mede aan de hand daarvan zal de minister bezien of een uitbreiding van artikel 10a tot softdrugsdelicten moet worden voorbereid.

De minister is zich bewust van de risico’s die aan het gebruik van GHB verbonden zijn. Het is een lijst-2-stof, waarvan de opsporing minder prioriteit heeft dan van lijst-1-stoffen. Op dit moment is het probleem niet manifest in Nederland. Naar aanleidingen van de signalen uit de Kamer zal de minister navraag doen naar beschikbare gegevens bij relevante organisaties.

In het kader van de green-lanes kunnen te allen tijde fysieke controles worden ingesteld, zeker wanneer er risico-indicaties zijn voor bepaalde zendingen. Dat maakt deel uit van de afspraken in het kader van de green-lanes.

De samenvoeging van de verschillende Schipholteams is gedaan om de efficiency bij de controle te verbeteren. De capaciteit en inzet zijn daardoor niet aangetast. De reorganisatie van de douane is onder meer erop gericht om meer en beter op uitgaande bewegingen te controleren. Op Schiphol wordt gebruik gemaakt van speciaal opgeleide XTC-honden. Die worden ook op uitgaande bewegingen ingezet. Het Schipholteam let ook op smokkel door luchthavenpersoneel.

Het financiële rechercheren is een onmisbaar onderdeel in het bestrijden van drugscriminaliteit. In dit verband verwijst de minister naar de beleidsprogramma’s over financieel-economische criminaliteit en georganiseerde misdaad, die thans in voorbereiding zijn.

Er is nog geen afsluitend bericht gekomen van Amerikaanse zijde naar aanleiding van de kwestie van de activiteiten van Amerikaanse agenten, waarover in februari 2007 Kamervragen zijn gesteld. Wat dit betreft wordt de vinger aan de pols gehouden, ook in persoonlijke gesprekken. De voorwaarden die gelden voor opsporingsactiviteiten in Nederland zijn nadrukkelijk onder de aandacht gebracht van de Amerikaanse autoriteiten.

De minister wijst erop dat criminele organisaties steeds nieuwe werkwijzen ontwikkelen voor de productie van synthetische drugs. Het bedrijfsleven is verplicht om ongewone orders voor of transacties met geregistreerde stoffen te melden bij FIOD/ECD. Dat is een brede aanpak, waarmee men ook de variaties in productietechnieken en productielocaties bestrijkt. Er zijn 43 meldingen gedaan in 2006. Die worden na analyse voor verdere behandeling overgedragen aan de opsporingsdiensten. Op dit punt bestaat er grote bereidheid bij het bonafide bedrijfsleven om mee te werken.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Bouwmeester (PvdA) vraagt of de minister kan toezeggen of de inzet van de drugssprays juridisch mogelijk is in het onderwijs en individueel. Is de minister bereid met de minister van VWS te onderzoeken of de inzet van deze sprays onderdeel uit kan maken van preventief beleid? Kan de minister meetbare resultaten geven van wat het beleid de afgelopen twee jaar heeft opgeleverd?

Mevrouw Joldersma (CDA) vraagt of de voorstellen voor het beleid na 2007 op dezelfde beleidstheorieën zijn gestoeld als in de nota «Samenspannen tegen XTC». Verder vindt zij dat het onderzoek naar gebruikerspatronen in het kader van preventie en voorlichting over XTC geen kwantitatief en beperkt onderzoek moet zijn, maar een kwalitatief en breed onderzoek.

De heer Teeven (VVD) vraagt wanneer de rapportage van de pilot Roermond beschikbaar is. Is de minister bereid om in samenwerking met de staatssecretaris van Financiën de Kamer een overzicht te geven van de inbeslagnames van PMK’s en BMK’s in andere lidstaten en daarin mee te nemen in hoeverre de problemen bij de Belastingdienst uitwerking hebben op de activiteiten van douaneambtenaren in de fysieke controle?

De heer De Wit (SP) is voorstander van het opnieuw invoeren van een drugstest op feesten.

De heer Van der Ham (D66) sluit zich aan bij de heer De Wit over het invoeren van een drugstest op feesten. Is de minister bereid een voorbereidende visie aan de Kamer te sturen over de te verwachten VN-uitspraak van volgend jaar over de «war on drugs»?

De minister komt op een eventuele wijziging van artikel 10a terug naar aanleiding van de bevindingen met de pilot in Roermond deze zomer.

De minister is bereid een brief aan de Kamer te sturen over de inzet van drugssprays, maar hij heeft daarvoor wel eerst nadere informatie van de Kamer nodig om hierop in overleg met de minister van VWS adequaat te kunnen reageren.

Op het punt van het testen op feesten stelt de minister dat hij contact op zal nemen met de minister van VWS. Hij verwacht niet dat het besluit om het testen op feesten af te schaffen zal worden teruggedraaid. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd.

Voorts stelt de minister dat de gebruikelijke procedure bij voorbereiding van een conferentie van de Verenigde Naties is dat er vooraf gelegenheid is om te spreken over de inzet van de Nederlandse delegatie bij die conferentie. Hij zal daarom niet vooraf schriftelijk een voorbereidende visie aan de Kamer sturen.

De basis van de nota «Samenspannen tegen XTC» wordt ook voor de komende jaren in het beleid gehanteerd. De focus is in die zin aangescherpt, dat er andere accenten worden gelegd in de opsporing. Er komt een zwaardere aanpak van precursoren en er wordt meer geïnvesteerd op de financiële aspecten in het opsporingsonderzoek en het ontnemen van criminele winsten. De beleidstheorie blijft dezelfde.

De minister merkt op dat het kwalitatieve gezichtspunt zeker betrokken zal worden bij het onderzoek in het kader van preventie en voorlichting over XTC.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Nava


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Velzen (SP), Azough (GroenLinks), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Kalma (PvdA), De Roon (PVV), Verdonk (VVD), Pechtold (D66), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (ChristenUnie).

Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Weekers (VVD), Van der Vlies (SGP), Van Dijken (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Jager (CDA), Gill’ard (PvdA), Jonker (CDA), Roemer (SP), Jan de Vries (CDA), Abel (SP), Halsema (GroenLinks), Blok (VVD), Van Miltenburg (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Fritsma (PVV), Zijlstra (VVD), Koşer Kaya (D66), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Van Gijlswijk (SP), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Slob (ChristenUnie).

Naar boven