23 760
Beleid inzake XTC

nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juli 2003

Bijgaand bied ik u, mede namens de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Buitenlandse Zaken, van Volksgezondheid Welzijn en Sport en van Defensie en de Staatssecretaris van Financiën, aan een overzicht van de uitvoering van de XTC-nota «Samenspannen tegen XTC» (TK 23 760 nr. 14, vergaderjaar 2000–2001), alsmede een overzicht van enkele internationale beleidsontwikkelingen op het terrein van het XTC-beleid.

De inspanningen en resulaten in het kader van de XTC-nota worden in deze brief op hoofdlijnen aangegeven. In september 2003 wordt een eerste uitgebreide meting van de inspanningen en resultaten in het kader van de XTC-nota opgeleverd; dit onderzoek wordt thans onder begeleiding van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie uitgevoerd.

Inspanningen

Zoals aangekondigd in de XTC-nota, is de formatie van politie, Openbaar Ministerie (OM), Nederlands Forensisch Instituut (NFI), Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdient-Economische Controledienst (FIOD-ECD), Douane en Koninklijke Marechaussee uitgebreid om de opsporing van de productie van en handel in XTC te intensiveren. In 2002 hebben alle voorgenomen personeelsuitbreidingen hun beslag gekregen.

Resultaten

De gegevens over het jaar 2002 laten ten opzichte van 2001 een stijging zien in het aantal ontmantelde productielokaties (43 in 2002 tegen 35 in 2001) en de inbeslaggenomen hoeveelheid XTC-pillen (van 3,6 mln in 2001 naar 6 mln in 2002). Deze stijging van inbeslagnames is opgetreden na het van start gaan van de geïntensiveerde controle op Schiphol door Douane en KMar (meer dan 1 mln inbeslaggenomen pillen), het operationeel worden van 5 extra XTC-teams van politie, en de personele uitbreiding van FIOD-ECD.

1. VERSTERKING VAN DE HANDHAVINGSCAPACITEIT

1.1 Kernteam-Zuid/USD-Opsporing

In het voorjaar 2002 zijn de Unit Synthetische Drugs (USD) en het Kernteam Zuid-Nederland (KTZ) geïntegreerd tot één rechercheteam met de USD als multidisciplinair onderdeel. De USD is samengesteld uit medewerkers van een reeks van diensten, te weten: politie, OM, FIOD-ECD, Douane, Koninklijke Marechaussee, Inspectie Verkeer en Waterstaat (divisie Vervoer) en de dienst Recherche Informatie van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD).

Criminaliteitsbeeldanalyse

Zoals aangegeven in de XTC-nota, is het KTZ/USD belast met het opstellen van een criminaliteitsbeeld synthetische drugs. Het criminaliteitsbeeld wordt opgesteld in samenwerking met de Douane en de FIOD-ECD, met wetenschappelijke ondersteuning vanuit het WODC van het ministerie van Justitie. Het criminaliteitsbeeld bevat een kennisdeel waarin de kengetallen worden benoemd die de basis vormen voor het periodiek actualiseren van gegevens over de productie, handel en distributie van synthetische drugs. Daarnaast bevat het criminaliteitsbeeld een presentatie over een jaarlijks wisselend thema binnen de XTC-productie,handel en -distributie.

In december 2002 is het eerste criminaliteitsbeeld synthetische drugs opgeleverd; hierin lag het accent op de financiering en de verwerving van het crimineel verkregen vermogen en de daarbij betrokken criminele samenwerkingsverbanden.

1.2 XTC-teams van politie

In de XTC-nota is vastgelegd dat de opsporingscapaciteit bij de politie wordt versterkt met 90 fte. Deze uitbreiding van de formatie heeft geleid tot de oprichting van vijf XTC-teams van politie. De XTC-teams zijn gekoppeld aan de Kernteams Zuid-Nederland, Amsterdam-Amstelland, Rotterdam-Rijnmond, Haaglanden-Hollands Midden en Noord- en Oost-Nederland.

De taak van de XTC-teams is het uitvoeren van onderzoeken op het gebied van de XTC-productie enhandel, en het afhandelen van rechtshulpverzoeken op dit gebied. Tussen de XTC-teams en het KTZ/USD vindt nauwe afstemming plaats over de coördinatie van de werkzaamheden.

