23 727
Rwanda

24 135
Burundi

nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 24 april 1995

Met deze brief wil ik U informeren over mijn bezoek aan Rwanda, Burundi en de vluchtelingenkampen in Tanzania. Het doel van de reis was mij op de hoogte te stellen van de recente ontwikkelingen in Rwanda en Burundi, inclusief de voortgang in de humanitaire hulpverlening en te bezien hoe Nederland een bijdrage kan leveren aan het herstel van de verhoudingen en de wederopbouw in deze door conflicten getroffen regio.

In Rwanda voerde ik onder meer gesprekken met de volgende personen:

– president Pasteur Bizimungu

– vice-president en minister van Defensie Paul Kagame

– eerste minister Faustin Twagiramungu

– minister van Buitenlandse Zaken Anatase Gasane

– minister van Rehabilitatie Jacques Bihozagara

– minister van Justitie Alphonse-Marie Nkubito

– minister van Plan Jean-Berchmans Birara

– minister van Binnenlandse Zaken Seth Sendashonga

– minister van Familie en Vrouwen Aloysia Inyumba

– de speciale vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de VN Shaharyar Khan

– de commandant van de Unamir-troepen majoor-generaal Guy Tousignant

– de voorzitter van de Nationale Assemblee Juvénal Nkusi.

Tevens voerde ik gesprekken met de vertegenwoordigers van VN-instellingen, zoals Unhcr, UNDP, Unicef, DHA, IOC, Human Rights Field Operation in Rwanda (HRFOR), het Internationale Comité voor het Rode Kruis (ICRC) en niet-gouvernementele organisaties (o.m. Memisa, AzG, SNV, Novib, DRA, Terre des Hommes, Save the Children Fund). Daarnaast bezocht ik de gevangenis van Kigali en woonde ik op 7 april de officiële herdenkingsplechtigheid van de genocide bij.

Op 9 april bezocht ik Burundi. Hier voerde ik gesprekken met de volgende personen:

– president Sylvestre Ntibantunganya

– eerste minister Antoine Nduwayo

– minister van Buitenlandse Zaken Jean-Marie Ngendahayo

– minister van Binnenlandse Zaken en Interne Veiligheid Gabriel Sinarinzi

– staatssecretaris voor Internationale Samenwerking Nicolas Mayugi

– de speciale vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de VN Ahmedou Ould Abdallah.

Daarnaast had ik een ontmoeting met de ambassadeurs van België, de VS en de vertegenwoordiger van de Europese Commissie en met vertegenwoordigers van VN-instellingen (Unicef, WFP, WHO, UNDP), het Internationale Comité voor het Rode Kruis (ICRC) en NGO's (AICF, AzG-F, CRS).

Enkele leden van mijn delegatie stelden zich op 8 en 9 april op de hoogte van de situatie in de vluchtelingenkampen in Goma, Zaïre. Ten slotte bracht ik op 11 april een bezoek aan de vluchtelingenkampen nabij Ngara in Tanzania, waar ik sprak met onder meer de Tanzaniaanse regionale en districtsautoriteiten, met Unhcr, DRA, AzG en Memisa.

RWANDA, 6–8 EN 10 APRIL

Politieke en veiligheidssituatie

De speciale vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (SV/SGVN), Shaharyar Khan, noemt de situatie in Rwanda gespannen. In het begin van dit jaar waren de perspectieven voor Rwanda nog hoopgevend. Donoren zegden massaal hun steun toe op de Ronde-Tafelconferentie voor Rwanda op 19 januari. Eind december was onder Operation Retour de hervestiging begonnen met 350 000 ontheemden in het zuiden van het land en het overheidsbeleid gericht op verzoening leek gestalte te krijgen, vooral op dorpsniveau. In de loop van februari zijn de spanningen echter toegenomen. De ontwikkelingen in het land zijn sindsdien minder geruststellend.

De spanningen zijn volgens Khan toe te schrijven aan een vicieuze cirkel die zijn oorsprong vindt bij georganiseerde aanvallen uit Zaïre van voormalige regeringssoldaten. Er zijn aanwijzingen van wapenleveranties aan het voormalige regeringsleger (de Zaïre-connectie). Terwijl het voorheen vooral bandieten waren die Rwanda binnendrongen, stellen Khan en Unamir-commandant Tousignant dat er tegenwoordig vaker militaire acties zijn van indringers op Rwandees grondgebied. De incidenten variëren van mijnen leggen, diefstal van vee en bezittingen van burgers tot moord op soldaten van het Rwandees Patriottisch Leger (RPA). Aangezien de kust bij het Kivu-meer 's nachts moeilijk te controleren is, kan het RPA de infiltraties uit Zaïre niet tegenhouden. Deze leiden tot nervositeit onder het RPA, dat overgaat tot preventieve, massale arrestaties van een ieder tegen wie verdenking bestaat van sympathie met het vorige regime of deelname aan de genocide. De arrestaties leiden tot overvolle gevangenissen die desondanks steeds verder worden gevuld. Een ander gevolg is dat steeds minder vluchtelingen naar huis terugkeren. Ook de aantallen terugkerende ontheemden onder Operation Retour zijn afgenomen.

Arrestaties, controles van het leger en onmenselijke levensomstandigheden in de gevangenissen leiden op hun beurt tot reacties van de internationale gemeenschap die bij de Rwandese autoriteiten niet altijd in goede aarde vallen. De aandacht van het Westen voor huidige mensenrechtenschendingen komt op de Rwandezen opmerkelijk over in het licht van de passiviteit van Unamir aan het begin van de genocide vorig jaar. Zo ontstaat een sfeer van vijandigheid jegens Unamir, het VN-systeem, de mensenrechtenwaarnemers en jegens het Westen in het algemeen. In de aanloop naar de herdenking van de volkenmoord op 7 april nam die vijandigheid toe. De frustratie over de massale aanwezigheid van internationale organisaties – nu wel – , de behoefte om verdriet en woede te uiten en de invloed van extremisten in de samenleving leiden tot een hausse van anti-westerse en anti-Unamir gevoelens.

Om de spanningen in het land te laten afnemen moet de geschetste vicieuze cirkel worden doorbroken. Khan beveelt aan dat vooral de bron van de problemen wordt aangepakt: de «Zaïre-connectie» moet worden doorgesneden. Tegelijk moet er snel een functionerend justititeel stelsel komen om verdachten te berechten. Recentelijk heeft het parlement een mensenrechtencommissie gevormd, die onder meer de gevangenissen bezoekt. Dit vertelde de voorzitter van het parlement, Juvénal Nkusi, mij tijdens een bezoek aan het parlementsgebouw. Ook is er een nationaal verzoeningscomité opgezet. In het parlement, dat op 25 november 1994 werd geïnstalleerd, hebben acht politieke partijen en het leger zitting, met tezamen 70 leden. De voormalige eenheidspartij van Habyarimana, de MRND, en de extremistische Hutu-splinterpartij CDR zijn niet in het parlement vertegenwoordigd.

Herdenking 7 april

De regering van Rwanda had mij uitgenodigd de plechtigheid bij te wonen ter gelegenheid van de herdenking van de genocide van april tot juli vorig jaar. De herdenking vond plaats op de heuvel Rebero, even buiten Kigali. Daar werden enkele duizenden lichamen herbegraven die in februari waren gevonden in een massagraf bij het centrale hospitaal van Kigali. Ook Agathe Uwilingiyimana vond op 7 april haar laatste rustplaats in Rebero. Als premier onder president Juvénal Habyarimana stond zij bekend als gematigd en voorstander van de uitvoering van de Arusha-akkoorden. Vorig jaar werd zij als een van de eersten op gruwelijke wijze vermoord. De plechtigheid werd gekenmerkt door ingetogen verdriet en ingehouden woede. Beide kwamen op deze dag tot uiting, zonder dat de bijeenkomst een agressief politiek karakter kreeg. Wel droeg een aantal deelnemers aan een stille optocht protestborden die het gebrek aan actie van het Westen tijdens de genocide, maar ook nu, bij de berechting van de moordenaars, aan de kaak stelden. Tegenover de speciale vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de VN, Shaharyar Khan, werd een bord in de grond geplant met de tekst «Unamir, where were you during the genocide?». In de toespraken van overheidsvertegenwoordigers werden bittere toespelingen gemaakt op het gedrag van Frankrijk, België en de internationale gemeenschap in het algemeen. In de diverse toespraken maakte de nieuwe regering van Rwanda duidelijk dat zij wil breken met het verleden en met de cultuur van straffeloosheid om de wereld te tonen dat zij steun uit het buitenland waard is. In mijn toespraak – waarvan ik een kopie bijsluit –1 ben ik ingegaan op de noodzaak van rechtspraak als voorwaarde voor verzoening.

Gesprek met vice-president en minister van Defensie Kagame

Vice-president Paul Kagame beklaagde zich over de steun van de internationale gemeenschap aan het voormalige regeringsleger. Niet alleen wordt dit leger gratis van voedsel en onderdak voorzien, er zijn ook regelmatige wapenleveranties naar Zaïre. Soldaten van het RPA daarentegen slapen in de buitenlucht, krijgen soldij noch voedsel van westerse donoren en moeten als gevolg van het wapenembargo tegen Rwanda werken met verouderd materieel. Kagame pleitte ervoor het embargo tegen Rwanda op te heffen voor zogeheten «non lethal items», zoals uniformen, tenten en transportmiddelen en tegelijkertijd een embargo in te stellen tegen de extremistische krachten in Zaïre. Het beleid van de regering richt zich op de integratie van ontheemden en vluchtelingen. Kagame noemt de kampen comfortable «legalized sanctuaries» voor criminelen. Deze nemen grote groepen onschuldigen in gijzeling en leggen Operation Retour lam. Ik had in mijn gesprekken met Kagame, die Nederland in de afgelopen maanden twee maal bezocht, sterk benadrukt dat de repatriatie van de ontheemden geweldloos zou moeten geschieden en volgens plannen die in overeenstemming met de Verenigde Naties zouden worden opgesteld. Ik heb dat wederom benadrukt. Ik stelde dat ook angst een belangrijke oorzaak vormt voor vluchtelingen en ontheemden om niet terug te keren. Die angst wordt ingegeven door de verslechterende veiligheidssituatie, met name de toename van schijnbaar willekeurige arrestaties. «Sinds kort lijkt de situatie in de gevangenissen het enige gespreksonderwerp van het Westen», verzuchtte Kagame. «De verantwoordelijken van 1 miljoen doden moeten ter verantwoording worden geroepen, anders is nationale verzoening niet mogelijk. De internationale gemeenschap toont zich zeer bekwaam in het klagen over de situatie in de gevangenissen maar is zelf niet bij machte om, een jaar na de genocide, verdachten ter verantwoording te roepen voor het Internationale Tribunaal». Kagame vroeg om meer begrip voor de praktische problemen waarmee de regering wordt geconfronteerd. De invallen vanuit met name Zaïre nemen toe. Kagame stelde dat het RPA in staat was de infiltratie tegen te gaan. Bovendien verwacht Kagame weinig van een VN-troepenmacht die het land verliet op het hoogtepunt van de slachtingen. Ik heb daartegenover gesteld dat het ondanks alles om meerdere redenen wenselijk was met de VN, inclusief Unamir, samen te blijven werken. Kagame is bereid tot demobilisatie van kindersoldaten, gehandicapten en ouderen. Tot nu toe lijken donoren echter niet geïnteresseerd in het financieren van deze programma's. Ik heb aangekondigd met andere hulpgevende landen hierover te zullen spreken.

Mandaat Unamir

De commandant van de Unamir-troepen, majoor-generaal Guy Tousignant stelt dat het mandaat van Unamir (de veiligheid van burgers, humanitaire activiteiten en terugkerende vluchtelingen garanderen) op gespannen voet staat met de soevereiniteit van de Rwandese overheid. De president en vice-president hebben, vermoedelijk na druk van extremisten, een gefaseerde terugtrekking van Unamir voorgesteld na de beëindiging van het mandaat in juni van dit jaar. Vice-president Kagame stelt dat het RPA de veiligheidstaken van Unamir zelf kan uitvoeren. Het officiële overheidsstandpunt over Unamir is echter onduidelijk. Ook vanuit regeringskringen wordt de opvatting geventileerd dat Unamir moet blijven, ook na juni 1995. Khan gelooft dat Unamir haar imago kan verbeteren door meer «peace-building»-taken op zich te nemen, zoals reparatie van gebouwen en infrastructuur. Tousignant ziet voor Unamir een grensbewakende functie weggelegd. Unamir zou met helikopters en motorboten de grens met Zaïre kunnen patrouilleren. Dit zou een afschrikwekkend effect hebben op infiltranten. Hiermee zou de spanning in Rwanda afnemen en de terugkeer van vluchtelingen worden bevorderd. Naast een verlenging van het mandaat van Unamir, eventueel gepaard met een reductie van het aantal manschappen, heb ik in verschillende gesprekken met Rwandese bewindslieden uitbreiding van het mandaat van Unamir tot grensbewaking, mijnopruiming en bewaking/uitbreiding van gevangenissen besproken.

Mensenrechten en onderzoek naar de genocide

William Clarance, hoofd van de Human Rights Field Operation in Rwanda (HRFOR) noemde de wraakacties in Rwanda begrijpelijk, hoe verwerpelijk ze ook zijn. In een ander land zou de genocide tot nieuwe massamoorden hebben geleid. In Rwanda worden weinig lynchpartijen gehouden, maar worden steeds meer mensen willekeurig gearresteerd. Nog steeds wordt een deel van de arrestanten vastgezet op basis van vage aanklachten of valse beschuldigingen van inhalige buren. Eenmaal gearresteerd belanden mensen in gemeentelijke cachots. Hier vinden de meeste mensenrechtenschendingen plaats, voordat de arrestanten naar de centrale gevangenissen worden overgebracht. Hoewel het leger folteringen ontkent, heeft de mensenrechtenmissie met name in deze cachots verschillende gevallen gedocumenteerd.

Alle aandacht van de missie voor huidige mensenrechtenschendingen heeft geleid tot een gespannen verhouding met de overheid en agressieve commentaren op de nationale radiozender aan het adres van de HRFOR. Ik onderschrijf een deel van de kritiek in het laatste rapport van de mensenrechtenorganisatie African Rights («A Waste of Hope») dat de missie van het Mensenrechtencentrum het onderzoek naar de genocide heeft verwaarloosd. De gedachte dat alles al bekend zou zijn over de genocide, deel ik niet. Ik heb de HRFOR dan ook aangeraden de balans te herstellen en meer te publiceren over het onderzoek naar de genocide dat ook daadwerkelijk plaatsvindt. Hoewel er ongeveer 20 000 massagraven zouden zijn in Rwanda, en hoewel zijn missie deze heeft onderzocht, zegt Clarance niet gemachtigd te zijn hier over te publiceren. Het Internationale Tribunaal zou dit hebben verboden zolang nog materiaal moet worden verzameld voor de processen tegen de verantwoordelijken van de genocide.

Het Nederlandse onderzoeksteam (Netherlands Forensic Investigation Team), dat onder de missie van het Mensenrechtencentrum onderzoek doet naar oude en nieuwe mensenrechtenschendingen, zegt teleurgesteld te zijn over zijn werk in Rwanda. Wegens een onduidelijk mandaat en onduidelijke rapportagelijnen heeft het team dubbel werk verricht met dat van de mensenrechtenwaarnemers. Hun bevindingen zijn bovendien niet gesystematiseerd opgeslagen en zijn in deze vorm bijgevolg van beperkt nut. Het Nederlandse team heeft veel aandacht besteed aan de huidige mensenrechtenschendingen en ondervond daarbij tegenwerking van plaatselijke autoriteiten. Wat met de bevindingen van het team gebeurt is onduidelijk. De onderzoeken naar de aanslagen op de journalist Edouard Mutsinzi en de prefect van Butare Pierre Claver Rwangabo lijken in de doofpot te worden gestopt. Volgens teamleider Wesselius is onderzoek naar de genocide pas effectief wanneer tegelijk ook de justitiële sector in Rwanda voldoende steun krijgt.

Justitie

Zonder berechting van de plegers van genocide is nationale verzoening niet mogelijk. Het Internationale Tribunaal zal waarschijnlijk slechts de «hoofdschuldigen», de bedenkers van de genocide, berechten. Het gaat daarbij om hooguit een paar honderd mensen, die veelal een veilig heenkomen in het buitenland hebben gezocht. Vele duizenden uitvoerders van de genocide moeten door de lokale rechtbanken worden berecht. Veel rechters zijn vermoord of verblijven in de vluchtelingenkampen in Zaïre en Tanzania. Minister van Justitie Nkubito verzocht om spoedcursussen om Rwandese rechters op te leiden, steun voor de aanschaf van functioneringsmateriaal en de salariskosten van het justitiële apparaat alsmede bij de rehabilitatie van rechtbanken en de toevoeging van buitenlandse rechters daaraan. Buitenlandse rechters kunnen helpen dossiers voor te bereiden alsook – tot op zekere hoogte – participeren in de rechtspraak en het opleggen van straffen. Een andere prioriteit is het opleiden van gendarmes, burgerpolitie en gevangenisbewakers. Ten slotte moet de wetgeving worden aangepast aan de uitgangspunten van de Arusha-vredesakkoorden en aan de beginselen van een rechtsstaat. Ik benadrukte dat onafhankelijkheid van het gerechtelijke apparaat van groot belang is. De modaliteiten van de Nederlandse steun zullen mede hiervan afhangen. Ik introduceerde de Nederlandse Officier van Justitie die op dezerzijds verzoek de mogelijkheden voor steun aan de rehabilitatie van de justitiële sector bekijkt. Ik benadrukte bovendien dat het wenselijk is tegelijkertijd zowel de omstandigheden in de gevangenissen te verbeteren als de eerste processen nu snel te beginnen.

Gevangenissen

De centrale gevangenis van Kigali is berekend op 2 000 mensen. Bij mijn bezoek waren er ruim 8 000 gedetineerden, onder wie bijna tweehonderd vrouwen en hun zestig kinderen. Hoewel er geen ruimte meer voor is, komen er dagelijks nieuwe gevangenen bij. De levensomstandigheden in de centrale gevangenis van Kigali zijn onhoudbaar, maar zijn nog beter dan die in andere gevangenissen, zoals die van Gitarama. In Gitarama is de beschikbare ruimte zo krap dat bijna alle gevangenen moeten staan. Er leven vier mensen per vierkante meter. Wanneer niet op zeer korte termijn hierin verandering komt zijn ernstige ongelukken onvermijdelijk. Iedere gevangene krijgt van het Rode Kruis dagelijks een tweehonderd gram bonen, tweehonderd gram bloem en honderd gram olie. Hoewel deze hoeveelheden niet voldoende zijn, lijken de meeste gevangenen niet ondervoed. Wel is de gezondheidssituatie precair: een onderbreking in de voedsel- of watervoorziening zal leiden tot epidemieën en massale sterfgevallen. Op dit moment heerst er dysenterie en sterven dagelijks drie tot vier mensen in de gevangenis van Kigali.

Op 10 april jl zaten er officieel in Rwanda ruim 32 000 Rwandezen vast op grond van een genocide-aanklacht. Wekelijks komen er ongeveer 1 500 gevangenen bij. Van de twintig gevangenissen in Rwanda zijn er nu dertien in gebruik. Een groot aantal gedetineerden zit vast in gemeentelijke cachots. Tot op heden is nog bijna niemand verhoord. De gevangenen kunnen zich niet verdedigen tegen aanklachten zolang de processen niet begonnen zijn. Om de bevolkingsdruk in de gevangenissen enigszins te verlichten is begin februari een Commission de Triage, een schiftingscommissie, ingesteld die verdachten tegen wie onvoldoende bewijs bestaat voorwaardelijk kan vrijlaten. De commissie bestaat uit de procureur, de militaire inlichtingendienst en de gendarmerie. Tot nu toe heeft de commissie slechts circa vijftig mensen vrijgelaten. Eind maart is de commissie stilgelegd omdat er kritiek zou zijn gekomen op haar beslissingen. In mijn gesprekken met Rwandese bewindslieden beval ik aan dat de Commission de Triage zijn werkzaamheden hervat en effectiever gaat opereren, eventueel met buitenlandse deskundigheid.

De directeur van het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) in Kigali, Jean-François Sangsue, noemt de overbevolking in de gevangenissen een humanitair drama. Ook al is het merendeel van de gevangenen vermoedelijk schuldig aan moord, een menselijke behandeling mag hen niet worden ontzegd. Ik heb de Rwandese autoriteiten er op gewezen dat zij een voorbeeld moeten stellen voor de toekomst. Schendingen van mensenrechten zijn niet acceptabel. Om een humanitaire ramp af te wenden heb ik steun toegezegd voor de plannen van ICRC om de gevangeniscapaciteit in Rwanda uit te breiden. Concrete plannen hiervoor worden thans uitgewerkt. Om gedetineerde kinderen te scheiden van volwassenen, heb ik steun toegezegd aan Unicef voor de inrichting van een apart detentiecentrum voor kinderen onder 14 jaar.

Vluchtelingen en ontheemden

Sinds december 1994 voert de regering samen met VN-instellingen en NGO's Operation Retour uit voor de vrijwillige terugkeer van ontheemden. Hiertoe is de tripartitie structuur van het «Integrated Operation Centre» (IOC) opgezet. Ook is er een ontvangststructuur opgezet voor terugkerende vluchtelingen uit Zaïre en Tanzania. In januari en februari keerden gemiddeld 3 000 vluchtelingen en 2 000 ontheemden per week naar huis terug. Eind maart is het aantal terugkerenden afgenomen tot ongeveer 100 per week. Volgens regeringsvertegenwoordigers wordt dit veroorzaakt door de intimidatiecampagne van de voormalige regering en leden van de Interahamwe. Echter, ik heb gesteld dat ook andere factoren de terugkeer beïnvloeden, zoals angst. In de aanloop naar 7 april verslechterde de veiligheidssituatie. Ontheemden en vluchtelingen werden bij terugkeer door het RPA uitvoerig gecontroleerd op wapenbezit. Sommigen werden bij thuiskomst gearresteerd. Volgens de Unhcr-vertegenwoordiger blijkt uit onderzoek dat het aantal willekeurige arrestaties niet excessief is. Hij verwacht dat het aantal terugkerenden weer zal aantrekken nu de herdenkingsplechtigheid op 7 april zonder incidenten is verlopen. Het IOC heeft begrip voor de wens van de regering de acht ontheemdenkampen in het land zo snel mogelijk te sluiten. Ik heb in mijn gesprekken met regeringsleiders benadrukt dat de ontmanteling geweldloos en in samenwerking met de VN dient te geschieden. Het IOC heeft reeds een plan opgesteld voor gefaseerde ontmanteling van de ontheemdenkampen. Hiertoe zal de voedseldistributie aan de 270 000 ontheemden in de kampen worden gereduceerd en worden verplaatst naar de communes. Een informatiecampagne maakt onderdeel uit van het plan.

Unhcr en het IOC benadrukken dat een oplossing moet worden gevonden voor de eigendomsproblemen in het land. De terugkerende Tutsi-vluchtelingen uit 1959 nemen nu de onroerend-goedbezittingen in van de bevolking die in 1994 op de vlucht sloeg. Naar schatting zijn er ruim 1 miljoen van dergelijke vluchtelingen uit 1959, van wie er nu reeds 600 000 zijn teruggekeerd. Zij vestigen zich in de hoofdstad Kigali en in het noorden van het land. Men heeft vanuit Uganda grote kuddes vee meegenomen. De grote druk van het vee op de natuurlijke omgeving veroorzaakt ernstige milieu-problemen. Minister van Wederopbouw Bihozagara heeft een hervestigingsprogramma voor de vluchtelingen opgesteld. Zij zouden in een dun bevolkte streek in het Noordoosten nabij het Akagera National Park moeten worden gevestigd alsmede in een aantal andere gebieden verspreid door het land. Een recente missie van de Wereldbank bekritiseert deze optie en acht de ecologische draagkracht van Rwanda beperkt. Het milieu zal onherstelbare schade oplopen van een geconcentreerde instroom van vee en mensen. Voor de bouw van huizen en de aanleg van een sociaal-economische infrastructuur (wegen, electriciteits- en watervoorzieningen) zegden donoren tijdens de Ronde-Tafelconferentie nauwelijks geld toe.

Gesprekken met president Bizimungu, premier Twagiramungu en minister van Binnenlandse Zaken Sendashonga

President Pasteur Bizimungu legde vooral de nadruk op het probleem van de overlevenden van de genocide. Velen van hen hebben hun huizen en bezittingen verloren en lijken te worden verwaarloosd door de hulporganisaties. Behalve terugkerende Rwandezen hebben ook de overlevenden hulp nodig, aldus Bizimungu. NGO's zouden op dit terrein programma's kunnen uitvoeren.

