23 727
Rwanda

nr. 17
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 2 juni 1995

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 3 mei 1995 overleg gevoerd met minister Van Mierlo van Buitenlandse Zaken en minister Pronk voor Ontwikkelingssamenwerking over de situatie in het vluchtelingenkamp Kibeho in Rwanda (23 727, nr. 14).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Van den Bos (D66) was van mening dat hetgeen zich nu in Rwanda afspeelt niet los kan worden gezien van hetgeen in de kampen in de buurlanden gebeurt. Dat de situatie zich aldaar radicaliseert, achtte hij zeer verontrustend. Het is essentieel om de aanstichters van de genocide op te pakken en te vervolgen, dat wordt voorkomen dat zij van wapens worden voorzien, dat het rechtsstelsel en het overheidsapparaat zo goed mogelijk worden opgebouwd, dat de gevangenissen op peil worden gebracht en dat een vrije repatriëring mogelijk wordt gemaakt. Pas daarna leek het hem mogelijk om meer aandacht aan de ontwikkeling van het land zelf te besteden.

De recente gebeurtenissen in Kibeho hebben de minister voor Ontwikkelingssamenwerking er vrij snel toe gebracht om de machthebbers in Rwanda fors te beschuldigen, hetgeen hij enige tijd later enigszins heeft afgezwakt. Waar baseerde hij zijn aanvankelijke beschuldigingen op? Heeft hij niet te snel conclusies getrokken? Wat heeft zich afgespeeld tussen de dinsdag (toen de vluchtelingen vanuit vijf heuvels naar een heuvel zijn gedreven en daar zonder voedsel en drinken hebben moeten verblijven) en de zaterdag waarop de slachtpartij plaatsvond? In hoeverre is de internationale gemeenschap niet zelf mede verantwoordelijk voor de gebeurtenissen en schiet zij te kort in de zo dringend noodzakelijke hulpinspanning? Is het overigens niet vreemd dat Nederland na deze felle beschuldigingen toch wordt gevraagd om zitting te nemen in een commissie die het bloedbad moet onderzoeken?

Er is forse kritiek geuit op de rol van de VN-militairen ter plekke. Volgens hulporganisaties zouden zij te weinig hebben gedaan, met name op de dagen voorafgaande aan de zaterdagochtend en zouden zij verschillende waarschuwingen (zoals van Artsen zonder Grenzen en het Rode Kruis) niet ter harte hebben genomen. Wat hadden de VN-militairen naar de mening van de regering binnen het mandaat nog kunnen doen?

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft met de Rwandese autoriteiten nog gesproken over uitbreiding van het mandaat, eventueel gepaard gaande met vermindering van het aantal manschappen. Dat verbaasde de heer Van den Bos gezien de wens van de minister om de VN-werkzaamheden uit te breiden met grensbewaking, mijnopruiming, bewaking en uitbreiding van de gevangenissen. Is de Rwandese regering bereid tot een verlenging van het mandaat en wat zijn naar de mening van de regering nog de mogelijkheden om de VN-aanwezigheid in Rwanda op korte termijn uit te breiden?

De verschillende rapporteurs zijn er niet in geslaagd een eenduidig beeld van de mensenrechten te schetsen. Ziet de regering mogelijkheden om het monitoren van de mensenrechten beter op elkaar af te stemmen?

Achten de bewindslieden het mogelijk om binnen redelijk korte tijd het rechtsapparaat adequaat te herstellen c.q. op te bouwen? Iets is weliswaar altijd beter dan niets, maar dat heeft zeker als het gaat om de rechtspraak wel grenzen: heel slechte rechtspraak is niet veel beter dan helemaal geen rechtspraak. Is het ook niet mogelijk om noodgevangenissen op te zetten?

Een deel van de toegezegde ontwikkelingshulp, nl. dat wat via de Rwandese regering loopt, is opgeschort. Betreft dat ook hulp bij het opzetten van het rechtsstelsel of bij de repatriëring? Zo ja, dan leek dat de heer Van den Bos zeer onwenselijk, omdat deze aspecten toch voorwaarden zijn voor een verdere stabilisatie. Op welke termijn acht de regering hervatting van deze hulpverlening mogelijk? Aan welke voorwaarden zou naar haar mening dan moeten zijn voldaan? Is het niet mogelijk om die financiële hulp gefaseerd te geven, afhankelijk van de ontwikkelingen in Rwanda?

Het leek de heer Van den Bos voor de komende periode essentieel om de gevaren zoveel mogelijk te bezweren. Daarvoor zou de hulp van Nederland en de andere donorlanden ten minste op peil moeten worden gehouden. Er zou ook een beleid moeten worden ontwikkeld waardoor in de kampen in de buurlanden de radicalisering zo veel mogelijk wordt bezworen. Het is niet uitgesloten dat vanuit die kampen, die vaak als modelkampen worden afgeschilderd, een nieuwe machtsovername wordt voorbereid.

