Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 23732 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 23732 nr. 3 |
Vastgesteld 31 maart 1998
De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 19 februari 1998 overleg gevoerd met minister Wijers en staatssecretaris Van Dok-van Weele van Economische Zaken over:
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, d.d. 5 maart 1997 inzake octrooibeleid in samenhang met technologieen industriebeleid (23 732, nrs. 1 en 2);
– de aanbieding van een evaluatieonderzoek InnovatieCentra Netwerk (24 229, nr. 14);
– de rapportage over de positie van softwareprojecten in de WVA/S&O (voorheen WBSO) (25 600-XIII, nr. 5);
– de kabinetsreactie op AWT-advies nr. 27 «de invloed van wet- en regelgeving» (25 600-XIII, nr. 22);
– de brief van de minister van Economische Zaken, d.d. 10 november 1997, inzake technologiesteun aan Philips (25 600-XIII, nr. 23);
– het antwoord van de minister op de brief van FENIT (EZ-97-736).
Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
De brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, d.d. 5 maart 1997 inzake octrooibeleid in samenhang met technologie- en industriebeleid (23 732, nrs. 1 en 2)
Vragen en opmerkingen uit de commissie
Het trof mevrouw Wagenaar (PvdA) dat het onderwerp spreiding van kennis nog steeds actueel is. Dat geldt zowel het innovatie- als het octrooibeleid. Haar fractie staat positief ten opzichte van de actieve taakinvulling van het bureau Industrieel eigendom (IE), maar er is geen goede spreiding van kennis over de verschillende bedrijven. Dat geldt met name voor het MKB, maar ook voor startende ondernemingen. Octrooien worden voor het overgrote deel door internationals aangevraagd. In hoeverre heeft de nieuwe afdeling voorlichting en marketing van het bureau IE al een planmatige aanpak opgesteld, specifiek gericht op het MKB en startende ondernemingen? Kan er een regeling worden ontworpen voor het overnemen door startende ondernemers van aangemelde, maar niet gebruikte of ontwikkelde octrooien?
In de brief van de minister wordt ten aanzien van universiteiten te gemakkelijk een koppeling gelegd tussen octrooibeleid en contractonderzoek. Juist onafhankelijk fundamenteel wetenschappelijk onderzoek kan tot een octrooiaanvraag leiden, zodat dit type onderzoek wellicht terugverdiend kan worden. Kan de minister in het overleg met OCW en de universiteiten de mogelijkheden bezien van bijvoorbeeld een centraal systeem van voorfinanciering voor het ontwerpen en aanvragen van octrooien? Universiteiten kunnen daaraan een financiële bijdrage leveren. Dat biedt garantie voor onafhankelijk fundamenteel onderzoek, waarbij de mogelijkheden niet tevoren ingeperkt worden en er actiever octrooien worden aangevraagd. Dat is een mogelijkheid voor universiteiten naast het binnenhalen van geld via contractonderzoek.
Mevrouw Voûte-Droste (VVD) achtte het van groot belang dat de aandacht voor technologiebeleid zich vertaalt in politieke prioriteiten. Het behalen van goud op de olympische spelen is mede het gevolg van technologische uitvindingen, namelijk de klapschaats en de strips.
Het blijkt dat Nederland op het terrein van R&D ten opzichte van de andere OESO-landen nog steeds een lage positie inneemt. Voor een verbetering van die positie dienen financiën beschikbaar gesteld te worden. Het bureau IE speelt daarin een belangrijke rol. Er wordt een opsomming van plannen gegeven, maar de resultaten ontbreken. In 1994 waren er 145 octrooien per 1 miljoen inwoners. De uitkomsten in 1996 en 1997 worden niet aangegeven. In 1996 waren er maar 2300 aanvragen, een pover aantal. Kan de staatssecretaris inzicht geven in de resultaten?
Kan de staatssecretaris ingaan op het onderzoek naar de seederproblematiek? Wat zijn de resultaten van de plannen inzake patentindex? Er zijn actieplannen voor de reorganisatie van het bureau IE. Zijn die wel doelmatig? Het aanvragen van octrooi is in het MKB onbekend. Daar komt nog bij dat de kosten ervan, ook in vergelijking met andere Europese landen, erg hoog zijn. Het bureau IE moet doelmatig werken, hetgeen dient te leiden tot kostenreductie van de aanvraag van octrooien en van het onderhouden ervan, dat ook in Nederland duurder is dan elders. Is het effectief dat het bureau IE een driehoofdige directie heeft met drie managementlagen? Hoe is de samenwerking van het bureau IE met het Europees octrooibureau, dat met name voor het MKB nogal ontoegankelijk is?
De samenwerking met de IC's gaat beter. In Alkmaar en Amsterdam doet men het goed. Wordt aan die samenwerking aandacht besteed in de evaluatie van de IC's?
Internet is van belang voor het duidelijker inhoud geven aan octrooimogelijkheden. Wat gebeurt er op dat gebied?
Een actief beloningsbeleid blijkt bij buitenlandse kennisinstituten een goed instrument te zijn om de uitvinders een incentive te geven om ondernemer te worden. In de brief van de staatssecretaris wordt gemeld dat dit ook van belang is voor de toptechnologische instituten. Het gebruik van octrooien in technologische instituten dient gestimuleerd te worden. Ook universiteiten kunnen aangezet worden hun uitvinders op die wijze te belonen. Er dient meer aandacht besteed te worden aan de octrooimogelijkheden van universiteiten en aan de uitvinders, als incentive voor nieuw innovatief beleid in Nederland.
