nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 1 wordt ingevoegd:
Artikel 1a
1. Een ontwerp van een besluit dat beoogt het Koninkrijk te binden, wordt,
voordat daaromtrent enige besluitvorming door het in artikel 18 van de Overeenkomst
bedoelde Comité plaatsvindt, terstond nadat de tekst van dat ontwerp
tot stand is gekomen, openbaar gemaakt en aan de Staten-Generaal voorgelegd.
2. Een ontwerp-besluit als bedoeld in het eerste lid kan in afwijking
van het bepaalde in dat lid ter vertrouwelijke kennisneming door de leden
van de Staten-Generaal worden voorgelegd indien buitengewone omstandigheden
van dwingende aard het bepaald noodzakelijk maken dat het ontwerp een geheim
of vertrouwelijk karakter draagt.
3. Instemming van de Staten-Generaal is vereist voordat de vertegenwoordiger
van het Koninkrijk zijn medewerking kan verlenen aan het totstandkomen van
een besluit als bedoeld in het eerste lid.
4. Stilzwijgende instemming is verleend indien niet binnen vijftien dagen
na overlegging van het ontwerp-besluit aan de Staten-Generaal door of namens
de Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat de ontwerp-maatregel de uitdrukkelijke
instemming behoeft.
5. Het derde lid is niet van toepassing op de vaststelling van wijzigingen
of herzieningen van de Overeenkomst.
Toelichting
In de wet tot goedkeuring van het Verdrag betreffende de Europese Unie
is, overeenkomstig eerder in de goedkeuringswet van de Uitvoeringsovereenkomst
van Schengen, vastgelegd dat ontwerp-besluiten van de Raad overeenkomstig
artikel K van dat verdrag aan de Staten-Generaal worden voorgelegd, voordat
daaromtrent enige besluitvorming plaatsvindt. De hoofdreden voor deze bij
amendement vastgelegde regeling (Kamerstukken II 1992/93, 22 647 (R 1437),
nr. 20) was dat niet is voorzien in parlementaire controle op die besluitvorming. De op 15 juni 1990 te Dublin tot stand gekomen Overeenkomst betreffende
de vaststelling van de Staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van
een asielverzoek dat bij een van de lid-staten van de Europese Gemeenschappen
wordt ingediend, verleent aan het in artikel 18 van dat verdrag bedoelde Comité
soortgelijke bevoegdheden en voorziet evenmin in parlementaire controle daarop.
De onderhavige wijziging strekt ertoe het Nederlandse parlement in staat te
stellen eveneens controle uit te oefenen op de participatie van de Nederlandse
vertegenwoordiger in de besluitvorming van het Comité van het onderhavige
Verdrag.
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. van Mierlo
De Staatssecretaris van Justitie,
E. M. A. Schmitz