23 727
Rwanda

nr. 25
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 8 oktober 1996

Naar aanleiding van het verzoek van kamerlid Verspaget (PvdA) tijdens het ordedebat van 2 oktober jl.1, om een voortgangsnotitie over het Internationaal Rwanda Tribunaal, willen wij u bij deze op de hoogte stellen van de huidige stand van zaken met betrekking tot het Tribunaal. Hierbij wordt ook verwezen naar de brief van de tweede ondergetekende van 30 mei jl. (23 727, nr. 22) over zijn bezoek aan Rwanda waarin u tevens geïnformeerd werd over het Rwanda Tribunaal.

Het IRT heeft thans 21 personen officieel in staat van beschuldiging gesteld. Hiervan bevinden zich 11 mensen in hechtenis, waarvan 4 in Arusha. Onder deze 4 bevindt zich Obed Ruzindana, die zeer recentelijk in Nairobi gearresteerd werd. Van de verdachten die buiten Rwanda gearresteerd zijn (Kameroen (4), Zwitserland (1), België (1) en de VS (1)) zal volgens het IRT in Den Haag op zeer korte termijn uitlevering plaatsvinden aan het Tribunaal. In dit verband heeft voor het IRT de uitlevering van de ex-Kabinetschef van de Minister van Defensie Bagasora vanuit Kameroen, een van de belangrijkste hoofdverdachten, prioriteit.

Het eerste proces dat vorige week gestart werd tegen de voormalige burgemeester van Taba, Jean-Paul Akayesu, is inmiddels met één maand uitgesteld omdat de advocaat te weinig tijd gehad zou hebben om zich voor te bereiden. Het tweede proces, dat voor volgende maand voorzien was, is uitgesteld tot maart 1997 wegens ziekte van de beklaagde Georges Rutaganda. Openbaar Aanklager Goldstone heeft verklaard dat hij niet verwacht dat er in 1996 al vonnissen uitgesproken zullen worden. Overigens is Openbaar Aanklager Goldstone per 1 september opgevolgd door de Canadese rechter mw. Arbour.

Voor wat betreft de voortgang van de onderzoeken van het IRT geldt dat deze nog steeds belemmerd worden door een tekort aan rechercheurs en materiële middelen.

De totale, door de VN goedgekeurde, begroting voor het Tribunaal voor 1996 bedraagt 38 770 990 dollar. Nederland draagt in totaal (voor 1995 en 1996) voor 7 miljoen dollar bij, waarvan 3,9 miljoen voor de inzet van rechercheurs. Nederland heeft onlangs het contract met de VN voor de uitzending van rechercheurs ten behoeve van het Tribunaal met 1 jaar verlengd. Het betreft hier een contingent van 21 rechercheurs, waarin ook enkele Canadezen opgenomen zijn. Deze zijn vanwege hun kennis van de Franse taal geworven.

Daarnaast heeft tweede ondergetekende tijdens zijn laatste bezoek aan Rwanda een contingent van Afrikaanse rechercheurs toegezegd, waarvan er inmiddels 6 aan het IRT zijn voorgedragen en geaccepteerd zijn. In hogergenoemde brief van 30 mei jl. aan u wordt vermeld dat ook de VS een contingent van 10 onderzoekers beschikbaar zouden stellen (zie pag. 8). De huidige personele inzet van de VS bestaat uit 13 personen waarvan 2 onderzoekers, 2 vertalers, 4 advocaten, 5 analysten en 1 wetenschappelijk adviseur.

Ook het gebrekkige management van het IRT vanuit zowel Arusha en Kigali als vanuit het VN-secretariaat te New York belemmert het Tribunaal. Dit bleek onder andere uit de beslissing van het IRT in Arusha om de in augustus gearriveerde Canadese rechercheurs op non-actief te stellen vanwege onterechte onduidelijkheid over hun status. Deze zaak is inmiddels opgelost. Dezerzijds is de VN er in een brief op gewezen dat bureaucratische procedures het functioneren van het Tribunaal hinderen en het negatieve beeld van het IRT kunnen versterken.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

J. P. Pronk


XNoot
1

Zie Handelingen II nr. 3, vergaderjaar 1996–1997.

Naar boven