De heer Van Walsem (D66) bracht naar voren dat in 1994 het aantal octrooiaanvragen in Europa door Japan en de VS steeds minder werd, omdat de ondernemingen vonden dat men van Europa weinig te duchten had. Het beleid is erop gericht, daaraan een eind te maken. Dat beleid is succesvol. Het Centrum voor kennisbescherming en octrooi-informatie (CKO) is nu ondergebracht bij het bureau IE. Hoe werkt dat nu?
Het spreiden van kennis die in octrooien is opgeslagen, is buitengewoon belangrijk. Hoe verhoudt een en ander zich tot de cijfers van het bureau IE, dat voor de kennisspreiding in 1995 5,4 mln., in 1996 7,5 mln. en in 1997 nog maar 4,5 mln. uitgaf? Waarom loopt dat bedrag terug?
Op het punt van het actief beloningsbeleid sloot de heer Van Walsem zich aan bij de voorgaande sprekers.
In een brief van de staatssecretaris uit 1994 wordt melding gemaakt van een strategisch plan van het bureau IE. Hoe staat het daarmee?
Mevrouw Van der Hoeven (CDA) wees op de vernieuwde Rijksoctrooiwet uit 1995. Er waren problemen op het punt van de relatie met de universiteiten en ten aanzien van de voorlichting, de toegankelijkheid van de octrooien en de kosten. Het bureau IE was een goed initiatief, maar daarvan is nog nauwelijks iets terechtgekomen.
De verschillen in octrooiwetgeving in Europa leiden tot problemen. De Europese Commissie heeft in juni 1997 een groenboek uitgebracht, waarmee wordt beoogd, het gemeenschapsoctrooi via een EG-verordening te regelen. In het groenboek wordt ingegaan op de noodzaak van harmonisatie van bepalingen en op de «octrooibaarheid» van onder andere software. Welke consequenties heeft de overstap van het gemeenschapsoctrooi naar een EG-verordening? Wat is het standpunt van Nederland? Welke mogelijke conflicten kunnen er ontstaan met de Nederlandse wetgeving op het terrein van octrooi- en stimuleringsmaatregelen? Mevrouw Van der Hoeven wees op de door de Kamer geuite wens om een actief beleid te voeren ten aanzien van het gemeenschapsoctrooi. Zij had niet de indruk dat de staatssecretaris op dat punt veel activiteiten heeft ontplooid.
Het octrooibeleid moet in samenhang worden bezien met het technologie- en industriebeleid. Mevrouw Van der Hoeven sloot zich aan bij de daarover gestelde vragen, ook ten aanzien van een actief beloningsbeleid. In 1994 is het octrooi voor zes jaar – het kleinoctrooi – ingevoerd. Kan daarvan een evaluatie plaatsvinden?
Het gebruikmaken van de octrooi-informatie blijft een probleem. De staatssecretaris noemt als knelpunten personeelsgebrek, kosten en moeilijk toegankelijke informatie. Die knelpunten waren er vier jaar geleden ook al. De cijfers hierover geven geen aanleiding voor een hoerastemming. Wat wordt hieraan gedaan? Het bureau IE en de IC's moeten een gezamenlijk beleid voeren. Gebeurt dat en, zo ja, op welke wijze? Mevrouw Van der Hoeven sloot zich op het punt van de patentindex aan bij mevrouw Voûte. Wat is de uitkomst van de inventarisatie van de IOP-problematiek van Senter? Welke activiteiten worden er ontwikkeld om tot een actiever octrooibeleid te komen?
Het antwoord van de staatssecretaris van Economische Zaken
De staatssecretaris gaf aan dat met name in organisatorische zin aan alle genoemde punten is gewerkt. De brieven zijn echter gedateerd en het is dan ook goed dat er een evaluatie komt.
In het kader van de voorlichting stelt het bureau IE zo'n 70 miljoen octrooidocumenten en andere technische literatuur beschikbaar. De octrooi-informatie is toegankelijk gemaakt voor het publiek. De voorlichtingsfunctie van het bureau IE krijgt verder vorm via een doelgroepspecifieke benadering, zoals themadagen, deelname aan beurzen, lezingen en brochures.
Er is een relatie tussen de octrooiverlening en het Europees octrooibureau. Overeenkomstig de internationale afspraak zorgt het bureau ook voor voorlichting over octrooiverlening door het Europees octrooibureau.
Het MKB vormt een bijzondere doelgroep. De activiteiten van het bureau zijn gericht op het bevorderen van het octrooien het innovatiebeleid in het MKB. Door de invoering van de rijksoctrooiwet in 1995 verloopt het aanvragen van octrooi sneller en is het ook goedkoper.
Het bureau werkt nauw samen met intermediairs, de IC's, de brancheverenigingen en Senter. Op gezamenlijke bijeenkomsten wordt voorlichting aan het MKB gegeven. Er zijn spreekuren voor individuele ondernemers, waarbij rekening kan worden gehouden met de specifieke situatie van een bedrijf en er wordt aanvullende informatie en advies gegeven.
Op bijeenkomsten met starters, startende exporteurs, werkers met nieuwe technologie wordt altijd aan betrokkenen gevraagd of er octrooi is aangevraagd. De antwoorden sporen met de inventarisatie van de redenen waarom er geen octrooi wordt aangevraagd. Onvoldoende bekendheid is er daar een van. Ook is het belangrijk om de starters te benaderen. In de nieuwe aanpak wordt extra aandacht aan dit punt besteed. Het octrooi is niet voor alle producten een geschikt instrument. Voor met name producten die snel en voor een korte tijd op de markt worden gebracht, is octrooi niet van belang.
Voor het toegankelijk maken van octrooidocumentatie wordt nauw samengewerkt met IBM en het project octrooi-informatie on line. Op termijn kunnen belangstellenden met een CD/ROM-collectie met octrooi-informatie werken. Niet alle octrooivoorraad is echter geschikt voor gebruik. Er wordt ook defensief octrooi aangevraagd, waardoor de informatie niet zo toegankelijk is. De cijfers moeten op dat punt enigszins gerelativeerd worden.
Er is aandacht van OCW voor de mogelijkheid van een eerste en een tweede geldstroomonderzoek. Het is de bedoeling dat TNO aan universiteiten kennis ter beschikking stelt over het beheer van een octrooiportefeuille. Er wordt onderzoek verricht naar de praktijk en de eventuele bottlenecks bij universiteiten. Het bureau IE haalt de banden aan met de kennisinfrastructuur om het strategisch plan uit te voeren.
Voor de voorlichting ter verbetering van het aanvragen van octrooi is er samenwerking met intermediairs, ook gericht op het vergroten van de naambekendheid. Dat is ook van belang voor geïnteresseerden in toepassingen van techniek. De staatssecretaris wees op de uitvoering van de in het strategisch plan opgenomen activiteiten, mede gericht op niet-octrooiaanvragers.
Over de seederproblematiek zijn er gegevens bekend uit het rapport «Van inventie naar innovatie». 2500 Uitvinders, zogenaamde seeders, doen jaarlijks 1300 perspectiefvolle vindingen en vragen 300 octrooien aan. De toegevoegde waarde hiervan is 100 mln. per jaar. De tijdsduur van ideevorming tot commercialisatie is gemiddeld drie jaar.
De seeders halen een hogere omzet als zij werkervaring opdoen, technologie beschikbaar hebben, gebruikmaken van de literatuur en beschikking hebben over externe financiering. De voornaamste conclusie is dat voor het merendeel van de ideeën geldt dat een succesvolle commercialisatie veelal problematisch is. Voor het aanpakken van de knelpunten zijn van belang verbetering van de communicatiekanalen, versterking van organisatorische aspecten, meer scholing, marketing en planning, opzetten van landelijke mentorennetwerken en deelnemen aan netwerken door ervaren seeders.
De vergroting van de kennis over mogelijke risicofactoren is daarbij van belang. Het gaat ook om meer professionele steun voor financiering en het gebruik van bestaande kennis bij de beoordeling van vindingen. Op de grootste knelpunten moet extra worden ingezet. Daartoe behoren een vereenvoudiging en zonodig een kostenverlaging van de octrooiaanvragen, ook in EU-verband.
De nieuwe werkwijze van het bureau IE houdt onder andere in dat er gewerkt wordt met een nieuwe systematiek. Er is sinds vorig jaar veel gebeurd. De periode is echter nog te kort om de resultaten te kunnen meten. Evaluatie is wel gewenst. Het plan is voor vijf jaar vastgesteld. Een tussentijdse evaluatie zou volgend jaar plaats kunnen vinden.
Er zijn maatregelen genomen ten aanzien van het gemeenschapsoctrooi en het eenvoudig octrooi. Het is belangrijk dat er in de praktijk daadwerkelijk iets verandert.
Het bureau IE zal niet overgaan tot invoering van een patentindex. Het bleek in de praktijk niet mogelijk om een bruikbare index te maken. Bezien wordt of de wetenschappelijke instellingen hiervoor een andere vorm kunnen bedenken. Er wordt gedacht aan een jaarverslag waarin een goed beeld wordt gegeven van het octrooibeleid. Aan dit punt wordt aandacht besteed bij de studie naar het exploiteren van kennis van universiteiten, die binnenkort in opdracht van EZ zal worden uitgevoerd.
Bij de aanvraag voor subsidie wordt, waar dat van toepassing kan zijn, eerst bezien of de ontwikkelde kennis voor een octrooi in aanmerking komt. Vervolgens wordt nagegaan of er commerciële beperkingen zijn. Voor bepaalde regelingen moet beoordeeld worden of een project nieuw is voor Nederland. Het technisch ontwikkelingskrediet is gerelateerd aan de aard van octrooien.
Er wordt samengewerkt met andere organisaties, zoals de IC's. Er is de afgelopen tijd veel gebeurd. De staatssecretaris was het eens met de conclusie dat er beter gebruikgemaakt kan worden van de mogelijkheden. Het strategisch plan is in uitvoering en kan op niet al te lange termijn worden geëvalueerd.
De staatssecretaris zegde toe de Kamer afzonderlijk te informeren over de consequenties van de omzetting van een gemeenschapsoctrooi in een EG-verordening.
Mevrouw Wagenaar (PvdA) ging nogmaals in op de actievere benadering van MKB en starters die buiten het octrooibeleid fvallen, waarvoor bureau IE een afdeling voorlichting en marketing heeft ingesteld. Zij had de indruk dat het voorlichtingsbeleid te klassiek, te passief is. Wat gebeurt er op het gebied van marketing? In het kader van de samenwerking tussen het bureau IE en universiteiten wordt gewerkt aan uitvoering van het strategisch plan. Kan de Kamerleden een exemplaar worden toegezonden?
Mevrouw Voûte-Droste (VVD) bracht naar voren dat het instrument van uitvindersbeloningen in het buitenland goed werkt. De positie van toptechnologische instituten wordt daarmee verbeterd. Kan, wellicht in samenwerking met OCW, een nota worden uitgebracht over het beter inzetten van dit instrument in Nederland? In Nederland zijn er 145 octrooien per 1 miljoen inwoners. In Japan is dat aantal bijvoorbeeld 2665. Er is nog veel te doen.
De heer Van Walsem (D66) vroeg zich af waarom, gezien het belang van spreiding van octrooikennis, het budget daarvoor bij het bureau IE met 40% is gezakt.
Mevrouw Van der Hoeven (CDA) miste node nieuwe ontwikkelingen. Octrooien moeten gebruikt worden. Het gaat dus niet alleen om het aantal, maar ook om hetgeen ermee gebeurt, als bijdrage aan de economische ontwikkeling van Nederland.
De staatssecretaris was niet op de hoogte van een daling in het budget voor spreiding van octrooikennis. Er is door EZ voor de uitvoering van het strategisch plan 2,5 mln. toegevoegd aan het budget. Er is dus sprake van een stijging van de middelen.
In het kader van het onderzoek naar het universitair kennisexploitatiebeleid wordt ook aandacht gegeven aan de inzet van octrooien als uitvindersbeloningsinstrument. De Kamer zal over de uitkomst ervan geïnformeerd worden.
De marketing is in het strategisch plan opgenomen. Het gaat daarbij niet alleen om voorlichting in passieve zin. Het opnemen van het bureau voorlichting en marketing in het bureau IE impliceert dat marketing onderdeel van de activiteiten is. Er is een aantal lijnen uitgezet die al duidelijke resultaten opleveren, zoals de informatienetwerken. Voor het overige zullen de resultaten in een iets later stadium gemeten worden.
– Aanbieding van een evaluatieonderzoek InnovatieCentra Netwerk (24 229, nr. 14);
– de rapportage over de positie van softwareprojecten in de WVA/S&O (voorheen WBSO) (25 600-XIII, nr. 5);
– de kabinetsreactie op AWT-advies nr. 27 «de invloed van wet- en regelgeving (25 600-XIII, nr. 22);
– de brief van de minister van Economische Zaken, d.d. 10 november 1997, inzake technologiesteun aan Philips (25 600-XIII, nr. 23);
– het antwoord van de minister op de brief van FENIT (EZ-97-736)
Vragen en opmerkingen uit de commissie
Mevrouw Wagenaar (PvdA) bracht naar voren dat uit de evaluatie van de IC's blijkt dat spreiding van kennis nog steeds een actueel thema is. Er mag geen tweedeling ontstaan tussen de bedrijven die niet voorop lopen bij innovatie en het minst gebruikmaken van de gebundelde kennis en de groep die dat wel doet. Met welke algemene maatregelen denkt de minister deze kloof te kunnen dichten? Gezien het streven om Nederland op ICT-gebied een koppositie te doen innemen, is het achterblijven van een groep ondernemers ongewenst. Maar ook vanuit het oogpunt van maatschappelijke spreiding van kennis is zo'n kloof onaanvaardbaar. Bij de voorgestelde verbeteringen in het evaluatierapport ontbreekt de actieve klantenwerving. Mevrouw Wagenaar pleitte voor een actievere marketing.
Ten aanzien van het rapport van de Adviesraad voor wetenschap en technologie onderschrijft de PvdA-fractie het standpunt van de minister, geen aparte innovatie-effectrapportage uit te brengen. Er dient echter wel iets te gebeuren. Wat is het standpunt van de minister over het Deense model? Het ministerie van handel en industrie in Denemarken voert een soort permanente dialoog met andere departementen om voortdurend het effect van wet- en regelgeving op het innovatievermogen van het bedrijfsleven te toetsen. Ook het innovatievermogen van overheden en ZBO's dient aan de orde te komen.
Mevrouw Wagenaar ondersteunde de standaardisatie van het aanvraagformulier voor softwareprojecten. Een aanvraag voor de ontwikkeling van technisch nieuwe programmatuur kan aanleiding geven tot misverstanden. De programmatuur kan voor de ene ondernemer nieuw zijn, terwijl de ander die al in huis heeft. Uit het grote aantal afwijzingen blijkt dat de aanvragen kritisch worden bekeken. Kan de regeling op fraudebestendigheid worden bezien?
Mevrouw Voûte-Droste (VVD) wees op belangrijke rol van de IC's voor het verbeteren van het innoverend vermogen van het MKB. Daaraan wordt steeds meer inhoud gegeven. Hoe hoog is het percentage IC-klanten? Welk beleid wordt ter verhoging daarvan gevoerd? Op welke concrete punten wordt verbetering aangebracht? Op welke wijze ontwikkelt zich de integratie van de IC's en de eerstelijnsadviesdienst van het IMK? Kunnen de resultaten daarvan binnenkort worden aangegeven?
Softwareprojecten kunnen gehonoreerd worden via de WVA/S&O. Kan er meer aandacht aan dit instrument worden besteed? Als dit instrument wordt gehandhaafd, dient er een andere naam aan gegeven te worden.
FENIT heeft aangegeven dat het gebruik van software in de WVA/S&O een probleem is. Het antwoord van de minister daarop is dat dit alleen het vragenformulier betreft. Dat is wat mager, want innovatieve software is van groot belang voor de Nederlandse economie. Informatietechnologie is gerelateerd aan nieuwe werkgelegenheid. Uit berekeningen blijkt dat 70% van de werkgelegenheid in de volgende eeuw gerelateerd zal zijn aan informatietechnologie. Een percentage van 15 is dan ook aan de lage kant. Welke acties onderneemt de minister daarop?
Gesuggereerd wordt dat het MKB aanvragen indient onder het motto «niet geschoten, is altijd mis». Dat moet een misverstand zijn, want een aanvraag kost veel. Het MKB dient duidelijkheid geboden te worden.
Aan de AWT was een goede vraagstelling voorgelegd, namelijk op welke wijze met name technologie kan worden gebruikt en of de regelgeving belemmerend is. Mevrouw Voûte wenste dat er meer was uitgekomen. De innovatietoets zal betrokken worden bij de bedrijfseffectentoets. Krijgt dit instrument wel voortdurend de aandacht bij regel- en wetgeving? Er wordt een permanente strijd gevoerd tegen de toename van de administratievelastendruk. In eerste instantie hebben de marktwerking en de privatisering van de sociale zekerheid in het MKB een stijging van de administratieve lasten tot gevolg. Ook al zullen die minder worden, toch dient daaraan nu aandacht besteed te worden.
Het overzicht van de technologiesteun aan Philips is summier. Het gaat om een bedrag van 100 mln. Er wordt in totaal 500 mln. besteed ter stimulering van het bedrijfsleven in Nederland. Er wordt minder subsidie verstrekt aan de LCD-projecten, maar uiteindelijk is er weer sprake van een stijging. Dat is niet helder. Aan de consumentenelektronica, een zeer cyclische markt, dient aandacht besteed te worden. Mevrouw Voûte vroeg om meer informatie hierover en benadrukte het belang van een kritische houding in dezen.
De heer Van Walsem (D66) verwees naar een artikel in ESB van 6 februari jl. van de heer Schneider, waarin deze stelt dat het met de omvang van de Nederlandse R&D wel meevalt. Sectorgewijs loopt Nederland echter niet achter op het buitenland. De heer Van Walsem vroeg de minister om een reactie hierop.
Het is verheugend dat uit de evaluatie van het IC-netwerk blijkt dat 55% van de klanten bedrijven met minder dan tien werknemers zijn, ook al is dat maar 1% van het totaal aantal kleine bedrijven.
Het expliciteren door het IC van de vraag van een ondernemer valt onder de eerstelijnsadvisering. Na het samengaan van de voorlichtingstaken van het IMK gaat de advisering blijkbaar verder. Dat is een probleem voor andere marktpartijen. De grens van de advisering dient te worden aangegeven. Wellicht is een verwatering van de profilering van de IC's onontkoombaar.
Gesteld wordt dat de verschuiving in de richting van meer collectieve activiteiten niet ten koste is gegaan van de individuele advisering. De cijfers geven echter anders aan. Het aantal collectieve voorlichtingsbijeenkomsten is gelijk gebleven. Het aantal deelnemende bedrijven is echter behoorlijk gedaald. Het aantal adviezen van meer dan één uur is gedaald van 7000 naar 5700. Gaat het een niet ten koste van het ander? Het centraal kantoor coördineert te weinig, zodat verschillende centra vergelijkbare methodieken ontwikkelen en te weinig gebruik van elkaars specifieke kwaliteit maken. De landelijke antennefunctie blijkt wat zwak te zijn.
Het rapportcijfer van het EIM van 7,4 wordt als redelijk beschouwd, maar 7,6 blijkt een goede score te zijn. De afhandeling van klachten heeft aandacht nodig, want 77% van de klachten wordt niet naar tevredenheid opgelost.
Er is geen relatie tussen de duur van de behandeling van de klant door het IC en het resultaat. De kennisintensiviteit neemt toe bij bedrijven die gebruikmaken van een IC, onafhankelijk de lengte van de behandeling. Dat pleit ervoor, de behandelingen kort te houden.
Slechts 8% van de klanten komt uit de bouwnijverheid. Daaraan dient aandacht besteed te worden.
De heer Van Walsem was het ermee eens dat geen subsidie verstrekt kan worden voor de implementatie van nieuwe softwareprogrammatuur. Het is goed dat de aanvraagformulieren zijn aangescherpt. Een wat klantvriendelijker benadering van Senter zou niet misstaan. Waarom heeft de minister afgezien van een gezamenlijke richtlijn voor softwaresubsidie?
Leiden de problemen in de Europese Commissie ten aanzien van Philips tot vertraging?
