23 699
Nieuwe bepalingen voor een tegemoetkoming in de studiekosten (Wet tegemoetkoming studiekosten)

nr. 10
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 16 oktober 1995

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 9, eerste lid, onderdeel d ten 1°, wordt nu «school» ingevoegd: of instelling.

B

In artikel 16 wordt de aanhef van het tweede lid vervangen door: De tegemoetkoming in de kosten van de onderwijsbijdrage voor een studiejaar is bij de inkomenscategorieën, genoemd in artikel 15, voor:.

C

In artikel 19, tweede lid, wordt «instelling» vervangen door: school of instelling.

D

Artikel 19c, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a, wordt na «school» ingevoegd: of instelling.

2. Aan het slot van onderdeel b vervalt: of.

3. De punt aan het slot van onderdeel c wordt vervangen door: en deze cursus is aan te merken als voortgezet onderwijs dan wel voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, of.

4. Toegevoegd wordt een onderdeel d, luidende:

d. aan een cursus die wordt bekostigd op grond van artikel 75b van de Wet op het voortgezet onderwijs.

E

Artikel 19d wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding komt te luiden:

Artikel 19d. Einde van een studie

2. In het vierde lid wordt «zes maanden» vervangen door: 6 maanden.

F

Artikel 19n wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid wordt vervangen door:

3. Het normbedrag voor de overige studiekosten voor een kalendermaand is gelijk aan een twaalfde deel van de op de schoolsoort van toepassing zijnde bedragen, bedoeld in artikel 16, derde en vierde lid.

2. In het vierde lid wordt «Onze Minister» vervangen door: de Informatie Beheer Groep.

3. Na het vijfde lid wordt een zesde en een zevende lid toegevoegd, luidende:

6. Ingeval de aanspraak van een studerende op een tegemoetkoming in de zin van dit hoofdstuk in de loop van een studiejaar wordt beëindigd en hem niet met betrekking tot een latere maand in dat studiejaar opnieuw een zodanige tegemoetkoming wordt toegekend, wordt het voorschot, bedoeld in het vijfde lid, voor zover dat betrekking heeft over de maanden waarin geen aanspraak op een tegemoetkoming bestond, niet verrekend of teruggevorderd.

7. In de periode waarin artikel 19d, derde lid, op een studerende van toepassing is, is voor hem de tegemoetkoming in de directe studiekosten over de maand augustus nihil.

G

Artikel 19w wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift wordt vervangen door:

Artikel 19w. Omzetting van niet meer verrekenbare schulden in, hetzij rentedragende lening, hetzij verrekenbare WSF-schuld

2. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De in de vorige volzin bedoelde lening wordt rentedragend met ingang van het tijdstip van die omzetting.

3. In het tweede lid wordt «De schuld» vervangen door: De schuld, niet zijnde een schuld waarop artikel 19x van toepassing is,.

4. Het derde lid vervalt.

H

In artikel 24, tweede lid, wordt «overeenkomstig het leerplan dan wel het schoolwerkplan» vervangen door: overeenkomstig het werkplan.

I

In artikel 26, eerste lid, onderdeel a, wordt «Het door de studerende» vervangen door: het door de studerende.

J

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel c, wordt «f 260,–» vervangen door: f 260,–,.

2. In het vijfde lid wordt «30 dagen» vervangen door: 4 weken.

K

In artikel 33 wordt «bij ministeriële regeling per 1 januari van ieder kalenderjaar» vervangen door: per 1 januari van elk kalenderjaar door de Informatie Beheer Groep.

L

In artikel 34, eerste lid, wordt «bij ministeriële regeling» vervangen door: door de Informatie Beheer Groep.

M

Na artikel 38 wordt een artikel 38a ingevoegd, luidende:

Artikel 38a. Verrekening kinderbijslag

1. Indien over een tijdvak, waarover krachtens de Algemene Kinderbijslagwet ten behoeve van een studerende kinderbijslag is verleend, naderhand voor die studerende recht op een tegemoetkoming in de studiekosten op grond van hoofdstuk IIA van deze wet wordt vastgesteld, is de Informatie Beheer Groep bevoegd die tegemoetkoming over dat tijdvak en over latere tijdvakken, in plaats van aan degene aan wie de tegemoetkoming zou dienen te worden betaald, zonder diens machtiging tot het bedrag van de betaalde kinderbijslag over dat tijdvak te betalen aan de Sociale Verzekeringsbank.

2. Van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid kan de Informatie Beheer Groep gebruik maken tot en met twee kalenderjaren na de vaststelling van het recht op een tegemoetkoming in de studiekosten.

N

In artikel 40, eerste lid, wordt «in stellen» vervangen door: instellen.

O

In artikel 44, eerste lid, wordt «artikel 9 dan wel artikel 22» vervangen door: artikel 9, artikel 22 dan wel artikel 57b.

P

Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:

1. De tekst van onderdeel C wordt vervangen door:

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel h ten 1°, wordt «een school» vervangen door: een school of instelling.

2. In het vijfde lid, onderdeel b, eerste volzin, vervalt «dan wel op grond van hoofdstuk III».

2. Na onderdeel C wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ca

In artikel 12, vierde lid, wordt «Onze Minister» vervangen door: De Informatie Beheer Groep.

3. Na onderdeel F wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Fa

In artikel 120a, tweede lid, wordt «de school» vervangen door: de school of instelling.

Q

Artikel 53a wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c, eerste lid, wordt vervangen door:

1. In het eerste lid, onderdeel h ten 1°, wordt «school of instelling» vervangen door: «school» en wordt «2° tot en met 4» vervangen door: 2° en 3°.

2. In het eerste lid, onderdeel h ten 2°, wordt na «aangewezen school» ingevoegd: voor zover het onderwijs is aan te merken als middelbaar beroepsonderwijs».

3. Na onderdeel c, eerste lid, wordt een lid 1a toegevoegd, luidende;

1a. Onderdeel i vervalt.

4. Toegevoegd wordt een onderdeel l, luidende:

l. In artikel 120a, tweede lid, wordt «school of instelling» vervangen door: school.

R

Na artikel 53a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 53b. Wijzigingen in de Wet educatie en beroepsonderwijs

Indien het bij koninklijke boodschap van 29 juni 1994 ingediende voorstel van wet Bepalingen met betrekking tot de educatie en het beroepsonderwijs (Wet educatie en beroepsonderwijs 23 778) tot wet wordt verheven en in werking is getreden, wordt zij als volgt gewijzigd:

a

In artikel 7.4.8, eerste lid, onderdeel f, wordt «of van de regeling voor tegemoetkoming in de studiekosten voor studerenden tot 18 jaar» vervangen door: of van de hoofdstukken II en IIA van de Wet tegemoetkoming studiekosten.

b

In artikel 12.3.28, tweede lid, wordt na «de erkenning zich als gevolg van artikel 12.4.9 niet langer uitstrekt» ingevoegd: en ten aanzien van deze cursus evenmin met ingang van 1 augustus 1997 aan deze instelling het in artikel 1.4.1, eerste lid, bedoelde recht is toegekend dan wel dit recht wel is toegekend maar ten aanzien van deze cursus met ingang van 1 augustus 1997 niet langer aanspraak op studiefinanciering bestaat,.

c

Artikel 12.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A wordt vervangen door:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel h.2° vervalt.

2. Onderdeel h.7° wordt vervangen door:

6°. de Wet educatie en beroepsonderwijs.

2. Onderdeel B wordt vervangen door:

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel b wordt toegevoegd: of.

2. In onderdeel c wordt «middelbaar beroepsonderwijs» vervangen door: , beroepsonderwijs in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

3. Onderdeel d vervalt.

3. Onderdeel C wordt vervangen door:

C

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel h ten 1° wordt «2 en 3» vervangen door: 3° en 6°.

2. In het eerste lid wordt onderdeel h ten 2° vervangen door:

2°. voor het volgen van de beroepsopleidende leerweg van een basisberoepsopleiding, vakopleiding of middenkaderopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, aan een instelling ten aanzien waarvan voor die opleiding het in artikel 1.4.1, eerste lid, van die wet, bedoelde recht is toegekend,.

3. In het eerste lid, onderdeel h ten 3° wordt na «valt» ingevoegd: en deze cursus is aan te merken als hoger onderwijs.

4. In het eerste lid wordt aan het slot van 3° toegevoegd, dan wel.

5. Aan het eerste lid wordt toegevoegd een onderdeel 4°, luidende;

4°. een instelling als bedoeld in artikel 1.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor zover het betreft de beroepsopleidende leerweg van een uit 's Rijks kas bekostigde basisberoepsopleiding, vakopleiding of middenkaderopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, van die wet.

6. In het eerste lid vervalt onderdeel i.2.

7. In het vierde lid wordt «die voortgezet onderwijs, anders dan middelbaar beroepsonderwijs, volgt, dan wel speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: die voortgezet onderwijs, voortgezet algemeen volwassenenonderwijs dan wel speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs volgt.

8. In het negende lid en in het tiende lid wordt telkens «het middelbaar beroepsonderwijs dan wel het deeltijds middelbaar beroepsonderwijs» vervangen door: het beroepsonderwijs in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

4. In onderdeel D, tweede lid, wordt «het deeltijds middelbaar beroepsonderwijs» vervangen door: het beroepsonderwijs in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

5. In onderdeel E wordt «middelbaar beroepsonderwijs» vervangen door: beroepsonderwijs in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

6. In onderdeel G wordt het tweede en derde lid vervangen door:

2. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «de onderdelen h voor zover het middelbaar beroepsonderwijs betreft en i.2» vervangen door: de onderdelen h onder 1°, 2°, 3° voor zover het beroepsonderwijs in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs betreft, en 4°.

3. In het eerste lid, tweede volzin, wordt «middelbaar beroepsonderwijs dan wel deeltijdsmiddelbaar beroepsonderwijs» vervangen door: beroepsonderwijs in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

d

In artikel 12.4.6, onderdeel A onder 1, vervalt «en met uitzondering van opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs,».

S

In de aanhef van artikel 55a wordt «De Wet op de inkomstenbelasting» vervangen door: De Wet op de inkomstenbelasting 1964.

T

Artikel 56a wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a, tweede lid, wordt vervangen door:

2. Onderdeel c wordt als volgt gewijzigd:

1. «partner van de aanvrager» wordt vervangen door: partner van de aanvrager, bedoeld in artikel 8, dan wel partner van de TS-ouder, bedoeld in artikel 19j.

2. In de onderdelen 1° en 2° wordt «de aanvrager» steeds vervangen door: de aanvrager onderscheidenlijk de TS-ouder.

2. In onderdeel a, derde lid, wordt «Aan het eerste lid wordt toegevoegd» vervangen door: Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onderdeel h, door een punt-komma, worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

3. In onderdeel a, derde lid, wordt de punt aan het slot vervangen door een puntkomma en worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

j. thuiswonende studerende: de studerende die woont op het adres van de TS-ouder of de partner van de TS-ouder;

k. uitwonende studerende: elke studerende die niet is een thuiswonende studerende.

4. Onderdeel j wordt vervangen door vijf nieuwe onderdelen:

j

Na artikel 38, eerste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

1a. Indien een studerende in de loop van een studiejaar ophoudt studerende te zijn in de zin van hoofdstuk IIA en hij niet in de loop van datzelfde studiejaar opnieuw studerende wordt aan een instelling waarvoor lesgeld verschuldigd is, wordt het restant van de in het eerste lid bedoelde onderwijsbijdrage niet teruggevorderd.

k

In artikel 41 wordt na «en artikel 10» toegevoegd dan wel artikel 19c, tweede en vierde lid, en artikel 19e.

l

In artikel 42, eerste lid, wordt in de laatste volzin de zinsnede «op de data, bedoeld in de artikelen 19 en 31, geen onderwijs volgt dat voldoet aan de artikelen 9 en 10 onderscheidenlijk 22 en 24» vervangen door: op de data, bedoeld in de artikelen 19, 19t en 31, geen onderwijs volgt dat voldoet aan de artikelen 9 en 10 onderscheidenlijk 19c en 19e dan wel 22 en 24.

m

Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «bedoeld in artikel 9, artikel 22 dan wel artikel 57b» vervangen door: bedoeld in artikel 9, artikel 19c, artikel 22 dan wel artikel 57b.

2. In het derde lid wordt «bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen d en e» vervangen door: bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen d en e dan wel artikel 19c, eerste lid.

3. In het derde lid wordt «de voorwaarden genoemd in artikel 9, tweede lid» vervangen door: de voorwaarden genoemd in artikel 9, tweede lid, dan wel artikel 19c, tweede lid.

n

In artikel 46 wordt «een onderwijsinstelling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen d en e» vervangen door: een onderwijsinstelling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen d en e dan wel artikel 19c, eerste lid.

U

Na artikel 56a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 56aa. Wijzigingen in de Wet tegemoetkoming studiekosten

Indien het bij koninklijke boodschap van 29 juni 1994 ingediende voorstel van wet Bepalingen met betrekking tot de educatie en het beroepsonderwijs (Wet educatie en beroepsonderwijs 23 778) tot wet wordt verheven en in werking is getreden, wordt de Wet tegemoetkoming studiekosten als volgt gewijzigd:

a

Artikel 1, eerste lid, onderdeel e. 5°, wordt vervangen door:

5°. de Wet educatie en beroepsonderwijs;.

b

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt «middelbaar beroepsonderwijs» vervangen door: beroepsonderwijs in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

2. Aan het slot van onderdeel d wordt toegevoegd: of.

3. Onderdeel e vervalt.

4. Onderdeel f wordt verletterd tot e.

c

Artikel 9, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel d ten 2° wordt na «artikel 56» ingevoegd: dan wel artikel 56a.

2. Aan het slot van onderdeel d vervalt «of».

3. Onderdeel e wordt vervangen door:

e. aan een instelling als bedoeld in artikel 1.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor zover het betreft de beroepsopleidende leerweg van een uit 's Rijks kas bekostigde basisberoepsopleiding, vakopleiding of middenkaderopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, van die wet, dan wel

f. aan een instelling als bedoeld in artikel 1.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor zover het betreft een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder a, van die wet.

d

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid onder 3° en 4° wordt telkens «het deeltijds middelbaar beroepsonderwijs» vervangen door: het beroepsonderwijs in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

2. In het derde lid, onderdeel b, wordt «het middelbaar beroepsonderwijs en het deeltijds middelbaar beroepsonderwijs» vervangen door: het beroepsonderwijs in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

e

Artikel 19c wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid wordt «ander onderwijs dan hoger onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs of deeltijds middelbaar beroepsonderwijs: vervangen door: voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs, dan wel voortgezet algemeen volwassenenonderwijs.

2. Onder verlettering van de onderdelen b en c tot c en d, wordt een nieuw onderdeel b ingevoegd, luidende:

b. aan een instelling als bedoeld in artikel 1.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor zover het betreft een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder a, van die wet,.

3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt na «artikel 56» ingevoegd: dan wel artikel 56a.

4. In het zesde lid wordt «in het hoger onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs dan wel het deeltijds middelbaar beroepsonderwijs» vervangen door: in het beroepsonderwijs in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs en in het hoger onderwijs.

f

In artikel 22, eerste lid, onderdeel c, wordt na «artikel 56» ingevoegd: dan wel artikel 56a.

g

In artikel 41 wordt «hoofdstuk IV van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs» vervangen door: hoofdstuk 5 van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

h

In artikel 44 wordt na het eerste lid een lid 1a ingevoegd, luidende:

1a. De natuurlijke persoon van wie, dan wel de rechtspersoon waarvan de onderwijsinstelling, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel e dan wel onderdeel f, uitgaat, is verplicht vóór 1 mei aan de Informatie Beheer Groep te melden welke opleidingstrajecten, bedoeld in artikel 7.4.8, eerste lid, onderdeel f, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in het eerstvolgende studiejaar door de instelling worden verzorgd.

i

Onder aanduiding van de tekst van artikel 46 als eerste lid, wordt daaraan een lid toegevoegd, luidende:

2. Indien een onderwijsinstelling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel e dan wel onderdeel f, ten onrechte op grond van artikel 7.4.8, eerste lid, onderdeel f, van de Wet educatie en beroepsonderwijs heeft vastgesteld dat een opleidingstraject voldoet aan de eisen van hoofdstuk II, dan wel ten onrechte aan de Informatie Beheer Groep de melding, bedoeld in artikel 44, lid 1a, heeft gedaan, ontstaat er een vordering van de Informatie Beheer Groep op de onderwijsinstelling ter grootte van het bedrag van de tegemoetkomingen dat ten behoeve van de studerenden aan dat opleidingstraject in de studiejaren waarop de vaststelling betrekking heeft, is toegekend.

V

Artikel 56b wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef wordt vervangen door: De Algemene bijstandswet wordt als volgt gewijzigd:.

2. Onderdeel b wordt vervangen door:

b. In artikel 36, eerste lid, wordt na «aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering» ingevoegd: , op een tegemoetkoming in de studiekosten op grond van hoofdstuk IIA van de Wet tegemoetkoming studiekosten,.

3. In onderdeel c wordt in de aanhef «vernummering» vervangen door: , onder vernummering.

4. Onderdeel d wordt vervangen door:

d. In artikel 50, derde lid, wordt na «aanspraak bestaat op studiefinanciering ingevolge hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering,» ingevoegd: op een tegemoetkoming in de studiekosten ingevolge hoofdstuk IIA van de Wet tegemoetkoming studiekosten,.

W

De aanhef van artikel 56c wordt vervangen door:

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:.

X

De aanhef van artikel 56d wordt vervangen door:

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:.

Y

De tekst van artikel 56e wordt vervangen door:

De Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 7, tweede lid, onderdeel a, wordt vervangen door:

a. in verband met onderwijs of een beroepsopleiding overdag lessen of stages volgt gedurende gemiddeld tenminste 213 klokuren per kwartaal, of.

2. Aan artikel 25 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

3. Hetgeen in het eerste en het tweede lid is bepaald ten aanzien van studiefinanciering, verleend krachtens hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering, is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een tegemoetkoming in de studiekosten, verleend krachtens hoofdstuk IIA van de Wet tegemoetkoming studiekosten.

Z

Artikel 57 vervalt.

AA

Voor artikel 58 worden de artikelen 57a en 57b ingevoegd, luidende:

Artikel 57a. Overgangsbepaling aanvragen tegemoetkoming in de studiekosten

1. Een aanvraag van een tegemoetkoming in de studiekosten ten behoeve van het studiejaar 1996/1997, die vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet wordt ingediend bij de Informatie Beheer Groep, wordt behandeld met inachtneming van de bepalingen van hoofdstuk II dan wel hoofdstuk III.

2. Een aanvraag om studiefinanciering uit hoofde van hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering ten behoeve van het studiefinancieringstijdvak 1997, die vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet wordt ingediend bij de Informatie Beheer Groep door een studerende in het onderwijs, bedoeld in artikel 19c, wordt, in afwijking van de Wet op de studiefinanciering, behandeld met inachtneming van de bepalingen van hoofdstuk IIA.

3. Indien een studerende studiefinanciering ontving met betrekking tot de maand december 1996 en deze studerende voldoet aan de voorwaarden voor tegemoetkoming in de studiekosten op grond van hoofdstuk IIA, hoeft hij geen aanvraag in te dienen voor deze tegemoetkoming in de studiekosten.

Artikel 57b. Overgangsbepaling Nederlands als tweede taal

1. Studerenden op wie artikel 11, eerste lid, onderdeel e, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet van toepassing is, gelden als studerenden in de zin van artikel 22.

2. Artikel 28, eerste lid, is van toepassing.

3. De tegemoetkoming in de kosten van de onderwijsbijdrage is

1°. voor een studerende die per week 540 minuten of meer onderwijs volgt: het op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel e, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet verschuldigde cursusgeld voor 540 minuten onderwijs,

2°. voor een studerende die per week ten minste 270 minuten, maar minder dan 540 minuten onderwijs volgt: het op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel e, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet verschuldigde cursusgeld voor 360 minuten onderwijs, of

3°. voor een studerende die per week minder dan 270 minuten onderwijs volgt: nihil.

4. Artikel 28, derde lid, onderdelen b, c en d, is van overeenkomstige toepassing.

5. Voor de toepassing van artikel 31 worden de studerenden, bedoeld in het eerste lid, aangemerkt als studerenden in het voortgezet onderwijs.

BB

De tekst van artikel 60 wordt vervangen door:

1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 augustus 1996 met dien verstande dat de bepalingen, genoemd in het tweede tot en met negende lid, terugwerken tot, dan wel in werking treden op de in die leden aangeduide tijdstippen.

2. Artikel 57a, eerste lid, treedt in werking de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

3. Artikel 53a, voor zover het betreft artikel 16, eerste lid, van de Wet op de studiefinanciering, werkt terug tot en met 1 augustus 1993.

4. Artikel 53, voor zover het betreft artikel 12, vierde lid, van de Wet op de studiefinanciering en artikel 54a, voor zover het betreft artikel 30a van de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank, werken terug tot en met 1 januari 1994.

5. Artikel 53, voor zover het betreft de wijziging van artikel 9, eerste lid, van de Wet op de studiefinanciering, werkt terug tot en met 1 augustus 1995.

6. Titel 3 van hoofdstuk IIA en artikel 56e, eerste lid, treedt in werking met ingang van 1 oktober 1996.

7. Hoofdstuk IIA met uitzondering van titel 3, en de artikelen 38a, 53a, voor zover het niet betreft artikel 16, eerste lid, van de Wet op de studiefinanciering, 55a, 56a met uitzondering van de wijziging van artikel 19g, 56aa onderdelen h en i, 56b, 56c, 56d en 56e, tweede lid, treden in werking met ingang van 1 januari 1997.

8. Artikel 56aa met uitzondering van de onderdelen h en i, treedt in werking met ingang van 1 augustus 1997.

9. Artikel 56a voor zover het betreft de wijziging van artikel 19g, treedt in werking met ingang van 1 januari 1999.

CC

De ondertekening wordt vervangen door:

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

TOELICHTING

Algemeen

In deze nota van wijziging wordt het gewijzigd voorstel van wet aangepast aan wetgeving die in de periode na de indiening van het voorstel in het Staatsblad is verschenen dan wel de Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft gepasseerd.

De meeste van deze wijzigingen zijn het gevolg van het feit dat het wetsvoorstel Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) de Eerste Kamer heeft bereikt (Kamerstukken I 23 778). Daardoor dienen het onderhavige wetsvoorstel (WTS) en het wetsvoorstel WEB door middel van deze tweede nota van wijziging op elkaar te worden afgestemd. Het beeld dat na die afstemming ontstaat, is voor de WTS en de Wet op de studiefinanciering (WSF) als volgt:

a. Met ingang van 1 augustus 1996 inwerkingtreding van de hoofdstukken II en III WTS en de daaruit voortvloeiende wijzigingen in de WSF (artikel 53 WTS).

b. Met ingang van 1 januari 1997 inwerkingtreding van hoofdstuk IIA WTS (artikelen 19a tot en met 19x en artikel 56a WTS) en de daaruit voortvloeiende wijzigingen in de WSF (artikel 53a WTS).

c. Met ingang van 1 augustus 1997 inwerkingtreding van de wijzigingen die het gevolg zijn van de inwerkingtreding van de WEB, in de WTS (artikel 56aa WTS) en in de WSF (via artikel 53b WTS wijzigingen in artikel 12.4.2 WEB).

Bovendien worden enkele technische en taalkundige aanpassingen gepleegd.

Tevens is in deze nota van wijziging, overeenkomstig de nadere memorie van antwoord aan de Eerste Kamer bij het wetsvoorstel WEB, een wijziging aangebracht die ertoe strekt dat deelnemers van niet-bekostigde beroepsopleidingen in de zin van de WEB aanspraak hebben op studiefinanciering en tegemoetkoming studiekosten, mits zij voor het overige voldoen aan de voorwaarden die ook worden gesteld aan het bekostigd onderwijs, zoals bijvoorbeeld de urennorm en de minimale cursusduur. Dit punt is nader toegelicht bij onderdeel R ad b.

Onderdelen

Onderdelen A, C, D, eerste lid, P, eerste en derde lid, Q, eerste lid, eerste gedeelte en vierde lid, en BB

De wet van 31 mei 1995, Stb. 319, in werking getreden 1 augustus 1995, voegt in artikel 2 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs (ISOVSO), 2 schoolsoorten voor blinde en slechtziende kinderen samen tot de schoolsoort onderwijs aan visueel gehandicapte kinderen, «welk onderwijs wordt gegeven aan instellingen». In verband daarmee is de terminologie in de artikelen 9, eerste lid, 19 en 19c, eerste lid, aangepast.

Het onderhavige wetsvoorstel heeft 1 augustus 1996 als datum van inwerkingtreding maar het overbrengen van het (voortgezet) speciaal onderwijs en het voortgezet onderwijs, met uitzondering van het middelbaar beroepsonderwijs, uit de WSF naar de WTS treedt in werking met ingang van 1 januari 1997. Daarom dient voor de periode 1 augustus 1995 – 1 januari 1997 nog in de WSF een dergelijke terminologische aanpassing te worden aangebracht.

Die aanpassing in de WSF is geschied door in artikel 53, onderdeel C, een aanpassing van artikel 9, eerste lid, onderdeel h, op te nemen met terugwerkende kracht tot 1 augustus 1995 en deze aanpassing weer ongedaan te maken in artikel 53a, onderdeel c, dat eveneens betrekking heeft op artikel 9 WSF, en deze laatste wijziging in werking te laten treden met ingang van 1 januari 1997.

Onderdelen B, E, F, tweede lid, H, I, J, N, P, tweede lid, Q, eerste lid, tweede gedeelte, S, V, eerste lid, W, X en CC

De aanpassingen in deze onderdelen zijn verschillend, maar niet inhoudelijk, van aard. Onderdeel B verbetert de wettekst door opneming van een verwijzing naar artikel 15 van het voorstel. Onderdeel E leidt tot eenvormige schrijfwijze in het voorstel. De onderdelen F, tweede lid, en P, tweede lid, brengen het voorstel in lijn met de taakverdeling die voortvloeit uit de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank (Stb. 1993, 714). Onderdeel H neemt de terminologie over die gebruikelijk is in het voortgezet onderwijs. De onderdelen I, J en N bevatten taalkundige verbeteringen. De onderdelen V onder 1, W en X zijn nodig omdat de wetsvoorstellen die werden genoemd, intussen tot wet zijn verheven en in werking zijn getreden. Onderdeel Q, eerste lid, tweede gedeelte, past een onjuiste verwijzing aan. Onderdeel S verbetert een onjuiste citeertitel. Tot slot past de wijziging in onderdeel CC de ondertekening aan, aan het huidige takenpakket van het departement.

Onderdelen D, tweede, derde en vierde lid, en Q, derde lid

Cursussen, bekostigd op grond van artikel 75b van de Wet op het voortgezet onderwijs, zijn internationale opleidingen, verbonden aan vwo-scholen. Vanaf 1 januari 1997 dienen zij te ressorteren onder hoofdstuk IIA van de WTS.

Onderdeel F, eerste lid

Het aanvankelijk voorgestelde artikel 19n, derde lid, stelde het «normbedrag voor de overige studiekosten» over de laatste maanden van het kalenderjaar (augustus tot en met december) niet op het niveau van het lopende studiejaar, maar op het niveau van het daaraan voorafgaande studiejaar, waardoor de achttienjarigen en ouder anders behandeld zouden worden dan de studerenden jonger dan 18 jaar. Nu wordt voorgesteld dit onderscheid ongedaan te maken.

Onderdeel F, derde lid

Door de toevoeging van een zesde lid aan artikel 19n wordt bereikt dat het verschil tussen studerenden in de zin van hoofdstuk II en die in de zin van hoofdstuk IIA op het gebied van het lesgeld wordt weggenomen.

Het zevende lid van artikel 19n betreft de studerende die examen heeft gedaan aan een school voor vwo of havo en zich dan met ingang van het nieuwe studiejaar inschrijft aan een instelling voor hoger onderwijs. De overbruggingstegemoetkoming, bedoeld in artikel 19d, derde lid, heeft voor hem niet alleen betrekking op de maand juli, maar ook op de maand augustus, want het studiejaar in het hoger onderwijs begint niet zoals in het voortgezet onderwijs op 1 augustus, maar op 1 september. Daarom is het niet nodig hem over de maand augustus een tegemoetkoming in de directe studiekosten te verstrekken.

Onderdeel G

De bepaling in artikel 19w, derde lid, is alleen van toepassing op de leningen waarvan sprake is in het eerste lid. Door aan dat eerste lid de inhoud van de bepaling uit het derde lid toe te voegen, wordt het derde lid overbodig. Het wordt daarom geschrapt. Met de aanpassing van het tweede lid wordt bereikt dat schulden van een studerende uit hoofde van de WTS kunnen worden verrekend met verstrekkingen aan studiefinanciering uit hoofde van de WSF.

Door de wijziging in het opschrift van het artikel sluit dat opschrift beter aan bij de inhoud van het artikel.

Onderdelen K en L

In de artikelen 33 en 34 werd de indexering opgedragen aan de minister en in artikel 34a aan de Informatie Beheer Groep. Dit ongemotiveerde onderscheid wordt opgeheven door de artikelen 33 en 34 aan te passen aan de redactie van artikel 34a.

Onderdelen M en Y, tweede lid

In artikel 150 van de WSF en artikel 25 van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) is een regeling gegeven dat de Informatie Beheer Groep en de Sociale Verzekeringsbank teveel betaalde studiefinanciering en teveel betaalde kinderbijslag over en weer aan elkaar kunnen uitbetalen. Zodra de studerenden in het voortgezet onderwijs worden overgeheveld van de WSF naar hoofdstuk IIA van de WTS, dient die mogelijkheid tot over en weer uitbetalen ook te zijn geopend ten aanzien van teveel betaalde tegemoetkoming in de studiekosten, bedoeld in hoofdstuk IIA van de WTS. Artikel 38a van de WTS en artikel 25, derde lid, van de AKW, voorzien daarin.

Onderdelen O, Z en AA

Artikel 57 dat een overgangsbepaling bevat met betrekking tot invoering van de norm van voltijds studeren kan vervallen nu bij koninklijk besluit van 8 juni 1995, Stb. 322, is bepaald dat de in Artikel XV, tweede lid, van de Wet van 29 september 1994, Stb. 742, genoemde bepalingen, voor alle schoolsoorten, in werking zijn getreden met ingang van 1 augustus 1995.

Met het opnemen van artikel 57a wordt bereikt dat aanvragen om tegemoetkoming in de studiekosten die worden gedaan vóór de inwerkingtreding van deze wet ten behoeve van een periode na de inwerkingtreding van deze wet, behandeld worden met inachtneming van de bepalingen van deze wet.

Door in artikel 57b het van toepassing zijn van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet als norm te nemen, wordt haarfijn bereikt dat wie onder het regime van de folder TS een tegemoetkoming kreeg, die ook blijft krijgen, óók onder het overgangsregime van art. 12.3.34 van de Wet educatie en beroepsonderwijs. Een studerende moet dan wel ook voldoen aan de minimale cursusduur, bedoeld in artikel 24.

In artikel 57b, derde en vierde lid, is bepaald wat men krijgt. De hoogte van de bedragen is gelijk aan de TS-bedragen die gelden voor studerenden in het voortgezet onderwijs op wie hoofdstuk III van toepassing is.

Door de aanvulling van artikel 44 wordt bereikt dat, nu de opleidingen NT2 onder de reikwijdte van deze wet worden gebracht, deze instellingen ook dienen te voldoen aan de inlichtingenplicht.

Onderdelen Q, tweede lid, en R ad a, ad c onder 1, 2 en 3 onder C.1 en C.3 tot en met C.6, en ad d

Deze wijzigingen zijn nodig voor de wederzijdse afstemming op elkaar van het wetsvoorstel WTS en het wetsvoorstel WEB, onder meer als gevolg van de invoeging per 1 januari 1997 van hoofdstuk IIA in de WTS en de wijzigingen in de WSF die daarvan het spiegelbeeld zijn.

Onderdeel R ad b en ad c onder 3 onder C.2

Naar aanleiding van de resultaten van de schriftelijke behandeling van het wetsvoorstel WEB in de Eerste Kamer zijn aanpassingen aangebracht in het onderhavige wetsvoorstel. Deze aanpassingen strekken ertoe te bereiken dat ten aanzien van deelnemers aan beroepsopleidingen in de zin van de WEB wat hun aanspraak op studiefinanciering betreft, geen ongelijke behandeling optreedt in die zin dat voor die aanspraak bepalend zou zijn of de deelnemer de opleiding volgt aan een bekostigde instelling of aan een particuliere instelling.

Om te komen tot gelijkberechtiging, wordt voorgesteld in artikel 9 van de WSF te regelen dat deelnemers aan aangewezen beroepsopleidingen als bedoeld in de WEB, op gelijke voet als deelnemers aan bekostigde beroepsopleidingen aanspraak op studiefinanciering kunnen hebben. Het gaat daarbij om cursussen die in de kwalificatiestructuur van de WEB zullen moeten zijn opgenomen, met dien verstande dat zowel bij het bekostigde als bij het particuliere onderwijs alleen in beeld zijn de beroepsopleidende leerweg van een basisberoepsopleiding, vakopleiding of middenkaderopleiding.

Complementair aan deze verruiming van artikel 9 van de WSF moet ook het desbetreffende overgangsartikel van de WEB worden gewijzigd, in die zin dat het overgangsartikel beperkt moet worden tot:

a. deelnemers aan met ingang van 1 augustus 1997 niet op grond van de WEB aangewezen beroepsopleidingen, verzorgd door particuliere instellingen, voor zover deze deelnemers op 31 juli 1997 aanspraak op studiefinanciering hadden voor zo'n opleiding, en

b. deelnemers aan eventuele wel-aangewezen maar geen recht op studiefinanciering meer gevende beroepsopleidingen, voor zover deze opleidingen niet bestaan uit de beroepsopleidende leerweg van een basisberoepsopleiding, vakopleiding of middenkaderopleiding, en voor zover de deelnemers op 31 juli 1997 voor zo'n opleiding aanspraak op studiefinanciering hadden.

Niet op grond van de WEB aangewezen beroepsopleidingen zijn beroepsopleidingen waarvoor landelijke organen (per 1 januari 1996 in samenwerking met vertegenwoordigers van het particulier onderwijs) geen eindtermen hebben vastgesteld. Dit betekent immers dat die opleidingen niet in de kwalificatiestructuur zullen worden opgenomen. Daardoor kan voor het volgen van die opleidingen geen recht op studiefinanciering ontstaan.

Deelnemers aan de overige wel-aangewezen beroepsopleidingen kunnen door de hierboven voorgestelde wijziging van artikel 9 WSF aanspraak op studiefinanciering behouden, zodat voor hen geen overgangsvoorziening meer noodzakelijk is.

Onderdeel T, eerste, tweede en derde lid

Het wetsvoorstel introduceert in hoofdstuk IIA de begrippen thuiswonende studerende, uitwonende studerende en partner van de TS-ouder. Dat maakt het nodig in artikel 1 te definiëren wat daaronder wordt verstaan. De definities zijn in overeenstemming met die van partner van de studerende en van partner van de debiteur en die van thuis- en uitwonende studerende in de WSF.

Onderdeel T, vierde lid

Het oude onderdeel j komt te vervallen omdat artikel 57 WTS vervalt. Dat oude onderdeel j wordt nu vervangen door de onderdelen j tot en met n. Daarin worden de artikelen 38, 41, 42, 44 en 46 WTS aangepast in verband met de invoering van hoofdstuk IIA WTS.

Onderdelen U en BB

Artikel 56aa bevat de wijzigingen in de WTS als gevolg van de invoering van de WEB. Deze wijzigingen lopen parallel met de wijzigingen die artikel 12.4.2 van de WEB aanbrengt in de WSF. Beide artikelen treden in werking met ingang van 1 augustus 1997. Echter, voor beide artikelen geldt dat de bepalingen over de inlichtingenplicht – in artikel 56aa WTS zijn dat de wijzigingen in de artikelen 44 en 46 WTS – al met ingang van 1 januari 1997 in werking treden.

Met betrekking tot de wijziging van artikel 46 door daaraan een tweede lid toe te voegen, zij allereerst toegelicht dat de ruim gestelde verwijzing naar hoofdstuk II gekozen is om analogie met artikel 46, eerste lid, in stand te laten. Het gaat met name om de eisen die met betrekking tot de onderwijssoort (artikel 9) en met betrekking tot de minimale opleidingsduur (artikel 10) worden gesteld. Daarnaast is er in het tweede lid sprake van «het bedrag van de tegemoetkomingen dat ten behoeve van studerenden ... is toegekend». De woorden «ten behoeve van» zijn hier gebruikt om aan te duiden dat de tegemoetkoming, bedoeld in hoofdstuk II, niet aan de studerende zelf maar aan diens wettelijk vertegenwoordiger wordt toegekend.

Onderdeel V, tweede tot en met vierde lid

De wijzigingen in artikel 56b, tweede tot en met vierde lid, zijn van redactionele aard. Zij zijn zo geherformuleerd dat ze het beoogde doel ook bereiken indien artikel XXXVI van het wetsvoorstel tot nadere wijziging van enkele sociale zekerheidswetten (technische verbeteringen in verband met de wetten TAV, TBA en TZ, alsmede enige andere wijzigingen), Kamerstukken II 1994/95, 24 326, eerder in werking treedt dan artikel 56b van de WTS.

Onderdelen Y, eerste lid, en BB

Onderdeel Y, eerste lid, brengt het wetsvoorstel in overeenstemming met de tekst van artikel 7 van de AKW zoals dat luidt met ingang van 1 oktober 1995, de datum van inwerkingtreding van de Wet van 26 april 1995, Stb. 220, en verwerkt in dat artikel de maatregel met betrekking tot het voltijds studeren uit de wet Stoeb. Het gaat hier om de eis van onderwijs gedurende tenminste 850 klokuren per jaar. Zie artikel 9, lid 1a, van de WSF dat in de AKW is vertaald naar 213 klokuren per kwartaal. Omdat de AWK een kwartaalsystematiek kent, treedt dit onderdeel in werking met ingang van het eerstvolgende kwartaal na 1 augustus 1996, de datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel.

Onderdeel BB

Het was aanvankelijk de bedoeling de hoofdstukken II en III van de wet in werking te laten treden met ingang van 1 augustus 1996. Met betrekking tot de uitkeringen van de tegemoetkoming zou de wet volgens het oorspronkelijke artikel 60 eveneens in werking treden met ingang van 1 augustus 1996. Desondanks was in artikel 60, eerste lid, al bepaald dat deze wet in werking zou treden met ingang van 1 januari 1996. Die vroege inwerkingtreding strekte er toe de aanvraagprocedure voorafgaand aan 1 augustus 1996 te dekken. Als nieuwe constructie is nu gekozen voor het invoegen van artikel 57a in combinatie met een algemene inwerkingtreding per 1 augustus 1996, en terugwerking van artikel 57a te doen geschieden tot de dag na de datum van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

Naar boven