Door het College van procureurs-generaal is in oktober 2002 een werkmethode vastgesteld voor het prioriteren van de door de XTC-teams te verrichten onderzoeken. De toewijzing van de onderzoeken aan de teams geschiedt in overleg tussen de landelijk coördinerend officier Synthetische Drugs, het KTZ/USD en de betreffende kernteamchefs en -officieren. De uitvoering van de onderzoeken vindt plaats onder verantwoordelijkheid van het lokale OM.

1.3 Ontmanteling productieplaatsen

Vanuit KTZ/USD is in 2002 in samenwerking met een aantal betrokken diensten (politie, brandweer, NFI, FIOD-ECD) gewerkt aan de instelling van een landelijke faciliteit voor de ontmanteling van productieplaatsen/laboratoria waar XTC of andere synthetische drugs worden geproduceerd.

In dat verband zijn de volgende activiteiten in gang gezet:

• Er is een landelijke, eenduidige werkprocedure voor de ontmanteling van XTC-productieplaatsen opgesteld die erin voorziet dat bij elke ontmanteling een standaardpakket sporen wordt verzameld, dat vervolgens wordt opgenomen in het landelijke gegevensbestand Productieplaatsen Synthetische Drugs, te beheren door KTZ/USD. De plaatselijk bevoegde Officier van Justitie kan beslissen om naast het standaardpakket aan sporen ook andere sporen te verzamelen en te analyseren, ten behoeve van nader tactisch onderzoek rond de betreffende productieplaats;

• Bij het KLPD wordt een meldpunt ingericht. Bij iedere melding van een aangetroffen productieplaats zal aan de betreffende lokale autoriteiten (politie, Openbaar Ministerie) de assistentie worden aangeboden van een ondersteunend team van 2 experts (één expert van de brandweer en één van de politie) dat beschikt over gespecialiseerde kennis en apparatuur.

De landelijke Ontmantelingsfaciliteit gaat volgens planning najaar 2003 van start. Bij recente ontmantelingen is reeds succesvol gewerkt met de Ontmantelingsfaciliteit in de voorgestelde vorm.

1.4 Versterking mogelijkheden forensisch onderzoek

In 2002 is de onderzoeks- en laboratoriumcapaciteit van het NFI uitgebreid.

Aan de expertisetaak van het NFI is in 2002 meer inhoud gegeven, onder andere door het uitgeven van informatiebladen over nieuwe drugs, en door een geïntensiveerde bijdrage aan de opleiding van de XTC-teams van politie. Het NFI werkt thans aan het verbeteren van de documentatie en de beschrijvingen van inbeslaggenomen partijen synthetische drugs.

De researchactiviteiten van het NFI op het gebied van XTC zijn in 2002 uitgebreid. Doel van deze ontwikkelingswerkzaamheden is om vanuit de chemische samenstelling relaties te kunnen leggen tussen inbeslaggenomen partijen synthetische drugs. Hierdoor wordt het voor de opsporingsdiensten beter mogelijk om verbanden in partijen drugs en betrokken criminele organisaties en personen te leggen.

Op internationaal niveau neemt het NFI deel aan het zogeheten CASE-project; dit betreft een initiatief van Zweden om in EU-verband tot meer structurele samenwerking te komen op het gebied van vergelijking van amfetaminemonsters die inbeslaggenomen zijn in de deelnemende lidstaten.

Daarnaast neemt het NFI deel aan een groot aantal internationale projecten die ten doel hebben internationaal gegevens op het gebied van XTC uit te wisselen, en speelt het een actieve rol binnen de Europese Forensische Vereniging (ENFSI).

1.5 Openbaar Ministerie en Rechterlijke Macht

Voor de afhandeling van XTC-zaken heeft het OM extra gelden gekregen om zowel de betrokken arrondissementsparketten als de ressortparketten met het benodigde personeel uit te breiden. In de Planningsbrief 2003 van het Parket-Generaal is opgenomen dat elk XTC-team een jaarplan moet maken met een prognose van het aantal af te handelen zaken. KTZ/USD-OM zal deze plannen bundelen en op basis daarvan een totaalprognose opstellen.

Tussen het Parket-Generaal en de Raad voor de Rechtspraak zijn afspraken gemaakt over de afdoening door de rechterlijke macht van de door het OM aan te brengen XTC-zaken.

2. AANPAK GRONDSTOFFEN, UITRUSTING EN DISTRIBUTIE

2.1 Grondstoffen (precursoren)

De Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën (WVMC) beoogt door regulering van de in-, uit- en doorvoer, het weglekken van chemicaliën uit de legale stroom naar het illegale circuit te voorkomen. Daarnaast bevat de WVMC stringente regels inzake de productie, het bezit en het in de handel brengen van precursoren (grondstoffen die benodigd zijn voor de productie van synthetische drugs). De FIOD-ECD is belast met het toezicht op de naleving van deze wet. In dat verband stelt de FIOD-ECD onder meer onderzoeken in naar de integriteit van vergunningaanvragers. De FIOD-ECD is op grond van de WVMC opsporingsbevoegd en fungeert als meldpunt voor verdachte transacties. De FIOD-ECD is nationaal gezien een belangrijk expertisecentrum voor precursoren en participeert daarnaast veelvuldig in internationaal overleg op het terrein van precursoren. Zij is aangewezen als de bevoegde autoriteit om internationaal informatie uit te wisselen in het kader van de internationale precursorenregelgeving.

De FIOD-ECD heeft in 2002 de inspanningen op het gebied van het toezicht op precursoren geïntensiveerd en heeft de vaktechnische en administratieve begeleiding van de onderzoeken sterk verbeterd. De intensivering van het toezicht is onder meer gericht op onderzoek naar de herkomst van in illegale laboratoria aangetroffen chemicaliën. De onderzoeken en de intensieve contacten daarover met het bedrijfsleven, leiden veelal tot verscherping van de interne controle in de bedrijven en tot een vergroting van de bereidheid van ondernemers om verdachte transacties met chemicaliën te melden aan het bij de FIOD-ECD gesitueerde Meldpunt Verdachte Transacties. Deze meldingen zijn in veel gevallen de start voor een strafrechtelijk onderzoek.

De FIOD-ECD heeft met het Openbaar Ministerie in een handhavings-arrangement afspraken gemaakt over de intensivering van de opsporing van illegale precursoren.

De kennisgroep (kenniscentrum) precursoren van de FIOD-ECD is in 2002 gestart en heeft een belangrijke taak in de analyse van informatie en de voorbereiding van onderzoeken. De kennisgroep voert overleg met de Douane om tot gezamenlijke acties te komen, die aan de hand van risicoanalyses en op projectbasis zullen worden opgepakt. In 2002 is een aanzet gemaakt voor een criminaliteitsbeeldanalyse, die in de loop van 2003 zal worden afgerond.

2.2 Uitrusting/tabletteermachines

Op jaarbasis wordt een beperkt aantal tabletteermachines in beslag genomen. Met betrekking tot vernietiging van in beslag genomen machines is door het Openbaar Ministerie geconcludeerd dat dergelijke goederen na inbeslagname verbeurdverklaard kunnen worden. Een wettelijke grondslag voor onttrekking van deze goederen aan het verkeer ontbreekt. Vanuit de Tweede Kamer is aangedrongen op regelgeving op dit punt (motie Apostolou c.s. d.d. 3 juli 2001, TK 2000–2001, 24 077, nr. 90). Door het College van procureurs-generaal en de directeur Domeinen van het ministerie van Financiën is een regeling inzake de afwikkeling en verkoop van inbeslaggenomen druggerelateerde goederen overeengekomen. Kern van deze regeling is dat de dienst Domeinen geen druggerelateerde goederen verkoopt. Een uitzondering kan worden gemaakt voor de verkoop van tabletteermachines, mits de koper ten genoegen van de Staat kan aantonen dat zij deze voor legale doeleinden zal gebruiken. Daarbij geldt dat het bedrijf vooraf wordt gescreend door de CRI en dat gescreende bedrijven door de dienst Domeinen worden geregistreerd. Verkoop van tabletteermachines vindt alleen plaats aan geregistreerde bedrijven. Het Openbaar Ministerie zal eventuele beroepsprocedures overnemen van de directie Domeinen wanneer een niet gescreend bedrijf toch aanspraak wil maken op de koop van bovenstaande goederen. De motie Apostolou, die tot doel had het voorkómen dat inbeslaggenomen tabletteermachines weer in het criminele circuit kunnen komen, is met deze uitwerking afgehandeld.