De heer Van Walsem was tevreden met het inbouwen van de effectrapportage op het gebied van innovatie in de bedrijfseffectentoets.
Op de algoritmen kon tot op heden geen octrooi worden aangevraagd. In de VS doet men dat nu wel op softwaregebied. Het aanvragen van octrooi door grote bedrijven kan een rem opleveren op innovatie. Men noemt dat in de VS een softwarepatentcrisis. Wellicht is het beter om terug te keren naar de oude situatie.
Op internationale samenwerking wordt in de rapportage niet ingegaan. De AWT verwijst naar Duitsland, waar voor internationale samenwerking een hoger subsidiebedrag mogelijk is dan voor nationale samenwerking tussen bedrijven. De minister geeft niet aan of hij internationale samenwerking wil subsidiëren.
Mevrouw Van der Hoeven (CDA) wees erop dat technologiebeleid een kwestie van lange adem is. In reactie op de opmerking van de heer Van Walsem achtte zij het van belang dat ook voor software octrooi aangevraagd kan worden als dat ook in concurrerende landen gebeurt. Wat is de visie van de minister op dat punt?
Kan de minister het verbetertraject aangeven voor de IC's?
De nieuwe voorzitter van MKB-Nederland heeft uitgesproken dat ten gevolge van de marktwerking een verzwaring van regelgeving en van administratieve lasten optreedt. Dat was niet de bedoeling. Kan daarover helderheid worden verschaft?
In de nieuwe insteek van WVA/S&O ten aanzien van de positie van softwareprojecten wordt helder aangegeven wat wel en wat niet mogelijk is. Dat is een stap in de goede richting.
Het is goed dat de innovatie-effectrapportage onderdeel is van de bedrijfseffectrapportage. In de memorie van toelichting van een relevant wetsvoorstel dient kenbaar te worden gemaakt of en, zo ja, op welke wijze een dergelijke toetsing heeft plaatsgevonden.
Het AWT-advies geeft de indruk dat de samenwerkingsrelaties op innovatiegebied de kop in worden gedrukt. Uit onderzoek van het Economisch instituut voor het MKB blijkt dat juist technologische samenwerking de concurrentiepositie versterkt. Mevrouw Van der Hoeven maakte zich zorgen over het standpunt van de EC, waardoor de samenwerking toch onder druk komt te staan. Er is een zekere spanning in het beleid. Het binnen de mededingingsregels propageren van samenwerking, hetgeen leidt tot een versterking van de positie van het Nederlandse bedrijfsleven, strookt niet altijd met de in Europa gevolgde lijn, waarin samenwerking al snel wordt verboden of aan regels wordt gebonden.
Kan de minister aangeven wat de uitkomst is van de procedure van de EC voor steunverlening aan Philips? Wat is de uitkomst van het overleg inzake het LCD-project? De verwachting is dat dit wordt goedgekeurd, maar tegen een lager subsidiepercentage en met een herziene projectbegroting. Wat zijn de consequenties daarvan voor het te besteden bedrag van 100 mln., zoals in de brief van 10 november wordt voorgesteld?
Er verschijnen tegenstrijdige berichten over technologie. Enerzijds wordt gesteld dat technologische samenwerking de concurrentiepositie versterkt en anderzijds wordt gesteld dat innovatiebeleid nattevingerwerk is.
Het antwoord van de minister van Economische Zaken
De minister was blij dat door alle woordvoerders het belang is benadrukt van een actief technologiebeleid. Er is de laatste anderhalf jaar hard gewerkt aan de totstandkoming per 1 januari 1998 van de fusie tussen IC's en IMK. Door voorlichting en advisering dient er een vergroting van de strategische oriëntatie van het MKB plaats te vinden. Aan de integratie van het IC-netwerk en IMK ligt ten grondslag dat er ten aanzien van de primaire doelgroep niet te veel functionele specialisaties moeten plaatsvinden. Innovatie mag niet worden losgekoppeld van marketing en financiering. Het belangrijkste doel is de bewustwording op het gebied van marketing, innovatie enzovoorts. Het netwerk verstrekt globale adviezen en voor specifieke adviezen wordt doorverwezen. Bepaalde voorzieningen dienen aan de markt overgelaten te worden. Het netwerk maakt de MKB-ondernemers rijp voor een meer commercieel adviestraject. In de subsidievoorwaarden is vastgelegd dat de adviesduur per ondernemer beperkt moet blijven tot zestien uur per jaar. Uit de evaluatie blijkt dat dit in de praktijk minder is, zo'n drie uur. Slechts 2% van de gegeven adviezen duurt langer dan acht uur.
Uit analyse blijkt dat de IC's het MKB in zijn volle breedte bedienen, met klanten in de industrie en in de dienstverlening. In 55% van de gevallen gaat het om bedrijven uit het MKB met minder dan tien werknemers. Zowel bij de beoordelaars als bij de doelgroep is de perceptie dat de IC's met name voor grotere bedrijven bedoeld zijn. Het netwerk moet dat verkeerde beeld door gerichte communicatie wegnemen. Het gaat echter om een lastig te bereiken doelgroep. Daaraan moet dan ook veel aandacht worden besteed.