Hoewel de omvang van de problemen sterk verschilt, is de huidige situatie in Rwanda vergelijkbaar met die in het Westen kort na de Tweede Wereldoorlog. Toen ook vonden afrekeningen en arbitraire arrestaties plaats, en moest het gezag van het leger worden overgedragen aan wederom op te bouwen burgerlijke autoriteiten. De overheid dient zo snel mogelijk weer een civiele samenleving te vestigen, zo hield ik de president voor. Hiertoe zal de berechting van de schuldigen moeten beginnen, door een van het leger onafhankelijke rechtspraak. De wijze waarop het verleden in Rwanda wordt verwerkt zal van invloed zijn op de toekomst: als de straffeloosheid niet snel wordt aangepakt is herhaling niet ondenkbaar. Bovendien zal het imago van Rwanda in het buitenland verslechteren. Ik uitte mijn bezorgdheid over het stopzetten van de Commission de Triage en over de opschorting voor onbepaalde tijd van de eerste processen die op 6 april waren gestart. Ik wees er tevens op dat de toestand in de gevangenissen het beeld van Rwanda in het buitenland ondermijnt. Om duidelijk te maken dat het Rwanda ernst is met de correcte berechting van verdachten, moeten transparante arrestatieprocedures worden opgezet en dient door de Commission de Triage zo spoedig mogelijk een scheiding te worden aangebracht tussen op goede gronden verdachten en kennelijk dan wel zeer vermoedelijk onschuldig gevangen gezette personen. Bovendien dienen kinderen en volwassenen in gevangenissen te worden gescheiden. Met betrekking tot de terugkeer van de ontheemden zegde president Bizimungu toe dat deze geweldloos zou geschieden en in samenwerking met Unhcr. Ik bepleitte daarbij uit te gaan van het hierboven genoemde plan van het IOC.

Premier Faustin Twagiramungu erkende dat de Rwandese overheid er niet in slaagt voldoende vertrouwen te wekken opdat vluchtelingen en ontheemden terugkeren. Zij zijn enerzijds gijzelaars van de kampleiders, anderzijds is de veiligheidssituatie in Rwanda nog te onzeker, Twagiramungu waarschuwde tegen de opkomst van extremistische groeperingen die zich verzetten tegen de terugkeer van vluchtelingen. Extremisten oefenen druk uit op de regering opdat zij haar standpunten verscherpt. Om vertrouwen te wekken onder de Rwandezen moet de lokale administratie over meer middelen beschikken, aldus de premier. De interimburgemeesters die het RPF heeft benoemd moeten binnen afzienbare tijd worden vervangen door civiele burgemeesters. Ik heb ook in dit gesprek gesteld dat de terugkeer van ontheemden in nauwe samenwerking met Unhcr moet worden uitgevoerd en de opvang en integratie van terugkerenden moet worden verbeterd. Het gebruik van geweld zou moeten worden vermeden. De hervestiging van vluchtelingen zou volgens de premier zo veel mogelijk gespreid moeten geschieden. De huidige arrestatiepraktijken moeten zodanig worden bijgesteld dat alleen de echte schuldigen gegronde vrees hebben te worden opgepakt.

Minister van Binnenlandse Zaken Seth Sendashonga beval een aantal praktische, concrete maatregelen aan gericht op het spoedig in werking stellen van civiele procedures. De door hem gedane suggesties kwamen aan de orde in het verdere overleg terzake. Zijn ministerie ontvangt steun van België en van Usaid. Nederland zal steun verlenen aan de vervaardiging van plastic identiteitskaarten zonder etnische denominatie.

BURUNDI, 9 APRIL

Politieke en veiligheidssituatie

De situatie in Burundi is uiterst instabiel. Extremistische groepen van zowel Hutu- als Tutsizijde trachten de zittende regering te ondermijnen. Herhaalde malen zijn zij hierin al geslaagd, getuige onder meer het gedwongen aftreden van premier Anatole Kanyenkiko in februari 1995. Kanyenkiko werd door zijn eigen partij, de overwegend uit Tutsi's bestaande Uprona, geprest af te treden omdat hij te gematigd zou zijn. Gesterkt door hun succes voeren de extremisten hun intimidatiecampagne verder op. De nieuwe, eveneens van Uprona afkomstige premier, Antoine Nduwayo, lijkt minder gematigd dan zijn voorganger. Echter, hij heeft de steun van zijn partij en op dit moment kennelijk ook van het leger. Dit maakt de positie van de coalitie-regering iets sterker. De positie van de gematigde president Sylvestre Ntibantunganya, van de door Hutu's gedomineerde Frodebu-partij, lijkt overigens wankel. Ontwapening van milities in Burundi en het tegenhouden van wapenleveranties aan extremistische groepen buiten Burundi noemt hij van essentieel belang voor de toekomst. Sinds het begin van dit jaar zijn in de hoofdstad Bujumbura en de noordelijke provincies vele burgerslachtoffers gevallen. Voor het eerst zijn ook buitenlanders slachtoffer van het geweld.

Justitie

Alle gesprekspartners benadrukken het belang van een internationaal onderzoek naar de moord op president Melchior Ndadaye in oktober 1993, overeenkomstig de Convention du Gouvernement. De regering heeft de SGVN eind januari 1995 verzocht een dergelijk onderzoek in te stellen. Minister van Buitenlandse Zaken Ngendahayo acht het essentieel de putschisten van oktober 1993 uit het leger te verwijderen. Van belang is dat het onderzoek naar de verantwoordelijken voor de wandaden van destijds snel begint. Pas als dat is afgesloten kan Burundi aan een nieuw hoofdstuk in zijn geschiedenis beginnen.

Ngendahayo vraagt buitenlandse steun om een anti-guerilla elite-corps te creëren. Doordat het bestaande leger niet voor deze taak is uitgerust vallen er volgens hem te veel burgerslachtoffers. Ik heb benadrukt dat het van belang is dat het leger terug naar de kazernes gaat.

Toenemend geweld

In mijn gesprekken met minister van Buitenlandse Zaken Jean-Marie Ngendahayo en staatssecretaris voor Internationale Samenwerking Nicolas Mayugi werden drie hoofdoorzaken genoemd voor het geweld. In de eerste plaats wordt het aangewakkerd door opportunistische politici die via gewapende milities aanhang proberen af te dwingen. Buitenlandse steun is nodig om de extremisten te isoleren. De cultuur van de straffeloosheid is eveneens een hinderpaal in het streven naar vrede. De regering vraagt financiële en personele steun ten behoeve van effectieve rechtsvervolging, inclusief toevoeging van buitenlandse rechters aan de lokale tribunalen met het oog op onafhankelijkheid en neutraliteit van de rechtspraak. Ten slotte dragen de omvangrijke groepen ontheemden en vluchtelingen bij aan de sociale spanningen.

Vooral voormalig president Jean-Baptiste Bagaza (1976–1987) speelt in op de frustraties onder deze groepen. De regering stelt voor hen een hervestigingsprogramma op. Doel van het programma is alle ontheemden en vluchtelingen binnen een jaar te hervestigen in het gebied van oorsprong. De regering organiseert in mei 1995 een thematische donorconferentie om hiervoor middelen bijeen te brengen. Humanitaire hulp bij de herintegratie wordt gezien als een remedie tegen politieke manipulatie. Ik heb de regering aangeraden deze conferentie in nauw overleg met de relevante VN-instellingen, zoals Unhcr, WFP en UNDP, te organiseren. In juni zal UNDP een Ronde-Tafelconferentie organiseren voor de wederopbouw van Burundi. Ik kondigde aan vertegenwoordigers naar beide conferenties te zullen sturen.

Vredespogingen

Volgens verschillende gesprekspartners heeft de huidige coalitieregering meer kans van slagen dan de vorige. In de regering die begin maart werd gepresenteerd zijn 12 van de 13 politieke partijen vertegenwoordigd die de Convention de Gouvernement hebben ondertekend. De regeringsconventie vormt het institutionele kader voor de vereiste nationale verzoening: alle etnische en ideologische stromen zijn hierin vertegenwoordigd. Hiermee heeft de regering een brede politieke basis, hetgeen meer vertrouwen geeft op een slagvaardig optreden. De regeringscoalitie streeft vrede en stabiliteit na. Enkele weken geleden werd een technische commissie geïnstalleerd die het nationale debat moet voorbereiden, zoals beoogd in de Convention de Gouvernement. Het nationale debat moet uitsluitsel geven over de cohabitatie van verschillende partijen in Burundi, de herziening van de grondwet en de hervorming van het leger. Hieraan zouden alle geledingen van de Burundese maatschappij moeten deelnemen.

SV/SGVN Ould Abdallah heeft een Trust Fund in het leven geroepen om deze nationale dialoog te faciliteren. Alle bewindslieden die ik ontmoette benadrukten het belang van de «Campagne de sensibilisation de retour à la paix» die begin april werd gestart. In het kader van deze bewustwordingscampagne reizen kabinetsleden van verschillende politieke partijen gedurende een maand gezamenlijk door heel Burundi. Zij pleiten tegen het geweld en voor samenwerking, verzoening en vrede. De bevolking wordt opgeroepen afstand te nemen van de extremisten.

Premier en president benadrukken dat het probleem in Burundi politiek is en niet etnisch. Daarmee wordt bedoeld dat bestaande etnische verschillen door politieke manipulaties worden aangewakkerd en verscherpt. Burundi kende in het verleden in feite twee regeringen, d.w.z. twee machtscentra: een Hutu- en een Tutsi-regering. Sedert 1994 zijn deze twee voor de eerste keer in de geschiedenis samengebracht in een nationale regering. Een echte eenheid vormt deze echter nog niet. Illustratief hiervoor is het feit dat premier Nduwayo (Tutsi) ook wel «co-president» wordt genoemd naast president Ntibantunganya (Hutu). Hierdoor is er geen coherent regeringsbeleid gericht op het aan banden leggen van het door Tutsi's gedomineerde leger, dat in hoge mate verantwoordelijk is voor aanslagen op Hutu's. In deze context heeft het nationale debat volgens buitenlandse waarnemers een therapeutische waarde. Het stimuleert het oplossen van problemen door dialoog in plaats van geweld. De huidige regering moet worden geholpen in het streven naar vrede, er is immers geen alternatief.

Toekomstperspectieven

Premier Nduwayo waarschuwt tegen de destabiliserende werking van sensationele berichten in de media dat een «genocide à la Rwanda» onvermijdelijk zou zijn in Burundi. Een waarnemer stelt echter dat de genocide van het door Tutsi's gedomineerde leger op de Hutu-burgerbevolking allang is begonnen. Hierbij wordt geen instrument onbenut gelaten: kinderen worden vermoord en de genitaliën van vrouwen verminkt om voortplanting te voorkomen. De cultuur van straffeloosheid geeft het leger een vrijbrief de politiek van gewelddadige intimidatie voort te zetten. Een andere waarnemer waarschuwt tegen een opdeling in een Hutu- en Tutsi-land. Bewindvoerders ontkennen dat de regering dit nastreeft. Wel erkennen diverse ministers dat extremistische elementen dit mogelijkerwijs nastreven. Hierbij worden verschillende accenten gelegd. Volgens minister van Binnenlandse Zaken en Veiligheid Gabriel Sinarinzi streeft vooral de extremistische Palipehutu een Hutu-staat na, terwijl westerse waarnemers menen dat het streven naar opdeling vooral wordt gedragen door Tutsi-extremisten. Het ontbreekt de regering thans aan middelen om een effectief tegenwicht te bieden tegen de extremisten. Volgens SV/SGVN Ahmedou Ould Abdallah kan het Westen slechts invloed op de situatie uitoefenen in Burundi indien gezamenlijk wordt opgetreden. De verklaring van de EU-ministers van Buitenlandse Zaken te Carcassone (19 maart) is een goed instrument voor gecoördineerd optreden. Ould Abdallah benadrukt het belang van regelmatige bezoeken aan Burundi op hoog politiek niveau. Hiermee kan extremisten wind uit de zeilen worden genomen.

Een «multi-national stand by force» van 500 man, zoals voorgesteld door de SGVN, richt volgens de westerse gesprekspartners weinig uit. Volgens het plan zouden de troepen, die buiten Burundi worden gestationeerd, extremisten van gewelddadigheden moeten weerhouden. Een troepenmacht van slechts 500 man is echter niet geloofwaardig en zou zelfs uitdagend, contraproduktief effect kunnen hebben op het Burundese leger. De bestaande waarnemersmissie van de OAE is volgens de VS evenmin een alternatief: de missie is te klein en kan uitsluitend onder begeleiding van het leger mensenrechtenschendingen onderzoeken. Om geweld in te dammen heeft president Ntibantunganya gevraagd om spoedige ontplooiing van een contingent mensenrechtenwaarnemers. Nederland kan personele en financiële steun verlenen aan een civiele VN-waarnemersoperatie in Burundi.

ZAIRE, 9 APRIL EN TANZANIA, 11 APRIL

Op 11 april bezocht ik vluchtelingenkampen in Ngara district (Tanzania) waar 450 000 van de in totaal 750 000 vluchtelingen uit Burundi en Rwanda in Tanzania verblijven. Een deel van de delegatie bezocht op 9 en 10 april vluchtelingenkampen rond Goma in Zaïre. Hier verblijven 720 000 vluchtelingen en ten zuiden van het Kivu-meer in Zaïre nog eens 500 000 vluchtelingen.

De terugkeer van vluchtelingen is sterk afgenomen de laatste maanden vergeleken bij januari. Informatie die vluchtelingen in kampen krijgen van hun informele leiders over de situatie in Rwanda is angstwekkend eenzijdig en raakt vormen van rechtstreekse intimidatie. In alle toonaarden wordt vluchtelingen ontraden terug te keren naar Rwanda. In de vluchtelingenkampen circuleren pamfletten waar breed uitgemeten wordt wat voor gruwelen hen bij terugkeer te wachten staan. Vluchtelingen die aangegeven hebben terug te willen keren worden met geweld tegengehouden en soms zelfs vermoord. Vluchtelingenleiders dragen openlijk een visie uit waarin de RPF ervan wordt beschuldigd een vreedzaam land te hebben bezet en weerloze burgers op de vlucht te hebben gedreven. Genocide wordt in deze visie geheel verzwegen. Dit is de boodschap die de vluchtelingen direct en dagelijks te horen krijgen. Getracht wordt via radiozenders ook andere geluiden te laten horen. De ergste vormen van fysieke intimidatie en geweld zijn de laatste weken overigens verminderd door de vergrote inzet van Tanzaniaanse politie en Zaïrese legeronderdelen. In Tanzania steunt Unhcr (met financiële middelen van donoren, waaronder Nederland) de Tanzaniaanse politie met extra materieel, opdat deze beter uitgerust is haar taken uit te voeren. De Tanzaniaanse politie heeft uit omliggende districten extra politie-eenheden toegevoegd aan de regio waarin de vluchtelingenkampen gelegen zijn. Nadat bleek dat een VN-politiemacht in Zaïre niet realistisch was heeft de Unhcr een overeenkomst gesloten met de Zaïrese overheid waarbij Zaïre 1 500 elite-militairen inzet om de veiligheid in de kampen in Zaïre te vergroten. Een Unhcr-verbindingseenheid moet deze soldaten trainen en adviseren. Sinds het begin van deze operatie maken (tot nu toe als enige buitenlanders) 15 Nederlanders deel uit van deze eenheid, die in totaal 60 man sterk moet worden. De Nederlandse groep bestaat uit pensioengerechtigde militairen, actief en niet-actief politiepersoneel en humanitaire- en noodhulpdeskundigen. In Zaïre hebben hulporganisaties en vluchtelingen goede ervaringen met dit «Contingent Zairois de Securite dans les Camps» en de begeleiding van de Unhcr verbindingseenheid. De snelle en kwalitatief goede inzet van de 15 Nederlandse deskundigen wordt gewaardeerd. De veiligheid in de kampen voor zowel vluchtelingen als hulpverleners is toegenomen. De troepen zijn tot nu toe alleen nog ontplooid rond Goma en nog niet rond Bukavu (daar vond 12 april een gewelddadige inval plaats).

In Ngara bracht ik een kort bezoek aan het Ngara-districtprogramma wat in het samenwerkingsprogramma tussen Nederland en Tanzania is opgezet na de toevloed van vluchtelingen in dit gebied vorig jaar. In een vergadering met lokale overheidsfunctionarissen werd het sluiten van de Tanzaniaanse grens voor vluchtelingen besproken en werd hen gevraagd de Tanzaniaanse gastvrijheid jegens vluchtelingen te continueren.

Voor de hulporganisaties is de hulp in het Grote Meren gebied de grootste humanitaire operatie op het ogenblik. In zowel Zaïre als Tanzania werd met een aantal hulporganisaties gesproken. In Tanzania werd gesproken met vertegenwoordigers van het WFP, Unhcr, Unicef, AzG en DRA. . Voornaamste problemen die door hen gesignaleerd werden waren: onmogelijkheid vluchtelingen bescherming te bieden en de intimidatie in de kampen intensief te volgen en te keren, het watertekort, de relatie tussen onvoldoende voedseldistributie en veiligheid, de gevolgen van verheviging van het conflict in Burundi. De voedselsituatie is, hoewel zeer kritiek, in Tanzania nog beheersbaar. Het WFP is er nog steeds in geslaagd een kwantitatief voedselpakket (gemiddeld) bijna op peil te houden. In Tanzania ligt de ondervoeding bij kinderen in de kampen lager dan bij de lokale bevolking. In Zaïre is de situatie zorgelijker: daar krijgen de vluchtelingen al enkele weken een ook in kwantitatief opzicht onvoldoende voedselpakket. Het transport over de weg van de oostkust van Afrika is moeilijk, zeker nu de Rwandese overheid minder en minder meewerkt aan voedseltransporten over het grondgebied van Rwanda ten behoeve van de vluchtelingen («een leger dat klaar staat ons aan te vallen», aldus Rwandese zegslieden). Niet alleen de transportmogelijkheden, maar vooral de ontoereikende fondsen zijn voor het WFP het grootste probleem. Na een recente noodkreet van deze organisatie is nu 75% van de voor dit jaar benodigde fondsen toegezegd. Nederland droeg reeds eerder dit jaar 12 miljoen gulden bij.

In Benaco- en Msuhura Camp (Ngara, Tanzania) werd een bezoek gebracht aan activiteiten van DRA en Alg. Medewerkers van DRA voeren een programma uit met onderwijs-, psycho-sociale zorg en «community development» componenten.

De negatieve effecten voor de lokale bevolking in de gebieden waar de vluchtelingen worden opgevangen zijn zeer groot. Houtkap en de sterk toegenomen waterconsumptie hebben het natuurlijk evenwicht verstoord. De veiligheid is ook buiten de kampen voor de lokale bevolking veel slechter geworden. De lokale economie is, ondermeer door onevenwichtige prijsopdrijving, sterk ontwricht. Vooral in Zaïre is door de voedseltransporten het lokale wegennet geheel stuk gereden.

HULPVOORNEMENS

Rwanda

In 1994 werd het grootste deel van de hulp besteed aan noodhulp voor de vluchtelingen buiten de landsgrenzen van Rwanda. In 1995 richt de aandacht zich in belangrijke mate ook op de wederopbouw in Rwanda. Zoals aangekondigd tijdens het Mondeling Overleg op 10 november heeft Nederland sinds eind november een vertegenwoordiging in Kigali.

1. Nederland heeft tijdens de Ronde-Tafelconferentie voor Rwanda (Genève, 18–19 januari 1995) aangekondigd via twee kanalen te zullen bijdragen aan de wederopbouw van het land. Uit het door Nederland geïnitieerde UNDP Trust Fund kan de regering uitgaven financieren die veelal niet vallen binnen het reguliere ontwikkelingssamenwerkingskader, zoals de lopende kosten van ambtenarensalarissen en de aanschaf van functioneringsmiddelen. Prioriteiten worden gesteld door de Rwandese regering. Hiertoe is een interministeriële coördinatiestructuur opgezet onder leiding van minister van Planning Birara. Nederland heeft tijdens de vergadering in Genève 11 miljoen dollar beschikbaar gesteld via het Trust Fund voor de wederopbouw van een civiele structuur in Rwanda. In 1994 was reeds 5 miljoen dollar aan het Trust Fund beschikbaar gesteld. Ook andere donoren, zoals het VK, dragen bij aan dit fonds. Een nieuwe Nederlandse bijdrage van vijf miljoen dollar werd in het vooruitzicht gesteld. Daarnaast werd door Nederland 15 miljoen dollar beschikbaar gesteld voor de financiering van projecten in de prioritaire sectoren, bijvoorbeeld de sectoren gezondheidszorg en justitie. In de sector gezondheidszorg zijn echter al veel donoren actief. De sector ontvangt zodoende voldoende middelen van de donorgemeenschap. Tijdens de bijeenkomst in Genève was dezerzijds reeds aangegeven dat in dit geval donorcoördinatie zou moeten resulteren in een betere spreiding van de buitenlandse hulp over de sectoren en dat Nederland bereid was een andere sector te kiezen. Dit heeft inmiddels geresulteerd in de keuze voor de sector plattelandsontwikkeling (inclusief de hervestiging van ontheemden en vluchtelingen). Op dit moment is een missie in het veld om behoeften in de justitiële sfeer te identificeren. Over de financieringsmodaliteiten voor de sectorale steun wordt nog overlegd met de Rwandese autoriteiten. Deze kunnen zowel de vorm krijgen van sectoraal gebonden loketten van het Trust Fund als die van afzonderlijke projecten in deze twee sectoren.

2. Nederland zal steun verlenen aan het vergroten van de opvangcapaciteit van de detentiecentra in Rwanda. Over de modaliteiten van deze steun is overleg gaande met het ministerie van Justitie, het Internationale Comité voor het Rode Kruis (ICRC), de speciale vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de VN, Khan, en Unamir-commandant Tousignant.

3. Het Internationale Comité voor het Rode Kruis krijgt een bijdrage van 500 000 gulden om de levensomstandigheden van de gevangenen te verlichten (distributie van voedsel en kleding, medische verzorging).

4. Nederland zal Unicef steunen bij het opzetten van aparte detentiecentra voor kinderen tot 14 jaar.

5. Nederland zal Unicef tevens steunen om de kindersoldaten tot 16 jaar te demobiliseren.

6. Nederland zal het Integrated Operation Centre, dat de Operation Retour voor de ontheemden begeleidt, steunen met 300 000 dollar. Hiervan worden vooral de trainingskosten van de Rwandese counterparts betaald.

7. Nederland stelt middelen beschikbaar ten behoeve van de vervaardiging van identiteitsbewijzen zonder etnische aanduiding.

8. Nederland zal de financiële en personele steun aan de Human Rights Field Operation in Rwanda voortzetten.

9. Nederland zal financiële en personele steun geven aan het Internationale Tribunaal.

10. Nederland zal doorgaan met het geven van humanitaire noodhulp voor de ontheemden en vluchtelingen via internationale organisaties (Unhcr, WFP en ICRC) alsmede via Nederlandse NGO's.

11. Nederland zal doorgaan met de personele steun in het kader van het Unhcr veiligheidsprogramma in de vluchtelingenkampen in Zaïre.

Burundi

De Nederlandse hulpinspanningen richten zich op het uitvoeren van de verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU van 19 maart jl. Deze zogeheten Verklaring van Carcassone beoogt onder meer de consolidatie van het nationale verzoeningsproces en de terugkeer tot een democratisch bestel, met name via het herstel van de rechtsstaat. In dit kader wordt steun verleend aan de volgende initiatieven:

1. Nederland zal 500 000 gulden bijdragen aan het Trust Fund van de speciale vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal Ould Abdallah. Hiermee wordt Ould Abdallah in staat gesteld het nationale debat te faciliteren.

2. Nederland zal op basis van de resultaten van de Belgische identificatiemissie bezien op welke wijze steun kan worden verleend aan de rehabilitatie in de justitiële sector.

3. Nederland zal het ICRC met 1 miljoen gulden steunen bij de hulp aan de ontheemden en vluchtelingen in Burundi.

4. Zodra hiertoe in het kader van de VN is besloten zal Nederland bijdragen aan het samenstellen en uitzenden van een contingent VN-mensenrechtenwaarnemers.

5. Nederland zal de conferentie in mei 1995 in Bujumbura over de hervestiging van ontheemden en vluchtelingen bijwonen. Ook zal een delegatie worden afgevaardigd naar de UNDP Ronde-Tafelconferentie in juni 1995. Op basis van de uitkomsten van deze conferenties worden besluiten genomen over verdere Nederlandse steun terzake.

Vluchtelingenkampen in Zaïre en Tanzania

Nederland zal steun verlenen aan het uitvoeren van het Plan of Action dat tijdens de Regionale Vluchtelingenconferentie in februari 1995 werd geadopteerd door de internationale gemeenschap. Ook zal Nederland bijdragen aan het appeal voor humanitaire hulp aan vluchtelingen in de regio, door financiële bijdragen aan WFP, Unhcr, Rode Kruis en NGO's. De personele steun aan het Unhcr veiligheidsprogramma in de kampen in Zaïre wordt voortgezet.

Kibeho

Op 22 en 23 april is de ontruiming van het ontheemdenkamp Kibeho begonnen. Deze heeft geleid tot gewelddadigheden van een gruwelijk karakter. In het licht van gewelddadigheden hiervan zullen hulptoezeggingen die directe steun inhouden aan de regering van Rwanda worden opgeschort. Over de recente gebeurtenissen zult U op korte termijn een brief van de regering ontvangen.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

J. P. Pronk


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven