nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1. In de considerans wordt «verordening (EEG) nr. 2423/88
van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 11 juli 1988 betreffende beschermende
maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen
lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (PbEG L 209)» vervangen
door «verordening (EG) nr. 3283/94 van de Raad van de Europese Unie
van 22 december 1994 inzake beschermende maatregelen tegen invoer met dumping
uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PbEG L 349), verordening
(EG) nr. 3284/94 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1994 inzake
beschermende maatregelen tegen invoer met subsidiëring uit landen die
geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PbEG L 349)», en wordt voorts
«of lidstaten van de Europese Gemeenschappen waarvoor in de desbetreffende
toetredingsakten overgangsmaatregelen zijn voorzien» vervangen door
«of lidstaten van de Europese Unie waarvoor in de desbetreffende toetredingsakten
overgangsmaatregelen zijn voorzien».
2. Na artikel 32 wordt ingevoegd:
Artikel 32a. 1. Douane-expediteurs hebben voor de door hen
ten behoeve van hun opdrachtgever betaalde rechten bij invoer, administratieve
boete, interest en kosten gedurende een jaar na de aan het Rijk gedane betaling
een voorrecht op alle vermogensbestanddelen van de opdrachtgever.
2. Het in het eerste lid toegekende voorrecht heeft gelijke rangorde als
het in artikel 21 van de Invorderingswet 1990 toegekende voorrecht van 's
Rijks schatkist, met dien verstande dat dit laatste voorrecht voorgaat.
3. Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt «, of, indien dit bedrag hoger is»
vervangen door: of, indien dit hoger is.
b. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. Degene die een der in het eerste lid omschreven feiten begaat met het
oogmerk de rechten bij invoer die van de goederen zijn verschuldigd, te ontduiken
of de ontduiking daarvan te bevorderen, wordt gestraft met gevangenisstraf
van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie
of, indien dit hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van die rechten.
4. Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt «of, indien dit bedrag hoger is»
vervangen door: of, indien dit hoger is.
b. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. Degene die een der in het eerste lid omschreven feiten begaat, terwijl
hij weet of vermoedt dat de rechten bij invoer van de in dat lid bedoelde
goederen niet zijn voldaan, noch de heffing van die rechten overeenkomstig
wettelijke bepalingen is verzekerd, wordt gestraft met gevangenisstraf van
ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie of, indien dit hoger
is, ten hoogste eenmaal het bedrag van die rechten.
5. Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt «of, indien dit bedrag hoger is»
vervangen door: of, indien dit hoger is.
b. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. Degene die een der in het eerste lid omschreven feiten opzettelijk
begaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete
van de vierde categorie of, indien dit hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag
van de te weinig geheven rechten bij invoer.
6. Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt «, hetzij met hechtenis van ten hoogste
zes maanden en geldboete van de derde categorie, hetzij met een van deze straffen»
vervangen door: met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van
de derde categorie.
b. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. Degene die een der in het eerste lid omschreven feiten opzettelijk
begaat, wordt, indien daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig rechten
bij invoer zouden kunnen worden geheven, gestraft met gevangenisstraf van
ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie of, indien dit
hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig geheven rechten.
7. Artikel 50, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Degene die een der in het eerste lid omschreven feiten opzettelijk
begaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete
van de vierde categorie.
8. Artikel 51, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Degene die een der in het eerste lid omschreven feiten opzettelijk
begaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete
van de vierde categorie of, indien dit hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag
van de te weinig geheven rechten bij invoer.
Toelichting
De wijzigingen in onderdeel 1 strekken ertoe de considerans van het wetsvoorstel
te actualiseren. De invoeging ingevolge onderdeel 2 van een artikel 32a in
het voorstel van wet wordt toegelicht in de nota naar aanleiding van het verslag,
onderdeel 5, onder het kopje «Artikel 58 (Wet inzake de douane)».
De onderdelen 3 tot en met 8 bevatten redactionele aanpassingen van de
strafbepalingen in de Douanewet aan in het bijzonder de Wet van 21 december
1994 tot partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere
wetten in verband met de opheffing van het cumulatieverbod inzake de oplegging
van hoofdstraffen (Stb. 1995, 32).
De Staatssecretaris van Financiën,
W. A. F. G. Vermeend