De groep bedrijven die vernieuwingsgezind en actief is, is licht oververtegenwoordigd in het klantenbestand van de IC's. Zij worden (reactief) geholpen, maar er hoeven geen acties op gericht te worden. Een andere groep bedrijven zal nooit bereikt worden, omdat er geen belangstelling is voor vernieuwing of wellicht aversie tegen door de overheid gesubsidieerde instanties bestaat. Soms dwingt de aard van de business hen ook niet, zich hierin te verdiepen. EZ zet in op bedrijven waar veel te halen is. Het netwerk wordt daarop ook beoordeeld. De fusie is van belang voor professionalisering, het benutten van schaalvoordelen, het doordenken van marketing, de ontwikkeling van producten op één plek, enzovoorts. De doelstellingen zullen regelmatig worden geëvalueerd.
Het IC heeft het EIM heeft om een vervolgonderzoek met betrekking tot klanttevredenheid gevraagd, met als doel, meer inzicht te krijgen in de regionale verschillen in de doelgroepontwikkeling. De regio's moeten gebruikmaken van elkaars ervaring. Er worden onder andere prestatiemetingen verricht. Er is sprake van een meer professionele aanpak.
De besturen van IMK en de regionale IC hebben ingestemd met de fusieakte en de statuten. Tot mei 1997 is gewerkt aan het opstellen van een blauwdruk voor het nieuwe netwerk. Het streven is erop gericht, een slagvaardigere organisatie tot stand te brengen. Het zal enige tijd duren voordat de cultuurverschillen tussen de IC's en het IMK zijn verdwenen. Het bestuur en de directie hebben daarin een belangrijke taak. Dat geldt ook voor de regionale aanhechting. Er is regelmatig contact tussen EZ en de leiding van de organisatie.
Collectieve acties mogen niet ten koste gaan van individuele acties. Het nieuwe netwerk leent zich ervoor om de collectieve acties beter op te zetten. Het past in de missie van het netwerk om het MKB bewust te maken. Er is dan ook sprake van een budgetverschuiving. In de directe prestaties ten behoeve van de ondernemers zijn nog verbeteringen aan te brengen. Men dient klantgerichter te zijn.
De minister onderschreef de constatering van de heer Van Walsem dat er geen verschillen zijn tussen lange en korte adviestrajecten. Je kunt echter niet de conclusie trekken dat korte advisering dan even succesvol is. De conclusie kan ook zijn dat er advisering op maat wordt geleverd. Het is zeker geen teken van inefficiency.
De innovatietoets wordt geïntegreerd in de bedrijfseffectentoets. Er wordt veel tijd besteed aan contacten met andere departementen in het kader van de bedrijfseffectentoets. De interventietaak van EZ is bijzonder bewerkelijk. Er wordt sinds de MDW-exercitie de facto volgens het Deense model gewerkt. EZ beziet zo nodig de uitwerking van weten regelgeving en intervenieert.
In reactie op de suggestie van mevrouw Van der Hoeven om in meerdere memories van toelichting de bedrijfseffectentoets op te nemen, wees de minister erop dat een minister zelf beslist hoe zijn memorie van toelichting er uit ziet. Een Kamerbreed verzoek, is echter behulpzaam.
De minister had niet de indruk dat er in de EC anders over samenwerking wordt gedacht dan in Nederland. De onderzoeksprogramma's, Eurekaprogramma's en überhaupt de filosofie achter het vierde onderzoeksprogramma zijn mede gericht op samenwerking. Problemen met de EC zijn er eerder ten aanzien van de technologieprojecten, zoals die van Philips. Het probleem met Brussel is dat er een nadere interpretatie is gegeven van het zogenaamde onderzoek- en ontwikkelingssteunkader, die ertoe leidt dat er bij projecten in Europees verband kritischer wordt gekeken naar de afstand tot de markt en de additionaliteit. Aannemelijk moet worden gemaakt dat zonder R&D ondersteuning niet plaatsvindt. Dat is lastig, omdat er sprake is van interactieve processen tussen activiteiten dicht bij de markt en activiteiten die met fundamenteel onderzoek te maken hebben. Brussel is daar ook nog niet geheel uit. Het is ook niet gemakkelijk om aan te tonen dat onderzoek additioneel is. De heer Van Miert wil steun aan R&D zodanig vormgeven dat controle mogelijk is. Er mag geen sprake zijn van verkapte steunverlening. Dat is overigens ook een nationaal belang. Samenwerkingsprojecten over de grens hebben in Brussel een duidelijke pre.
De naamgeving WVA/S&O is niet hanteerbaar. Voor een naamswijziging is echter wetswijziging nodig. Vanaf heden zal de commerciële naam WBSO gebruikt worden.
