23 716
Herziening van de douanewetgeving (Douanewet)

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 9 juni 1995

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. In de considerans wordt «verordening (EEG) nr. 2423/88 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (PbEG L 209)» vervangen door «verordening (EG) nr. 3283/94 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1994 inzake beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PbEG L 349), verordening (EG) nr. 3284/94 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1994 inzake beschermende maatregelen tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PbEG L 349)», en wordt voorts «of lidstaten van de Europese Gemeenschappen waarvoor in de desbetreffende toetredingsakten overgangsmaatregelen zijn voorzien» vervangen door «of lidstaten van de Europese Unie waarvoor in de desbetreffende toetredingsakten overgangsmaatregelen zijn voorzien».

2. Na artikel 32 wordt ingevoegd:

Artikel 32a. 1. Douane-expediteurs hebben voor de door hen ten behoeve van hun opdrachtgever betaalde rechten bij invoer, administratieve boete, interest en kosten gedurende een jaar na de aan het Rijk gedane betaling een voorrecht op alle vermogensbestanddelen van de opdrachtgever.

2. Het in het eerste lid toegekende voorrecht heeft gelijke rangorde als het in artikel 21 van de Invorderingswet 1990 toegekende voorrecht van 's Rijks schatkist, met dien verstande dat dit laatste voorrecht voorgaat.

3. Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt «, of, indien dit bedrag hoger is» vervangen door: of, indien dit hoger is.

b. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. Degene die een der in het eerste lid omschreven feiten begaat met het oogmerk de rechten bij invoer die van de goederen zijn verschuldigd, te ontduiken of de ontduiking daarvan te bevorderen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie of, indien dit hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van die rechten.

4. Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt «of, indien dit bedrag hoger is» vervangen door: of, indien dit hoger is.

b. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. Degene die een der in het eerste lid omschreven feiten begaat, terwijl hij weet of vermoedt dat de rechten bij invoer van de in dat lid bedoelde goederen niet zijn voldaan, noch de heffing van die rechten overeenkomstig wettelijke bepalingen is verzekerd, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie of, indien dit hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van die rechten.

5. Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt «of, indien dit bedrag hoger is» vervangen door: of, indien dit hoger is.

b. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. Degene die een der in het eerste lid omschreven feiten opzettelijk begaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie of, indien dit hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig geheven rechten bij invoer.

6. Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt «, hetzij met hechtenis van ten hoogste zes maanden en geldboete van de derde categorie, hetzij met een van deze straffen» vervangen door: met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

b. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. Degene die een der in het eerste lid omschreven feiten opzettelijk begaat, wordt, indien daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig rechten bij invoer zouden kunnen worden geheven, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie of, indien dit hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig geheven rechten.

7. Artikel 50, tweede lid, wordt vervangen door:

2. Degene die een der in het eerste lid omschreven feiten opzettelijk begaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

8. Artikel 51, tweede lid, wordt vervangen door:

2. Degene die een der in het eerste lid omschreven feiten opzettelijk begaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie of, indien dit hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig geheven rechten bij invoer.

Toelichting

De wijzigingen in onderdeel 1 strekken ertoe de considerans van het wetsvoorstel te actualiseren. De invoeging ingevolge onderdeel 2 van een artikel 32a in het voorstel van wet wordt toegelicht in de nota naar aanleiding van het verslag, onderdeel 5, onder het kopje «Artikel 58 (Wet inzake de douane)».

De onderdelen 3 tot en met 8 bevatten redactionele aanpassingen van de strafbepalingen in de Douanewet aan in het bijzonder de Wet van 21 december 1994 tot partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten in verband met de opheffing van het cumulatieverbod inzake de oplegging van hoofdstraffen (Stb. 1995, 32).

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Naar boven