Ook de heer Verhagen (CDA) was geschokt door de massaslachting in Kibeho, waarmee de mogelijkheden tot verzoening en vrijwillige terugkeer van vluchtelingen uit de buurlanden verder weg lijken te liggen dan ooit. Een en ander kan ook heel goed zijn weerslag vinden in de ontwikkelingen in Burundi. Met de Nederlandse regering stelde hij de Rwandese regering verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en de veiligheid in Rwanda en derhalve tevens voor het optreden van het regeringsleger. In die zin verbaasde hem de opstelling van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking die verleden week in de media de verwachting uitsprak dat de hulp aan Rwanda op korte termijn zou kunnen worden hervat, maar dat eerst meer duidelijkheid moest worden verschaft over de toedracht en de verantwoordelijkheid van de Rwandese regering. In zijn eerste reactie op de gebeurtenissen in Kibeho stelde de minister dat het volgens hem ging om een massaal voorbereid plan en geen incident. In zijn brief aan de Kamer d.d. 26 april jl. was hij veel minder stellig en in Washington gaf hij er blijk van er anders tegen aan te kijken. Waarom al die wijzigingen in standpunt? In eerdere discussies heeft de minister zijn vertrouwen uitgesproken in de regering van Rwanda. Werd met zijn eerste reactie op de gebeurtenissen in Kibeho dat vertrouwen ook opgezegd of gaf hij er met zijn verwachting dat de hulp spoedig zou kunnen worden hervat blijk van dat de Rwandese regering wel zijn vertrouwen geniet en dat haar verklaring wel eens juist zou kunnen zijn, ondanks het feit dat het onderzoek nog niet is afgerond? De CDA-fractie was in ieder geval van mening dat er op dit moment onvoldoende aanleiding bestaat om terug te komen op het besluit om de directe steun aan de Rwandese regering op te schorten.

De CDA-fractie ondersteunt de snelle veroordeling van de Nederlandse regering en haar besluit om de directe steun aan de Rwandese regering op te schorten. Humanitaire hulp moet worden voortgezet omdat die kan bijdragen aan vermindering van de oplopende spanning en radicalisering. Het probleem is dat meer hulp en aandacht lijken uit te gaan naar terugkerende Rwandese Hutu's en minder naar de overlevenden van de genocide van zo'n jaar geleden, de Tutsi's. Ook moeten vredesinitiatieven worden ondersteund waarvan, zij het in bedekte vorm, toch ook in kampen sprake is. Vredeseducatieprogramma's kunnen daarbij doelmatig werken. Gelet op de oorzaken van de radicalisering is alleen humanitaire hulp niet voldoende, maar moet ook aandacht worden besteed aan een eerlijke rechtsgang voor de schuldigen van de genocide van een jaar geleden. Opschorting van de ondersteuning van de justitiële sector zou dan ook wel eens een averechtse uitwerking kunnen hebben.

De heer Verhagen had het gevoel dat de gebeurtenissen in Kibeho het topje van de ijsberg laten zien. Hulptoezeggingen via het UNDP-trustfund, zoals voor de bijdragen in ambtenarensalarissen, zouden zijns inziens opgeschort moeten blijven. Een gecoördineerd gezamenlijk Unie-optreden leek hem van groot belang. Er moet druk op de Rwandese regering blijven worden uitgeoefend om zo te proberen een einde te maken aan o.a. de voortdurende omsingeling en uithongering van de overgebleven 1000 vluchtelingen in Kibeho. De VN kan bijdragen aan de veiligheid van de kampen en de terugkerende ontheemden en kortom aan eerbiediging van de mensenrechten. Wat dat betreft, moet ook zorg worden gedragen voor een goede monitoring.

Het gegoochel, meer de koehandel, met het aantal slachtoffers stuitte de heer Verhagen nogal tegen de borst, te meer omdat het erop lijkt dat daarmee wordt gepoogd het gebeuren in Kibeho enigszins te bagatelliseren. De schattingen lopen uiteen van 300–8000. Waarom gaat de regering blijkens haar brief uit van 800–2000, terwijl de mensen ter plekke volgens hun mededelingen maar zijn gestopt bij 4500! Het is een goede zaak dat er een onafhankelijk onderzoek wordt ingesteld, waarbij ook de rol van de in de kampen aanwezige Hutu-milities dient te worden betrokken en moet worden bezien of er inderdaad sprake was van een vooropgezet plan. Nadat de mensen bijeen waren gedreven en geen voedsel en water meer kregen, moest het toch wel uit de hand lopen?

Naar de mening van de CDA-fractie dient ook een onderzoek te worden ingesteld naar het optreden van de VN. Op grond van het mandaat (zie resoluties 918 en 965) had de VN toch wel degelijk kunnen ingrijpen? In folders die de VN in Rwanda heeft verspreid, heeft zij de ontheemden ook enige mate van bescherming gesuggereerd. Verschillende hulporganisaties hebben felle kritiek op de VN geuit en vragen zich af, waarom de VN toen de omsingeling tegen de afspraken met de regering in toch plaatsvond niet krachtig heeft geprotesteerd en ook niet tegen het onthouden van voedsel en water? Waarom zijn er niet meer VN-soldaten naar Kibeho gestuurd toen werd gewaarschuwd voor deze onhoudbare situatie? De geloofwaardigheid van de VN komt onder grote druk te staan als VN-militairen toekijken hoe Hutu-extremisten de kampbevolking terroriseren en ervan weerhouden naar hun land terug te keren en vervolgens ook toekijken bij het afslachten van weerloze burgers door het regeringsleger. Indien de VN haar mandaat door het ontbreken van instemming van de betrokken partijen niet naar behoren kan uitvoeren, is enige scepsis ten opzichte van deze vredesoperatie niet vreemd. Begin juni loopt het huidige mandaat af. Hoe beoordeelt de regering de mogelijkheden van verlenging ervan? De heer Verhagen sprak de hoop uit en wees op de noodzaak dat de Rwandese regering uitvoering van dat mandaat wel goed mogelijk maakt.

Mevrouw Dijksma (PvdA) wees allereerst op het rapport van de VN waaruit blijkt dat de volkerenmoord op de Tutsi's door de Hutu's gepland, gecoördineerd en systematisch is georganiseerd. Onder de ogen van VN-militairen heeft er in Kibeho een slachting plaatsgevonden onder de daar aanwezige Hutu-vluchtelingen nadat het regeringsleger de vluchtelingen bijeen heeft gedreven en met geweld uit het kamp heeft gedreven. Daarna begonnen onmiddellijk de speculaties over het aantal doden dat met name door de Rwandese regering nogal werd gebagatelliseerd, hetgeen opnieuw tot grote verontwaardiging van de in Rwanda aanwezige hulporganisaties leidde. Er is veel over gezegd en het is dan ook goed dat er een onderzoek wordt ingesteld naar de eventuele betrokkenheid van de regering van Rwanda bij dit bloedbad.

Zij achtte het juist dat direct na de gebeurtenissen in Kibeho de directe Nederlandse hulp aan de Rwandese regering is gestopt. Welke rol de Rwandese regering ook heeft gespeeld, duidelijk is dat als zij dat bloedbad al had willen voorkomen zij geen of te weinig macht heeft over haar eigen leger. De discussie over het aantal doden is in zeker opzicht zinloos, want 300, 2000 of 8000 doden, een mensenleven is in Rwanda kennelijk niets waard.

Kernvraag is: hoe nu verder? De noodhulp die via de verschillende hulporganisaties direct bij de bevolking terecht komt, is van groot belang en mag dan ook niet stoppen. Discussies over het opzetten van een tribunaal, versterking van het justitiële apparaat, de teruggave van verloren eigendommen, het organiseren van een regionale conferentie, het verplaatsen naar de kampen naar het binnenland, het stopzetten van wapenleveranties aan de Hutu's, verscherping van het toezicht op de vluchtelingen, enz. zijn zeker noodzakelijk, maar alles kan pas enige zin hebben als het moorden stopt en de veiligheid van de mensen in Rwanda wordt gegarandeerd. Welke rol kan en wenst de VN daarbij te spelen? Als een VN-contingent aanwezig is om de vluchtelingen te beschermen, tast het toch zeker de geloofwaardigheid van de VN aan als zij moet toekijken hoe vluchtelingen worden gedood door het Rwandese leger, zeker als dat geweld zo voorspelbaar was. Blijkbaar heeft de VN ondanks alle alarmerende berichten rondom Kibeho het niet nodig geacht om het aantal militairen aldaar te vergroten. Is het de regering bekend waarom daartoe niet is overgegaan? Als het huidige mandaat de VN inderdaad met handen en voeten bindt aan de huidige regering van Rwanda, is dat dan geen reden om dat mandaat spoedig te herzien?

De Veiligheidsraad zal nu een duidelijke keuze moeten maken: of de VN is met een voldoende ruim mandaat en met genoeg mankracht en wapens aanwezig om de burgers te beschermen of de aanwezigheid van het VN-contingent blijft een loos gebaar. Is de Nederlandse regering bereid bij de VN aan te dringen op versterking van het mandaat en het VN-contingent en, zo ja, hoe?

Mevrouw Dijksma achtte het duidelijk dat de zittende Rwandese regering bij een meerderheid van de bevolking geen vertrouwen geniet, zij het wellicht wel bij degenen die nu nog in Rwanda wonen; maar zijn dat niet vooral Tutsi's die recentelijk uit o.a. Burundi, Zaïre en Uganda zijn teruggekomen? Een oplossing binnen de regio lijkt ook nu op korte termijn niet haalbaar, want de situatie in de omliggende landen is of niet stabiel of er wordt beweerd dat zij partijdig zijn.

Heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking tijdens zijn laatste bezoek in april ook contact gehad met de zogenaamde gematigde Hutu's binnen en buiten de regering? Via dit soort contacten zou Nederland in ieder geval kunnen proberen om de dialoog tussen het bewind in Kigali en de Rwandezen in ballingschap in stand te houden.

Mevrouw Dijksma herinnerde ten slotte aan het laatste algemeen overleg over Burundi waarin de mogelijkheid werd geopperd van verkenning van de situatie aldaar door vijf militairen en een medewerker van het ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking en vroeg of daartoe al is overgegaan.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks) vond de eerste reactie van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking op de afschuwwekkende gebeurtenissen in Kibeho zeer terecht. Ook zij vroeg zich af, wat de zin is van de koehandel met het aantal slachtoffers; het feit op zich is en blijft dat het regeringsleger van Rwanda op onschuldige vluchtelingen heeft geschoten en dat ook nog onder toeziend oog van de VN. Het mandaat van de VN spreekt over «bijdragen aan de veiligheid». Dat «bijdragen» kan op verschillende manieren worden geïnterpreteerd, maar haars inziens zeker niet als toekijken. Welke nieuwe stappen zijn naar de mening van de regering nog mogelijk om de geloofwaardigheid van de VN weer enigszins op te vijzelen?

Ook zij vroeg zich af wat de reden was van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking om enige tijd later iets van zijn aanvankelijk zo scherpe reactie terug te nemen.

De regering stelt dat zonder berechting van de plegers van de genocide een nationale verzoening niet mogelijk lijkt. Vervolgens spreekt zij de verwachting uit dat het internationale tribunaal waarschijnlijk slechts de hoofdschuldigen zal kunnen berechtigen. Mevrouw Sipkes vond het dan wel vreemd dat vrijwel iedereen in Rwanda gearresteerd lijkt te worden behalve die hoofdschuldigen. Welke initiatieven denkt de regering te nemen om hen, die veelal naar het buitenland zijn uitgeweken, voor het gerecht te krijgen?

Hoewel zij ervan overtuigd was dat zeer velen bloed aan hun handen hebben en zo mogelijk moeten worden vervolgd, voelde zij niet veel voor het bouwen van noodgevangenissen, omdat noodwoningen haar noodzakelijker lijken.

Alle aandacht is nu gericht op hulpverlening en te weinig op eventuele politieke oplossingen. Welke initiatieven ter zake zijn van de regering te verwachten? Heeft de minister tijdens zijn bezoek inderdaad contact gehad met de gematigde Hutu's? Het is van belang met hen in gesprek te blijven en te zoeken naar een betere oplossing. Zijn er ook al initiatieven voor een regionale bijeenkomst? Mevrouw Sipkes vond het overigens onbegrijpelijk dat er geen afdoende controle mogelijk blijkt op wapenleveranties, vooral die vanuit Oost-Europa naar Zaïre.

De regering verwacht dat de terugkeer vanuit de andere kampen met minder problemen gepaard zal gaan. Welke garanties zijn daarvoor?

Mevrouw Van der Stoel (VVD) kon zich voorstellen dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking niet alleen geschokt was over de gebeurtenissen in Kibeho, maar ook teleurgesteld na al zijn inspanningen om de Rwandezen een perspectief op een betere toekomst te bieden. Zij hechtte eraan op te merken dat het niet zo relevant is hoeveel slachtoffers er zijn. Je wordt er gewoon misselijk van als zo met aantallen wordt gesjoemeld. Daarmee wordt verdoezeld dat het erom gaat dat mensen om zeep worden geholpen door anderen die daartoe absoluut niet het recht hebben. Zij was het eens met de eerste reactie van de minister (een oorlogsdaad na de oorlog) en met de opschorting van de directe hulp aan de Rwandese regering. Onder welke voorwaarden zal die hulp kunnen worden hervat?

De demonstratie in Kigali waarover de media schrijven, maar waarvan niet zeker is of die wel of niet heeft plaatsgevonden, zou ook zijn bijgewoond door de Rwandese minister van defensie. Die demonstratie is begrijpelijk gelet op de beloften van de internationale gemeenschap, maar zou anderzijds kunnen worden gezien als het aloude instrument om de vijand buiten de deur te zoeken.

Wat wordt nu eigenlijk gedaan door de Organisatie van Afrikaanse eenheden, de OAE? Wat heeft de regering gedaan ter ondersteuning daarvan? In dit conflict wordt er weinig van vernomen, terwijl zij toch een belangrijke rol kan en zou moeten spelen bij de oplossing van dit regionale vraagstuk. Daarom is het ook van belang om een regionale conferentie te houden. Mevrouw Van der Stoel erkende dat dit niet gemakkelijk zal zijn, omdat ook op hoog niveau tussen de verschillende betrokken landen spanningen bestaan, maar wellicht zou Nelson Mandela kunnen worden aangezocht als onafhankelijke voorzitter. De VVD-fractie ziet in ieder geval geen oplossing in een zogenaamde thuislandendiscussie.

Uit de gebeurtenissen kan worden afgeleid dat de Rwandese regering die oogluikend heeft toegestaan, of dat zij de zeggenschap over het leger heeft verloren. Wat is de opvatting van de regering daarover? Het zal duidelijk moeten zijn wie in het land de baas is, want lang niet alle kampen zijn al ontruimd. Het gaat niet alleen om de terugkeer van de laatste vluchtelingen, maar ook van degenen die al veel eerder Rwanda zijn ontvlucht.

De regering stelt in antwoord op de schriftelijke vragen dat het Unamir aan mandaat en middelen heeft ontbroken. In juli zal er een nieuw mandaat aan de orde komen. Wat zijn de plannen van de regering, al dan niet in Unie-verband, om tot verlenging en aanpassing van het mandaat te komen?

Een goede democratische rechtsgang is inderdaad voorwaarde voor wederopbouw. Wat dit betreft, was mevrouw Van der Stoel van mening dat een leger geen arrestaties zou mogen verrichten. Voor een daadwerkelijke verzoening lijkt een tribunaal onmisbaar te zijn, maar dat heeft tot op heden onvoldoende resultaat geboekt. Probeert het kabinet, wederom in Unie-verband, het juridische systeem versneld te verbeteren en deskundigen aan te trekken om o.a. dat tribunaal goed te laten functioneren? Daarbij is het wel van belang dat de hoofddaders worden uitgeleverd. Worden betrokken landen aangesproken?

De terugkeer van oude en nieuwe vluchtelingen zal ongetwijfeld grote spanningen oproepen, o.a. bij het herkrijgen van oude bezittingen. Dat zou eveneens kunnen leiden tot een grote bevolkingsdruk in bepaalde gebieden van Rwanda. Welke initiatieven worden op dat punt ondernomen?

Antwoord van de regering

De minister van Buitenlandse Zaken constateerde dat zowel de Kamer als de regering geschokt is door de recente ontwikkelingen in Rwanda. De onderliggende problemen van de massaslachting van zo'n jaar geleden, blijken nog allerminst opgelost. Helaas zijn nieuwe geweldsuitbarstingen niet uitgesloten, ook elders in de regio.

In Kibeho zijn duizenden ontheemden omgekomen. Het werkelijke aantal zal waarschijnlijk beter door de onderzoekscommissie kunnen worden bepaald, maar de minister vond het wel degelijk verschil uitmaken of het nu een beperkt aantal of een gigantisch aantal is; daartussen zijn vele gradaties mogelijk. Hoewel hij moest toegeven dat naarmate het aantal groter wordt de gradaties minder belangrijk worden. Ook vanuit de Veiligheidsraad wordt nogal gematigde taal gebruikt en dat had zijns inziens een nogal opportunistische oorzaak.

Naast het gebruik van geweld door de regeringstroepen heeft het optreden van de Hutu-milities binnen de kampen provocerend gewerkt. Dat bemoeilijkt een helder beeld van de verantwoordelijkheid voor de gewelddadigheden. De doelstellingen van de Rwandese regering worden door Nederland ondersteund: verzoening en berechting. Dat lijkt de enige manier om de eenheid te herstellen en de steun van de bevolking te verkrijgen. De Nederlandse regering heeft geen beschuldiging uitgesproken, maar wel kritiek geuit op en stevig protest aangetekend tegen de wijze waarop de Rwandese regering gebruik heeft gemaakt van haar instrumenten, waaronder het leger, en heeft dat gedaan daags na de gebeurtenissen in Kibeho. Tegelijkertijd is besloten een deel van de directe steun aan Rwanda te temporiseren. Dat geldt niet voor de steun bij het streven naar nationale verzoening en berechting en uiteraard ook niet voor de humanitaire hulp, het grootste deel van de Nederlandse hulp aan Rwanda. De bedoeling van dat opschorten was om via een politiek signaal de Nederlandse protestnota substantieel te ondersteunen. Afhankelijk van de resultaten van het geplande onderzoek zal worden bezien of de steun weer kan worden hervat. Dat onderzoek zal ook antwoord kunnen geven op veel van de terecht gestelde vragen vanuit de commissie. De bewindsman hoopte met deze schets het beeld te hebben weggenomen dat er de laatste tijd iets in het standpunt van de regering is veranderd.

De minister vond het al te gemakkelijk om te berusten in de historische onvermijdelijkheid van etnische ontladingen op deze schaal in het gebied van de grote meren. De internationale gemeenschap is zijns inziens verplicht om al het mogelijke te doen om erger te voorkomen, maar de marges zijn wel heel smal. Nationale overheden zijn weliswaar gebrand op buitenlandse hulp, maar veel minder op buitenlandse bemoeienissen. De buurlanden van Rwanda verliezen hun geloof in wat steeds minder regionale leiders nog noemen het Arusha-vredesproces. Ze ondervinden veel schade van de aanwezigheid van talloze vluchtelingen binnen hun grenzen en hebben niet de capaciteit om dat probleem ook maar enigszins op te vangen. Ze sluiten zich letterlijk af voor de stroom behoeftigen die daar hun toevlucht hebben gezocht. Soms hebben de landen ook een «verborgen agenda» om te profiteren van de onrust in het gebied. Westerse landen worden vaak gewantrouwd of beschuldigd van afzijdigheid. In deze omstandigheden is de Nederlandse regering toch zeer actief te noemen. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft een frequent contact met de Rwandese en regionale leiders. Nederland doet wat het kan om Rwanda in staat te stellen zijn eigen problemen op te lossen: vredeshandhaving door de VN, deskundige hulp bij het onderzoek naar de genocide, hulp bij het inrichten van de staatsinstellingen, met name in de justitiële sector, enz. Of daarmee bloedige gebeurtenissen zoals in Kibeho kunnen worden voorkomen, hangt natuurlijk af van hetgeen de ontvangers met de hulp (kunnen) doen en van de mate waarin zij greep hebben op de beroeringen onder hun bevolking. In de huidige omstandigheden mag zeker niet worden gedacht dat nu gewapenderhand orde op zaken kan worden gesteld. De verantwoordelijkheid voor de gang van zaken in Rwanda ligt en blijft bij de Rwandese leiders en het Westen zal zich moeten beperken tot het aanbieden van middelen waarmee dat beleid succesvol kan worden gevoerd. Probleem daarbij is wel dat het kanaal waarop de internationale gemeenschap is aangewezen toch de VN is, terwijl die toch de laatste tijd het morele gezag in deze streek heeft verloren, o.a. omdat zij totaal afwezig was toen het grote trauma begon.

De VN is door de Rwandese autoriteiten van te voren niet op de hoogte gesteld van de datum waarop het ontheemdenkamp in Kibeho zou worden ontruimd. De VN stond daarbij dus voor een voldongen feit. Unamir-soldaten die ter plekke waren hebben binnen de grenzen van het mogelijke gedaan wat zij konden doen om mensen in veiligheid te brengen. Volgens de VN-woordvoerder bevonden zich oorspronkelijk slechts 100 man van het Zambiaanse contingent in Kibeho. Na het begin van de «sluitingsprocedure» zijn er zo'n 100 man bij gekomen. Unamir was geen toestemming verleend om de kampen te betreden om de gewonden te evacueren en de hulpverleningsorganisaties mochten geen water en voedsel distribueren. Dat leidde in ieder geval bij de regering tot de conclusie dat Unamir het mandaat noch de middelen had om in dergelijke omstandigheden actief geweld te verhinderen. Het is een operatie ex hoofdstuk 6 en niet ex hoofdstuk 7. Er staat wel «contribute to security and protection», maar dat wil niet zeggen dat daarbij alle middelen mogen worden ingezet. Als Unamir had willen optreden, had men moeten schieten op het Rwandese leger en dat is absoluut onmogelijk volgens hoofdstuk 6.

De bewindsman erkende dat de huidige positie van de VN in Rwanda zeer onbevredigend is, ook al omdat de autoriteiten er niet zo enthousiast over zijn. Het huidige mandaat loopt binnenkort af en er wordt al hard gewerkt aan een nieuw. Welk mandaat er ook komt, het is gewoon onmogelijk te garanderen dat gebeurtenissen zoals in Kibeho niet meer zullen voorkomen. De Nederlandse regering is in ieder geval van mening dat het mandaat niet alleen moet worden verlengd, maar ook moet worden uitgebreid met een grensbewakende taak tussen Rwanda en Zaïre en zo mogelijk bewaking van de gevangenissen en ontmijningsactiviteiten. Probleem is dat niet alle landen daarover hetzelfde denken. Vooral België en Frankrijk hebben problemen met uitbreiding van het mandaat. Grensbewaking kan ook worden opgevat als een scherm om mensen tegen te houden en vergt mensen die niet kunnen worden ingezet in het overige deel van Rwanda. De kans dat de Rwandese regering meer Unamir-soldaten toestaat is immers wel buitengewoon klein.

De Nederlandse regering is zeker van plan de kwestie Rwanda in de eerstvolgende Algemene Raad aan de orde te stellen, vooral ook omdat er verschillen van inzichten bestaan tussen enkele landen van de Unie. Zij is eveneens van plan om de OAE te activeren, maar men mag daar niet al te hooggespannen verwachtingen van hebben. Het is nog een jonge organisatie met wat weinig slagkracht. Binnenkort zal er wel een regionale conferentie plaatsvinden en het leek de bewindsman beter om de betrokken landen zelf uit te laten maken wie als voorzitter wordt aangezocht.

Nederland heeft al ca. 1 mln. dollar bijgedragen aan het tribunaal. De assistent-openbare aanklager, de heer Rakotomananet, is al met zijn onderzoek begonnen. Deze maand zullen er zes rechters worden aangewezen en de eerste veroordelingen worden in de tweede helft van dit jaar verwacht.

De bewindsman moest erkennen dat het wapenembargo voor Rwanda niet effectief is. Via Zaïre vindt er een uitgebreide wapenhandel plaats met elementen van de voormalige Rwandese regering en het voormalige Rwandese leger, waarschijnlijk voor het grootste deel vanuit Oost-Europa. De regering van Zaïre zou kunnen worden gevraagd of op het desbetreffende vliegveld waarnemers mogen worden gestationeerd. Vervolgens zullen bij overtredingen gezamenlijk diplomatieke demarches bij de betrokken landen moeten worden ondernomen. Het huidige wapenembargo slaat alleen op Rwanda. Er is bijvoorbeeld een grote behoefte aan tenten en uniformen. Die kunnen volgens het huidige embargo wel worden geleverd, hetgeen van groot belang is om het Rwandese leger in ieder geval herkenbaar te maken. Weliswaar is ooit eens gesproken over uitbreiding ervan, maar daardoor zou met name Zaïre worden getroffen dat toch een van de meest constructieve landen is. Het zou wel goed zijn om bijvoorbeeld transportmateriaal uit het embargo te halen, omdat daaraan eveneens zeer grote behoefte bestaat.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking betreurde het te moeten zeggen dat er voor de situatie in Rwanda zijns inziens voorlopig geen oplossing mogelijk is. Er zijn zo'n zes «tijdbommen» te onderkennen. In de eerste plaats is dat de situatie in de ontheemdenkampen in Rwanda. In de tweede plaats heeft de oplossing van de situatie in die kampen directe gevolgen voor de wijze waarop de situatie in de vluchtelingenkampen elders wordt aangepakt. De situatie aldaar wordt gecompliceerd door de wapenleveranties, de haatcampagne en het zeer grote aantal vluchtelingen op zich, nl. zo'n 2 miljoen mensen. In de derde plaats is er nog geen begin gemaakt met rechtspraak, door het tribunaal noch door de regering zelf. Het tribunaal is weliswaar door de VN opgezet, maar heeft er nog geen geld voor beschikbaar gesteld. Vandaar de Nederlandse bijdrage, opdat in ieder geval met enig onderzoek kan worden begonnen. In de vierde plaats is dat de situatie in de gevangenissen en in de vijfde plaats de situatie in Burundi die direct van invloed is op de situatie in Rwanda. De meest extreme positie, ook ideologisch gezien, hebben wel de Rwandese vluchtelingen in Burundi. Ten slotte kan de situatie in het leger zelf als een tijdbom worden gezien. Er is geen civilian rule in Rwanda. Beslissingen worden door het leger genomen en er bestaat in het land daarvoor nog een grote angst. Spoedige overdracht van de macht van het leger aan een burgerbewind is van het allergrootste belang, maar heeft in de praktijk tot op heden nog niet plaatsgevonden. De regering heeft geen macht, behalve dan de vice-president die wordt gezien als de bevrijder van het land. Verder heeft ook de partij de macht in handen. Die machtsstructuur is niet zo abnormaal zo direct na een oorlog, maar wel als die te lang bestaat. Tot nu toe is het leger zeer gedisciplineerd opgetreden, maar bij de verovering van het land heeft het vele burgers gerecruteerd en die hebben een iets andere optiek dan degenen die al eerder in het leger zaten. Bovendien worden de soldaten niet betaald en hebben ze onvoldoende voorzieningen. Het leger staat ten slotte onder toenemende invloed van extreme groepen, de militias.

De belangrijkste tijdbom is wel de situatie in de ontheemdenkampen. Al in december 1994 heeft de Rwandese regering kenbaar gemaakt dat zij al deze kampen wilde sluiten; geweldloos en geheel in overeenstemming met de VN, niet alleen de vertegenwoordiger van de VN of Unamir, maar ook de VN-instellingen die verantwoordelijk zijn voor de opvang van ontheemden in Rwanda zelf. Ondertussen is al een groot deel, met name in het centrum van het land, gesloten. Vice-president Kagame heeft daarover ook uitgebreid met de regering gesproken tijdens zijn laatste bezoek aan Den Haag. De Nederlandse regering heeft toen begrip uitgesproken voor dat streven, maar wel gevraagd waarom zo'n haast werd betracht, omdat er toch geen plek was voor degenen die men wilde arresteren. Die zogenaamde «operatie terugkeer» werd tijdelijk gestopt. Daarna is opnieuw geprobeerd eenieder vrijwillig te laten terugkeren naar de eigen dorpen, maar dat is onvoldoende gelukt.

De Rwandese regering heeft nooit onder stoelen of banken gestoken dat zij bleef streven naar ontruiming van de ontheemdenkampen. De bewindsman heeft daarover verschillende malen met de vice-president gesproken. Zelfs de datum, de 18e april, was bekend. Hij heeft er iedere keer opnieuw voor gepleit de operatie zonder geweld te laten verlopen en in overeenstemming met de VN uit te voeren, ook om de geloofwaardigheid geen geweld aan te doen en duidelijk gewaarschuwd voor de gevolgen als dat niet werd gedaan. Er lag een plan van de VN, de Rwandese ambtenaren en de NGO's gezamenlijk, maar dat vereiste nog enige uitwerking. De Rwandese regering wilde niet langer wachten met sluiting van het laatste kamp. Zij had daar ook wel redenen voor, want in Kibeho zat de groep die een grote verantwoordelijkheid had voor de genocide – de echt verantwoordelijken zitten in Naïrobi, Parijs en Brussel – en bovendien werden van daar uit moordcommando's uitgezonden naar Burundi. Andere kampen zijn in grote rust ontruimd, maar het laatste kamp, waarin de belangrijkste verantwoordelijken voor de genocide zaten, wenste zich niet vrijwillig over te geven en dat heeft geleid tot dit bloedbad.

De bewindsman had daarom alle reden om als eerste reactie zo fel uit te halen: «het was weliswaar goed voorbereid, maar u was ook gewaarschuwd en u heeft u toch niet gehouden aan uw toezegging om te werk te gaan in overeenstemming met de VN en zonder geweld.» Het als eerste afgeven van deze duidelijke politieke boodschap had naar zijn mening zeker geleid tot een terughoudender optreden van de Rwandese regering. Het Rode Kruis heeft toegang gekregen tot Kibeho om ook daadwerkelijke hulp te bieden. Het leger zal een onderzoek instellen en dat houdt toch ook een zekere erkenning in, want bij dergelijke onderzoeken die hiervoor plaatsvonden naar aangelegenheden waarbij het leger betrokken was, is nooit iets achtergehouden. Er is ook een internationale onderzoekscommissie ingesteld waarvoor landen zijn uitgenodigd die kritiek op de gang van zaken in Kibeho hebben uitgeoefend.

Nadien heeft de regering niets van haar veroordeling afgedaan, maar deze integendeel juist aangescherpt. De Rwandese regering heeft zich het laatste jaar altijd aan haar beloften gehouden en dat heeft ertoe geleid dat er veel is gedaan om haar ook politiek te ondersteunen. Vandaar o.a. het voorstel van Nederland voor het VN-Trustfonds. Dat zij zich nu niet aan haar afspraken heeft gehouden, verdiende naar de mening van de bewindsman een duidelijk politiek signaal. Tijdens zijn bezoek aan Rwanda in april had de bewindsman nieuwe toezeggingen gedaan die nog niet waren uitgewerkt in contracten. De uitwerking hiervan is opgeschort. Bovendien is Rwanda in Genève in januari jl. zo'n 11 mln. dollar toegezegd. De bewindsman verkeerde in de veronderstelling dat die toezegging al gestand was gedaan, maar op de maandag na Kibeho bleek hem dat dit niet het geval was vanwege nogal moeizame contractonderhandelingen daarover met de VN. Hij heeft daarom direct besloten om ook dat te temporiseren totdat er duidelijkheid is ontstaan. Op basis van het resultaat van dat internationale onderzoek dat over zo'n twee weken kan worden verwacht, zal worden bezien hoe verder te handelen. Uiteraard zal daarover overleg met andere donorlanden worden gevoerd en zal de Kamer daarover worden geïnformeerd.

Er is nooit gedacht aan opschorting van de noodhulp. Belangrijker is echter de wederopbouwhulp en de hulp bij het weer bewerkstelligen van recht en orde. De internationale gemeenschap zal daarvoor het voorbeeld moeten geven, allereerst via het tribunaal. Het justitiële apparaat is een zaak van de regering en je kunt dan ook niet in het algemeen stellen dat de directe hulp wordt opgeschort, want dan zou dat in die zin schade toebrengen aan die wederopbouw. Besloten is voorlopig geen algemene bijdrage meer te leveren aan het Trustfonds waarbij de Rwandese regering zelf de prioriteiten in de bestedingen kan stellen.

Behalve de Europese Commissie, België en Nederland gaan de landen die voorheen hulp gaven aan Rwanda daar gewoon mee door. Door directe opschorting van die hulp – dat is van verschillende zijden erkend is er sprake van terughoudender optreden. Nederland wil niet anders dan een gezamenlijk optreden van de donorlanden, maar zal niet overgaan tot hervatting van de hulp dan nadat het onderzoek resultaten heeft afgeworpen, vooral als de Rwandese regering uit de gebeurtenissen in Kibeho lessen trekt voor de toekomst. Echter, dan is slechts één van de zes tijdbommen geheel of gedeeltelijk gedemonteerd, de andere vijf liggen er nog steeds.

De minister van Buitenlandse Zaken voegde er nog aan toe dat de snelle en duidelijke reactie van Nederland de verhouding tussen de Rwandese en Nederlandse regering er alleen maar duidelijker op heeft gemaakt. Het protest is gekomen op het moment waarop het echt zin had. De tijdelijkheid van de opschorting heeft een duidelijke nuance aangebracht. Andere landen zijn daardoor gebracht tot eigen reacties en de Rwandese regering tot handelen. Al met al vond hij het een goede uitgangspositie om in deze moeilijke situatie verder met de Rwandese regering in overleg te blijven. De VN heeft de Rwandese regering nodig, maar de Rwandese regering kan zeker ook niet zonder de VN en hulp van andere landen.

Hij herhaalde deze kwestie op de eerstvolgende Algemene Raad aan de orde te zullen stellen en ervoor te pleiten dat de internationale gemeenschap eraan meewerkt om ook de hoofdverdachten voor dat tribunaal te brengen.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Bukman

De griffier van de commissie,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Linden (CDA), Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), H. Vos (PvdA), Van Traa (PvdA), ondervoorzitter, Verspaget (PvdA), De Hoop Scheffer (CDA), Ybema (D66), Apostolou (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Bukman (CDA), voorzitter, Boogaard (AOV), Woltjer (PvdA), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), Verhagen (CDA), Roethof (D66), Rouvoet (RPF), Van den Doel (VVD).

Plv. leden: Leers (CDA), Bremmer (CDA), Korthals (VVD), Van der Stoel (VVD), Voûte-Droste (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Dijksma (PvdA), Lilipaly (PvdA), Gabor (CDA), De Graaf (D66), Van Gijzel (PvdA), Van den Berg (SGP), Houda (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Deetman (CDA), Hendriks, Van Oven (PvdA), Hoogervorst (VVD), Dittrich (D66), Hillen (CDA), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Van Waning (D66), Leerkes (Unie 55+), Bolkestein (VVD).

Naar boven