Ten aanzien van het onder vergunning stellen en registrerenvan tabletteerapparatuur geldt dat dit, gezien het ruime gebruik van dit soort machines in vele legale sectoren alsmede gezien de Europese regelgeving, complex is. Een dergelijke voorziening zou alleen zinvol zijn als die op zijn minst op EU-niveau zou worden getroffen. Bovendien moet vaststaan dat het onder vergunning stellen en registreren van tabletteermachines er niet toe leidt dat illegale drugsproducenten uitwijken naar andere toedieningsvormen die door een grotere onzekerheid over het gehalte aan actieve stof mogelijk een nog groter risico inhouden voor de gezondheid van de gebruiker.

In het kader van het INCB/PRISM-project (zie paragraaf 3.1) is de Working Group Equipment and Internet belast met het formuleren van voorstellen op het terrein van de tabletteermachines en het doen van onderzoek naar de internationale handelsstromen, alsmede naar het gebruik van Internet bij de koop en verkoop van tabletteerapparatuur. Door Nederland wordt actief deelgenomen aan deze werkgroep.

2.3 Distributie

2.3.1 Schipholteam Uitgaand

Een onlosmakelijk deel van de controlerende en toezichthoudende taak van de Douane, is het weren van ongewenste goederen aan de buitengrens van de EU in Nederland. Zo kijkt de Douane in samenwerking met de KMar ook naar de aanwezigheid van XTC (synthetische drugs én precursoren) bij de in-, uit- en doorvoer van goederen. De controle op de uitvoer van XTC-(eind)producten uit Nederland is, zoals aangekondigd in de XTC-nota, geïntensiveerd. Hiertoe is het zogeheten «Schipholteam Uitgaand» (niet te verwarren met het van de bolletjesslikkers bekende «Schipholteam Inkomend») in 2002 ingesteld. Het team bestaat uit vijf opsporingsambtenaren van de KMar en vijf controleambtenaren van de Douane. Dit team controleert uitgaande passagiers en hun bagage op het bezit van XTC.

2.3.2 Koninklijke marechaussee (KMar)

Naast de formatie-uitbreiding in het kader van het Schipholteam Uitgaand is ten behoeve van de bestrijding van synthetische drugs ook de recherchecapaciteit van de KMar versterkt. Deze uitbreiding betreft de Justitiële Dienst van de KMar op Schiphol en de Centrale Justitiële Dienst van de KMar te Utrecht. Ook is de informatiepositie van de KMar versterkt door het aantrekken van een analist bij het Bureau Misdaadanalyse.

De staf KMar wordt uitgebreid door het aanstellen van een staffunctionaris die wordt belast met verdere uitwerking, coördinatie en sturing van de activiteiten van de KMar op het gebied van XTC. Ten behoeve van opleiding en bijscholing van personeel is het Opleidingscentrum van de KMar uitgebreid met een kerninstructeur synthetische drugs.

2.3.3 CargoHarc-team Schiphol

Het CargoHarc-team Schiphol levert aan de bestrijding van de distributie van synthetische drugs een bijdrage door het realiseren van internationaal gecontroleerde afleveringen van voornamelijk XTC. Deze gecontroleerde afleveringen naar landen als de VS en Zuid Afrika leiden aldaar tot het instellen van onderzoeken. Het CargoHarc-team Schiphol is een samenwerkingsverband tussen de FIOD-ECD en de KMar. Voor een goed verloop zijn over de uitvoering van internationaal gecontroleerde afleveringen sluitende afspraken gemaakt met het OM en betrokken luchtvaartmaatschappijen.

2.3.4 Douane

Naast formatieve uitbreiding van de controlecapaciteit van de Douane, heeft ook een formatieve uitbreiding van de capaciteit van het Douane Informatiecentrum plaatsgevonden voor de periode 2002–2006. Het Douane informatiecentrum houdt zich specifiek bezig met het onderzoeken van mogelijkheden tot verbetering van de controles aan de buitengrens op XTC. In 2002 zijn bijvoorbeeld trend- en vangstanalyses opgesteld en risicosignalen afgegeven aan de controlerende douaneambtenaren. De in de XTC-nota aangekondigde drugshonden zijn, samen met hun begeleiders in de loop van 2002 operationeel inzetbaar geworden op Schiphol en de overige luchthavens.

Het in de XTC-nota aangekondigde onderzoek naar een extra scanner op uitgaande pakketpost is in 2002 uitgevoerd. Conclusie van het onderzoek is dat een dergelijke extra scanner momenteel géén meerwaarde heeft. De reden is dat in 2000 het douanetoezicht op alle uitgaande pakketpost is geconcentreerd op Schiphol en de daar aanwezige scanners de risico's in voldoende mate kunnen afdekken.

3. INTERNATIONALE SAMENWERKING

3.1 INCB/PRISM-project

In 2002 is, onder auspiciën van de VN-organisatie International Narcotic Control Board (INCB), het internationale project INCB/PRISM van start gegaan. Het project is gericht op bestrijding van de internationale handel in illegale ATS-precursoren (grondstoffen voor de productie van amfetamine-achtige drugs zoals XTC) vanuit de gedachte «zonder grondstoffen geen drugs». Nederland is zeer actief binnen het PRISM-project en is lid dan wel voorzitter van alle werkgroepen die het PRISM-project kent, alsmede één van de vijf leden van de Task Force van PRISM. Daarnaast wordt geparticipeerd in internationale backtracking operaties (achterhalen van het land van herkomst van een precursor) en andere gezamenlijke activiteiten die onder het project gestalte krijgen.

In december 2002 is Nederland opgetreden als gastland van de eerste werkbijeenkomsten van Project PRISM. Door de INCB en de deelnemers aan deze conferentieweek is grote waardering uitgesproken voor de geïntegreerde aanpak van het precursorenvraagstuk die in Nederland wordt gevolgd en de actieve rol van Nederland in het PRISM-project.

PRISM is een zeer veel omvattend project dat in beginsel 1 jaar draait. Gedurende dat jaar moeten alle beoogde resultaten zijn gehaald. Daarbij gaat het onder meer om het uitvoeren van gezamenlijke opsporingsonderzoeken, het opstellen van internationale standaardprocedures voor dergelijke onderzoeken, het maken van risoco-analyses, het opstellen van guidelines voor financieel rechercheren, het ontwikkelen en geven van opleidingen, en het doen van voorstellen tot verdere versterking van de internationale verdragen op dit terrein.

Het mandaat van het PRISM-project vloeit voort uit resolutie 2001/14 (getiteld «Prevention of diversion of precursors used in illicit manufacture of synthetic drugs») van de Economic and Social Council van de Verenigde Naties.

3.2 Samenwerking met China op gebied van precursoren

Door het kabinet is in het kader van het precursoren-dossier in mei 2002 besloten dat administratieve uitwisseling van informatie door Nederlandse opsporingsdiensten met de INCB en opsporingsautoriteiten in China slechts is toegestaan, nadat de Ministers van Justitie en van Buitenlandse Zaken daartoe toestemming hebben verleend. Strafrechtelijke samenwerking met China vindt niet plaats omdat een behoorlijke rechtsgang niet is gewaarborgd, dan wel sprake is van stelselmatige schendingen van de mensenrechten of een risico bestaat dat de doodstraf wordt opgelegd en ten uitvoer wordt gelegd. Uw kamer is over deze beleidslijn geïnformeerd in een brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 8 juli 2002 (TK 2001–2002, 24 077 en 23 60, nr. 109).

Inmiddels heeft reeds in twee gevallen informatie-uitwisseling plaats gevonden tussen de beide bevoegde autoriteiten volgens de bovenomschreven procedure. Ter verdere uitwerking van de vastgestelde beleidslijn, wordt thans gekeken naar de mogelijkheid om met China een Memorandum of Understanding af te sluiten waarin de procedures van administratieve uitwisseling worden uitgewerkt en wordt vastgelegd dat China Nederland op de hoogte houdt van de voortgang en resultaten van de mede op basis van deze informatie ingestelde onderzoeken. Het Memorandum zal worden ondertekend door de FIOD/ECD na goedkeuring terzake van de Ministers van Financiën, van Justitie en van Buitenlandse Zaken.

3.3 Europese Unie

Binnen de Europese Unie is door de Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken op 13/14 september 2002 in Kopenhagen vastgesteld dat synthetische drugs in alle lidstaten dienen te worden aangepakt. In het «Programma ter uitvoering van maatregelen met betrekking tot de levering van synthetische drugs» dat op 28/29 november 2002 is aangenomen door de Raad van Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken, wordt een aantal maatregelen in verband met de productie van en handel in synthetische drugs aangegeven die de Europese Unie in de komende jaren nader inhoud moet geven, te weten: de levering van precursoren aan de illegale industrie, acties betreffende illegale laboratoria, acties betreffende chemici die betrokken zijn bij de productie en de aanpak van distributienetwerken binnen en buiten de Europese Unie.

In het document worden acties voorgesteld om de problemen op deze gebieden aan te pakken en worden instanties aangewezen die binnen vastgestelde termijnen bepaalde maatregelen moeten nemen.

Bij het Nederlandse ministerie van Justitie is gehuisvest het projectbureau van het Phare Synthetic Drugs and Precursors Project (PSD II Project). Dit EU-project is erop gericht om kandidaatlidstaten in Centraal- en Oosteuropa te ondersteunen en adviseren bij de implementatie en handhaving van het EU-Acquis, en het kennis nemen van in de EU gehanteerde werkwijzen en best practices op het gebied van synthetische drugs en precursoren.

Binnen de EU-werkgroep materieel strafrecht alsmede in het EU-Precursoren Comité is door Nederland aandacht gevraagd voor een voorziening als het Nederlandse artikel 10a van de Opiumwet als mogelijkheid voor andere rechtssystemen van de EU om illegaal gebruik van (niet-geregistreerde) precursoren en goederen als tabletteermachines aan te pakken als zijnde een voorbereidingshandeling. Dit punt vormt onderdeel van de onderhandeling over een Kaderbesluit Illegale Drugshandel in de EU.

De FIOD-ECD neemt, in samenwerking met KTZ/USD, deel aan een operationeel samenwerkingsverband tussen enkele EU lidstaten (Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Belgie, Duitsland, Nederland en sinds kort Oostenrijk). Deze zogenoemde European Joint Unit on Precursors beoogt actuele operationele informatie uit de deelnemende landen bij elkaar te brengen om grensoverschrijdende onderzoeken in gang te zetten, dan wel te ondersteunen met relevante informatie. De Unit voert zelf geen onderzoeken uit. Bij de werkzaamheden wordt de Unit op het gebied van huisvesting, automatisering en analyse-capaciteit gefaciliteerd door Europol.

3.4 Samenwerking met de VS

In het kader van intensievere samenwerking met de VS is inmiddels een ambassaderaad bij de Nederlandse ambassade in Washington aangesteld die zich bezighoudt met het taakgebied van de justitiële samenwerking. Tevens zijn twee politieliaisons aangesteld, één bij het consulaat-generaal in Miami en één politieliaison bij de ambassade in Washington.

Door Nederland wordt bijgedragen aan de uitvoering van het plan van aanpak ter bestrijding van XTC dat de DEA in 2002 is gestart (operatie X-Out). Daarnaast wordt door de operationele diensten intensief bilateraal samengewerkt met de Amerikaanse autoriteiten.

In maart 2003 is door vertegenwoordigers van het Justice Department en State Department van de VS en aan Nederlandse zijde de ministeries van Justitie, van Financiën, van VWS, van BZK en van BZ afgesproken om op het gebied van XTC de bilaterale samenwerking nog verder te intensiveren. In dat verband zijn afspraken gemaakt over onder meer intensivering van operationele samenwerking, verbetering van de informatie-uitwisseling op het gebied van douane, het opsporen en vervolgen van grote criminele organisaties en het uitwisselen van gegevens van wetenschappelijk onderzoek.

In juni 2003 heeft een eerste werkoverleg plaatsgevonden over de uitwerking van deze stappen.

3.5 Internationale samenwerking door KTZ/USD-opsporing en KTZ/USD-OM

KTZ/USD-opsporing heeft in 2001 een internationale stageweek voor buitenlandse opsporingsdiensten georganiseerd, ondersteund door de Europese Commissie; dit is in 2002 tweemaal herhaald.

In oktober 2003 organiseert KTZ/USD en het Openbaar Ministerie KTZ/USD, in samenspraak met de betrokken departementen, een tweedaags internationaal congres «SYNDEC» dat is gericht op bestrijding van de productie van en handel in XTC, de gezondheidsaspecten en de internationale samenwerking. Dit congres zal naar verwachting worden bijgewoond door 400 gasten uit binnen- en buitenland.

KTZ/USD werkt voorts steeds intensiever samen met partnerorganisaties uit omringende landen, zoals België en Frankrijk.

4. ONDERZOEK EN VOORLICHTING

4.1 Evaluatie van beleid

De XTC-nota wordt geëvalueerd door middel van onderzoek waarmee het WODC van het Ministerie van Justitie is belast. In 2002 zijn in een eerste fase van onderzoek de prestatie-indicatoren voor de evaluatie vastgesteld. Het betreft zowel indicatoren voor de te verrichten inspanningen als voor de te verwachten uitkomsten in het kader van de XTC-nota. Eind 2002 is een start gemaakt met het daadwerkelijke meten van resultaten. In nauw overleg met de betrokken organisaties worden thans gegevens verzameld en bewerkt om zicht te krijgen op de indicatoren (en daarmee op de realisatie van de doelstellingen van de nota). De resultaten van de startmeting worden in september 2003 opgeleverd. Eind 2003/begin 2004 wordt een vervolgmeting uitgevoerd. In 2006 wordt afgesloten met een eindmeting.

4.2 Medisch onderzoek en monitoring

Het Leids Universitair Medisch Centrum voert een literatuurstudie uit naar de neurotoxische effecten van XTC. Op basis van deze studie, die op korte termijn wordt afgerond, zal bekeken worden of de preventieboodschap moet worden aangepast.

Om beter zicht te krijgen op de acute risico's van het gebruik van uitgaansdrugs heeft het Instituut voor Verslavingsonderzoek subsidie gekregen om onderzoek te doen naar de mate waarbij drugsgebruik een rol speelt in de vraag van patiënten naar spoedeisende hulp bij ziekenhuizen.

Het onderzoek naar de neurotoxiciteit van XTC door het Amsterdamse Universitair Medisch Centrum, dat sinds eind 2001 via het Programma Verslaving van ZonMw wordt uitgevoerd, heeft een extra impuls gekregen. Er is inmiddels aanvullend onderzoek gestart, waarin de sociale context en risicopercepties van de gebruikers centraal staan, terwijl op korte termijn opdracht zal worden verleend voor enkele studies naar de invloed van additionele factoren, zoals alcoholgebruik, op de gezondheidsrisico's van XTC.

Om de snelle veranderingen in het uitgaansleven in relatie tot middelengebruik goed te kunnen volgen, is het monitoringproject Trend Watch van de Universiteit van Amsterdam van start gegaan. Het eerste rapport wordt voor de zomer van 2003 verwacht en beschrijft de landelijke trends in het uitgaansleven en druggebruik, eventuele nieuwe middelen, nieuwe groepen gebruikers en mogelijke risico's.

Om het aanbod van uitgaansdrugs adequaat te kunnen blijven volgen, heeft het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS) extra middelen gekregen om het systeem te verbeteren. Daarnaast voert de Universiteit van Amsterdam onderzoek uit naar de waarde van enkele alternatieven voor het testen op locatie.

4.3 Voorlichting over XTC-gebruik

VWS heeft een Actieplan XTC opgesteld dat thans wordt geïmplementeerd. Het Trimbos-instituut en enkele instellingen voor verslavingszorg werken aan verschillende projecten die de preventie van XTC-gebruik en het voorkomen van schade tot doel hebben. Het project voorlichting bezoekers heeft als doel bewustwording van houding en gedrag ten opzichte van drugs en beperking van de risico's van gebruik en richt zich op bezoekers van uitgaansgelegenheden. De andere projecten betreffen training voor personeel van uitgaansgelegenheden, eerste hulp bij drugsincidenten, preventie van uitgaansdrugs in het jongerenwerk en de preventie van riskant druggebruik in de residentiële jeugdhulpverlening. Daarnaast zijn instrumenten ontwikkeld die instellingen voor de verslavingszorg en GGD-en ondersteunen bij het ontwikkelen en uitvoeren van preventieprojecten van uitgaansdrugs, zoals handreikingen voor netwerkontwikkeling en een quick scan om op gemeentelijk niveau het gebruik van uitgaansdrugs in kaart te brengen.

De Landelijke Steunfunctie Preventie heeft opdracht gekregen de preventie van het gebruik van GHB (een synthetische partydrug die beschikbaar meestal in vloeibare vorm wordt aangetroffen) te intensiveren.

Op korte termijn start een toegepast wetenschappelijk project, gericht op interactieve XTC-voorlichting en preventie via het internet. Dit project wordt gekoppeld aan het project voorlichting bezoekers.

4.4 Voorlichting aan potentiële XTC-koeriers

In maart 2003 is een onderzoeksrapport van de Erasmus Universiteit Rotterdam naar XTC-koeriers en kleine smokkelaars van XTC opgeleverd. Dit onderzoek is door het WODC van het ministerie van Justitie gestart en begeleid. Doel van het onderzoek was om inzicht te verkijgen in de doelgroepen van voorlichting aan potentiële XTC-smokkelaars. Een dergelijke voorlichting vormt een actiepunt uit de XTC-nota.

Uit het onderzoek komt naar voren dat de populatie van XTC-smokkelaars grofweg bestaat uit twee groepen: koeriers die worden overgehaald om te gaan smokkelen (per vliegtuig, veelal naar de VS) en de zogenoemde «kleine smokkelaars» die zelfstandig een beperkte handel opzetten om XTC naar andere Europese landen te smokkelen.

Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat voorlichting die de potentiële koeriers en smokkelaars een realistisch beeld geeft van de risico's van XTC-smokkel (hoge strafmaat in het buitenland, leefomstandigheden in buitenlandse gevangenissen, pakkans) een bruikbaar instrument kan zijn. Door het Ministerie van Justitie worden thans de voorbereidingen getroffen voor het starten van een beperkte, op de doelgroepen gerichte voorlichting aan potentiële XTC-smokkelaars.

4.5 Voorlichting buitenland

De departementen en diensten die zijn betrokken bij de uitvoering van het XTC-beleid zijn in januari 2003 gestart met het ontwikkelen van geïntegreerd voorlichtingsmateriaal dat kan worden gebruikt in contacten met buitenlandse delegaties. In dit materiaal wordt een overzicht gegeven van relevante gegevens op het gebied van XTC (gebruik, produktie, handel, opsporing) en wordt de geïntegreerde Nederlandse XTC-aanpak toegelicht. Het materiaal verwijst daarnaast naar relevante internationale ontwikkelingen zoals de bilaterale samenwerking tussen Nederland en de VS en de bijdrage van Nederland aan actieprogramma's in het kader van de EU en VN. Het voorlichtingsmateriaal bestaat uit een factsheet en een internetpagina en komt in het najaar van 2003 beschikbaar.

5. SLOTOPMERKING

De uitvoering van de XTC-nota verloopt volgens planning. In deze brief is op hoofdlijnen een overzicht gegeven van de werkzaamheden die tot op heden zijn uitgevoerd. Een gedetailleerd overzicht van de gepleegde inspanningen en geboekte resultaten in het kader van de XTC-nota, wordt opgenomen in een evaluatie-onderzoek dat thans onder leiding van het WODC van het ministerie van Justitie wordt uitgevoerd. De startmeting van dit evaluatie-onderzoek komt beschikbaar in september 2003, de eerste tussenmeting van de resultaten wordt opgeleverd in 2004.

Naast uitvoering van de actiepunten uit de XTC-nota van het kabinet, is door de betrokken ministeries en uitvoerende diensten actief bijgedragen aan internationale samenwerking op het gebied van XTC. Zowel binnen de EU en de VN, als bilateraal (o.a.VS) zijn het afgelopen jaar diverse aanvullende afspraken gemaakt op het gebied van XTC. De uitwerking van deze internationale afspraken is in 2002 en 2003 in gang gezet.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven