nr. 19
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Rijswijk, 3 februari 1995
Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel tot implementatie
van de Europese televisierichtlijn (kamerstukken 23 752) heb ik toegezegd
de vraag van heer Schutte naar de bedoeling van een passage uit de nota van
toelichting bij het besluit van 22 juni 1992 (Stb. 334), houdende wijziging
van het Mediabesluit, schriftelijk te beantwoorden.
De passage waar de heer Schutte op doelt, luidt letterlijk: «Zoals
gezegd, is voor een regeling inzake sponsoring bij de publieke omroep wetswijziging
vereist. Dit zal zo snel mogelijk ter hand worden genomen, waarbij tevens
zal worden bezien of en in hoeverre ook de commerciële omroep hierbij
betrokken kan worden.»
Het ontwerp van voornoemd besluit is eind 1991 door de toenmalige minister
van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur ter advisering aan de Raad van State
aangeboden. Dit ontwerp bevatte een grondslag voor een sponsorregeling op
basis van zelfregulering, die gelijkelijk gold voor publieke en commerciële
omroep. De Raad van State echter was blijkens zijn advies van 22 april 1992
van mening dat voor het voorgestelde systeem van zelfregulering geen grondslag
in de wet was te vinden. Dit was voor de minister aanleiding dit onderdeel
uit het besluit te halen en zo snel mogelijk bij wet te regelen. In het nader
rapport van 17 juni 1992 is dit aldus geformuleerd: «De voorgestelde
artikelen 32a tot en met 32d blijken echter volgens het advies van de Raad
van State verder te gaan dan de delegatiebevoegdheid krachtens artikel 52,
tweede lid, van de Mediawet toestaat. Dit formele bezwaar (.....) is voor
mij aanleiding geweest af te zien van het opnemen van genoemde artikelen in
het Mediabesluit. Er zal zo snel mogelijk een wetsvoorstel worden voorbereid
waarin een regeling van sponsoring bij de publieke omroep, uitgaande van een
stelsel van zelfregulering, een wettelijke basis krijgt.»
Anders dan de heer Schutte veronderstelt, heeft de door hem geciteerde
passage uit de nota van toelichting betrekking op een wetsvoorstel dat –
in ieder geval voor de publieke omroep, maar bij voorkeur ook voor de commerciële
omroep – een wettelijke grondslag zou moeten bieden aan een systeem
van zelfregulering op het gebied van programmasponsoring.
Pas in december 1992 is, na overleg met de Tweede Kamer, besloten definitief
af te zien van zelfregulering en de programmasponsoring inhoudelijk bij of
krachtens wet te regelen (zie ook de motie-Van Nieuwenhoven/Beinema van 7
december 1992).
Tijdens bovenbedoeld mondeling overleg heb ik voorts de heer Van der Vlies
toegezegd bij nota van wijziging de zinsnede «zich te doen vergezellen
door» in artikel 138b, tweede lid, te vervangen door: zich te doen vergezellen
van. Nadere bestudering van deze bepaling heeft mij echter geleerd dat hier
de zinsnede «vergezellen door» correct gebruikt is. Van Dale (12e
druk) geeft op blz. 3324 als voorbeeld: «de minister werd vergezeld
door twee staatssecretarissen». Ik heb daarom besloten op dit onderdeel
geen nota van wijziging in te dienen.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
A. Nuis