De eerste ervaringen met de formulering en de fraudebestendigheid van het aangepaste vragenformulier zijn positief. De antwoorden geven beter inzicht in het project, waardoor de beoordeling gemakkelijker is. Het aandeel softwareprojecten in de toegekende S&O-loonsom is over 1997 16,3%. In de rapportage van oktober 1997 was dat nog 15,5%. Bedrijven konden alsnog de technische nieuwheid van hun projecten in de bezwaarfase aantonen, waardoor het percentage iets gestegen is. Het aandeel ligt nog onder het CBS-cijfer van het aandeel R&D op softwaregebied in Nederland van 18% in 1995. Dat percentage dient nog verder te stijgen. Op dit moment zijn er ruim duizend softwareprojecten afgewikkeld. Het toekenningspercentage ligt nu ruim boven de 90, waaronder ook pure programmatuurprojecten, een categorie die in 1997 nog massaal werd afgewezen. Het percentage zal nog enigszins dalen omdat er nog een aantal lastige projecten openstaat. Er zal echter een beter resultaat worden behaald dan in 1997, want kansloze softwareprojecten worden niet meer ingediend. Vorig jaar is bij een aantal adviseurs het beeld ontstaan dat men aanvragen kon indienen op grond van de gedachte «nooit geschoten, is altijd mis». De voorlichtingscampagne is erop gericht, geen kansloze projecten in te dienen. De procedures lopen beter. In het geval van afwijzing kan beter worden aangesloten bij de inhoud van het project. Als de beoordelaar een afwijzing overweegt, neemt hij contact op met de aanvrager. Er wordt vooruitgang geboekt op het punt van efficiency en klantvriendelijkheid.
Er wordt samengewerkt met behoud van eigen verantwoordelijkheden. FENIT behartigt de belangen van de doelgroep. Er is afgesproken dat FENIT betrokken wordt bij de evaluatie van de afgewezen projecten over 1998, zodat de deskundigheid van FENIT, met die van een aantal andere sectordeskundigen, benut wordt.
De minister zegde toe meer informatie over de Philipsprojecten te zullen verstrekken. 20% van de totale R&D vindt plaats bij Philips. Een bedrag van 100 mln. lijkt veel, maar deze onderneming neemt nu eenmaal een groot deel van R&D voor haar rekening.
Er zijn nog twee projecten in Brussel in procedure. De overige projecten zijn goedgekeurd. Het steunpercentage voor het LCD-project is gedaald, ook als gevolg van overleg met Brussel. De projectkosten lagen in 1995 en 1996 hoger dan de aanvankelijke planning. Gecombineerd met het nieuwe lagere steunpercentage leidt een en ander tot een hoger absoluut steunbedrag. De goedkeuring heeft geen consequenties voor het totale bedrag van 100 mln.
De subsidiepercentages voor projecten zijn gekoppeld aan twee categorieën onderzoek en niet aan de vraag of het een nationaal of een internationaal project is. Brussel heeft plafonds voor steun voorgeschreven. Ook Duitsland moet zich daaraan houden. Nederland subsidieert alleen Nederlandse partijen in internationale samenwerkingsverbanden. De minister zegde toe, uit te zoeken hoe het precies zit.
Het door de heer Van Walsem genoemde ESB-artikel blijkt niet te kloppen. De heer Schneider heeft gelijk dat men voorzichtig moet zijn bij het vergelijken van macro-R&D-cijfers. Zijn stelling is juist dat die invalshoek fout is en dat correctie voor de sectorstructuren dient plaats te vinden. R&D-intensiteiten verschillen per sector. Maar ook na correctie is er op basis van de cijfers van 1995 een deficit van ruim 1 mld. Het percentage R&D van het nationale inkomen loopt nu weer op. Het is echter geen mythe, zoals de heer Schneider stelt, dat er ook na correctie een R&D-deficit is.
Bij internationale vergelijkingen, die worden opgesteld via de OECD, is de afstemming van de statistieken een probleem. Er is nog altijd een timelag van drie, vier jaar. EZ ondersteunt een project dat erop is gericht, sneller globale inzichten te verkrijgen.
In de bouwnijverheid wordt veel te weinig aan innovatie gedaan. Dat is mede het gevolg van een groter structureel probleem. De sector heeft behoefte aan professionalisering, kwaliteitsbeleid en concurrentie. Er wordt overleg gevoerd om daarin verbetering aan te brengen. Bepaalde segmenten in de bouw moeten innovatiegericht worden gemaakt. Het MKB moet een grote kwaliteitsslag kunnen maken als de markt haar regionale of nationale karakter verliest.
De minister wees erop dat hij regelmatig overleg heeft met de voorzitter van MKB-Nederland, waarin hij zijn uitspraak over de administratieve lasten aan de orde zal stellen. De minister volgde de stellingname van mevrouw Van der Hoeven ten aanzien van de octrooibaarheid van logaritmen. Als men geen octrooi kan aanvragen, zullen bedrijven daarin minder investeren. De basiskennis is generiek, maar voor combinaties moet octrooi mogelijk zijn.
Samenstelling: Leden: Mateman (CDA), Blaauw (VVD), Van der Vlies (SGP), H. Vos (PvdA), voorzitter, Van Gelder (PvdA), Smits (CDA), Ter Veer (D66), G. de Jong (CDA), Leers (CDA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Hessing (VVD), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), Van der Ploeg (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66), Hofstra (VVD), Wagenaar (PvdA).
Plv. leden: Ten Hoopen (CDA), Van Rey (VVD), Van Middelkoop (GPV), Woltjer (PvdA), Sterk (PvdA), De Haan (CDA), Ybema (D66), Wolters (CDA), Lansink (CDA), Terpstra (CDA), Weisglas (VVD), Verbugt (VVD), Meyer (groep-Nijpels), M. B. Vos (GroenLinks), Bakker (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Klein Molekamp (VVD), Witteveen-Hevinga (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Verspaget (PvdA), Adelmund (PvdA), Roethof (D66), Passtoors (VVD), Feenstra (PvdA), Poppe (SP).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-23732-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.