23 714
Wijziging van, onder meer, Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met invoering van gezamenlijk gezag voor een ouder en zijn partner en van gezamenlijke voogdij

nr. 13
AMENDEMENT VAN DE LEDEN J. M. DE VRIES EN M. M. VAN DER BURG

Ontvangen 11 maart 1997

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

I

In onderdeel F wordt artikel 253w vervangen door:

Artikel 253w

De ander die met de ouder gezamenlijk het gezag uitoefent, is verplicht tot het verstrekken van levensonderhoud jegens het kind dat onder zijn gezag staat. Nadat een rechterlijke beslissing tot beëindiging van het gezamenlijk gezag in kracht van gewijsde is gegaan of na het overlijden van de ouder met wie tot het tijdstip van overlijden het gezag gezamenlijk werd uitgeoefend, blijft deze onderhoudsplicht gedurende ten hoogste de termijn dat het gezamenlijk gezag heeft geduurd, bestaan. Zij eindigt uiterlijk op het tijdstip dat het kind de leeftijd van eenentwintig jaren heeft bereikt. Artikel 404 is van overeenkomstige toepassing.

II

In onderdeel I wordt artikel 282, zesde lid, tweede volzin, vervangen door:

Artikel 253w is, zolang de gezamenlijke voogdij voortduurt, ten aanzien van hen beiden van overeenkomstige toepassing.

Toelichting

Voorgesteld wordt om de onderhoudsplicht van de partner van de ouder die samen met de ouder het gezag uitoefent, na beëindiging van het gezamenlijk gezag door rechterlijke beslissing of door overlijden van de ouder, niet slechts een jaar te laten voortduren, maar te laten voortduren gedurende de termijn dat het gezamenlijk gezag heeft geduurd. De uitoefening van het gezamenlijk gezag is zo belangrijk en heeft zoveel gevolgen dat dit een verderstrekkende onderhoudsplicht dan in het wetsvoorstel is neergelegd, rechtvaardigt. Deze onderhoudsplicht eindigt uiterlijk wanneer het kind de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt. Dan eindigt in principe ook de onderhoudsplicht van de ouder.

Voor twee voogden die gezamenlijk de voogdij uitoefenen, geldt de onderhoudsplicht tijdens het bestaan van de gezamenlijke voogdij (artikel 282, zesde lid).

J.M. de Vries

M. M. van der Burg

Naar boven