nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Rijswijk, 1 april 1996
Voor een aantal grotere sectoren van wetenschapsbeoefening functioneren
al een aantal jaren zogeheten sectorraden.
Het wettelijk kader voor deze sectorraden wordt gevormd door de Raamwet
sectorraden onderzoek en ontwikkeling (Stb. 1987, 239) (verder te noemen:
de Raamwet), welke wet op 4 juni 1987 van kracht is geworden.
De Raad voor gezondheidsonderzoek i.o. (verder te noemen: de
Raad) werd op 4 maart 1987 (dus vooruitlopend op de inwerkingtreding van de
Raamwet) ingesteld bij beschikking van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid
en Cultuur, handelend in overeenstemming met de Minister van Onderwijs en
Wetenschappen.
De formele instelling van de Raad bij algemene maatregel van bestuur op
grond van de Raamwet heeft echter om een aantal redenen nog niet plaats gevonden.
Het voornemen daartoe bestond in het voorjaar van 1993, nadat de Raad
door een onafhankelijke visitatiecommissie met positief resultaat was geëvalueerd.
De toenmalige Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur achtte
het echter in het licht van de toen beginnende «Raad op maat»
discussie gepaster om in eerste instantie te volstaan met een verlenging van
de instellingstermijn van de Raad met eerst één jaar en met
later nog twee jaar, tot 1 mei 1996.
Het resultaat van de voorbedoelde discussie is geweest dat de sectorraden
in het kader van Raad op maat niet zullen worden opgeheven.
Per 1 januari 1997 zullen de sectorraden ingevolge de thans als voorstel
bij de Eerste Kamer aanhangige Herzieningswet adviesstelsel van hun beleidsadviestaak
worden ontheven. De Raamwet sectorraden onderzoek en ontwikkeling zal per
31 december 1996 zodanig worden gewijzigd dat de sectorraden worden ontheven
van hun bevoegdheid te adviseren over wetgeving en beleid.
Deze wijziging van de Raamwet is opgenomen in het binnenkort bij de Tweede
Kamer in te dienen voorstel voor de Aanpassingswet herziening adviesstelsel.
De voorbereidingen van de totstandkoming van een algemene maatregel van
bestuur tot instelling van de Raad zijn dan ook verder ter hand genomen.
In overeenstemming met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, de
heer J. Kohnstamm, stel ik U thans, gelet op de bepalingen in artikel 2 van
de Raamwet, op de hoogte van mijn voornemen om bij algemene maatregel van
bestuur de Raad voor gezondheidsonderzoek (RGO) per 1 mei 1996 in te stellen.
Dat deze Raad de afgelopen jaren een nuttige functie vervulde kan worden
gestaafd door het feit dat het Algemene overleg over gezondheidsonderzoek
(op 21 februari 1996, met de vaste commissies uit de Tweede Kamer voor respectievelijk
VWS en OCenW) geheel ging over een vijftal RGO-rapporten en het daarop gebaseerde
of te baseren beleid.
Maar ook in de komende jaren zal er veel behoefte bestaan aan de rapporten
van de Raad.
Om enkele voorbeelden te noemen: in de recente beleidsbrief Medische technology
assessment en doelmatigheid van zorg wordt aan de Raad een belangrijke rol
toebedeeld.
In het werkprogramma voor de Raad staat voorts, naast de afronding van
een aantal vergevorderde rapporten, onder meer ook een breed rapport over
het onderzoek op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg op de rol.
Ter afsluiting wil ik graag aankondigen dat in de algemene maatregel van
bestuur, waarmee de Raad zal worden ingesteld, zal worden vastgelegd dat het
werkprogramma van de Raad voortaan jaarlijks op de derde dinsdag van september
aan de beide Kamers der Staten-Generaal zal worden aangeboden.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers