23 645 Openbaar vervoer

Nr. 726 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 september 2020

Met deze brief informeer ik u over de beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer (BVOV) in 2020 en 2021. Ik doe dit mede naar aanleiding van het verzoek van uw vaste commissie voor IenW waarin wordt verzocht om een update ten aanzien van de beschikbaarheidsvergoeding, waarin wordt aangegeven in hoeverre reeds beschikbaarheidsvergoedingen zijn uitgekeerd en waarin wordt vooruitgeblikt op een eventuele volgende tranche.

Uitwerking beschikbaarheidsvergoeding 2020

In mijn brief van 5 juni (Kamerstuk 23 645, nr. 723) heb ik aangekondigd dat de beschikbaarheidsvergoeding door het Rijk zal worden verstrekt aan decentrale overheden zodat zij de vergoeding vervolgens ter beschikking kunnen stellen aan hun concessiehouders. Er zijn nog geen beschikbaarheidsvergoedingen uitgekeerd. Voor het mogen verstrekken van de vergoeding aan vervoerders is toestemming van de Europese Commissie vereist. Daarvoor zal op korte termijn een gezamenlijke staatssteunmelding worden gedaan. Zoals ik heb aangegeven tijdens het WGO van 30 juni jl. (Kamerstuk 35 490, nr. 8) sta ik in nauw overleg met de vervoerders. Ik heb op dit moment geen signalen van vervoerders over acute financiële problemen. Mochten die er komen, dan gaan wij proberen daar een oplossing voor te vinden. Zo heb ik eerder dit jaar een lening verstrekt aan de Waddenveren.

Na intensief en constructief overleg met het Ministerie van Financiën en de decentrale overheden en vervoerders, is er overeenstemming over de beschikbaarheidsvergoeding 2020. De laatste details van de regeling worden nu uitgewerkt, waarna ik deze op korte termijn zal vaststellen en uw Kamer daarover zal informeren.

Op dit moment ligt het gebruik van het OV volgens de monitor gebaseerd op OV-chipkaartgegevens iets boven 50% ten opzichte van vorig jaar. Zoals toegezegd tijdens het WGO zal ik u in het najaar verder informeren over de ontwikkeling van de reizigersaantallen en de uitvoering van de regeling BVOV.

Beschikbaarheidsvergoeding OV 2021 en verder

Graag informeer ik u met deze brief nader over de BVOV 2021 die onderdeel uitmaakt van de begroting 2021 waarover uw Kamer vandaag is geïnformeerd (Kamerstuk 35 570 XII).

Ook voor volgend jaar neemt het kabinet maatregelen om het openbaar vervoer als vitale sector voor reizigers beschikbaar te houden. Aan het advies van het kabinet om thuis te werken zit op dit moment geen einddatum. Ook het (hoger) onderwijs blijft voorlopig deels op afstand. Als gevolg van dit beleid zal het aantal reizigers en dus ook de inkomsten van de vervoerders naar verwachting achterblijven bij de situatie voor corona. Daarom is het de inschatting van het kabinet dat in 2021 ondersteuning in de vorm van een beschikbaarheidsvergoeding OV nodig is.

De beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer 2020 wordt daarom verlengd tot 1 juli 2021. Voor de verlenging is € 740 miljoen op de Aanvullende Post bij het Ministerie van Financiën geraamd. Vervoerders ontvangen een vergoeding op basis van nacalculatie, die leidt tot een kostendekkingsgraad van niet minder dan gemiddeld 93% voor de periode 1 januari t/m 30 juni 20211. Voor het overige blijven dezelfde voorwaarden van kracht als in 2020. Partijen wordt gevraagd in deze periode te optimaliseren door het aanbod aan te passen aan de vraag, zonder dat de beschikbaarheid en veiligheid van het OV daar op termijn onder lijdt. In de nadere uitwerking van de regeling wordt verkend of prikkels die een negatieve impact kunnen hebben op efficiencybesparingen kunnen worden weggenomen.

Voor de periode van 1 juli tot en met 31 december 2021 biedt het kabinet perspectief op een aanvullende verlenging. Daarbij zal sprake zijn van een versobering. Verlenging geschiedt onder de voorwaarde dat door de sector – (de decentrale) overheden en vervoerders gezamenlijk – uiterlijk 1 april 2021 een transitieplan wordt opgesteld. Dit plan geeft richting aan de benodigde (verdere) optimalisatie, kostenbesparingen, aanpassingen aan dienstregeling en/of concessie en de transitie daartoe van het openbaar vervoer startend in de tweede helft van 2021. Besluitvorming over de vormgeving van de beschikbaarheidsvergoeding voor de periode van 1 juli tot en met 31 december 2021 vindt plaats in voorjaar 2021, mede op basis van de ervaringen met de regeling 2020, de reizigersontwikkelingen en inzicht in besparings- en hervormingsmogelijkheden (in de sfeer van de dienstregeling en/of concessie).

Bij deze maatregelen is de balans gezocht tussen enerzijds de korte termijn ondersteuning van vervoerders om het OV als vitale sector in 2021 beschikbaar te houden en anderzijds de benodigde transitie van de OV-sector naar de nieuwe situatie.

De gesprekken die ik voer in het Nationaal OV Beraad maken duidelijk dat decentrale overheden en bedrijven voor komende jaren anticiperen op achterblijvende reizigersaantallen en nadenken in hoeverre hun dienstregelingen en bedrijfsvoering daarop moeten worden aangepast. De mate waarin zij dit moeten doen, is afhankelijk van het verloop van de pandemie en het effect daarvan op het reisgedrag en eventuele beperkende maatregelen die door de overheid worden opgelegd.

Bij de besparingsmaatregelen vind ik het van belang dat niet alleen naar de korte termijn gevolgen wordt gekeken, maar ook naar hun effect op de beschikbaarheid van het vervoeraanbod en op het OV-systeem voor de (middel)lange termijn. De structurele groei van het OV zal zich immers, ondanks een tijdelijke vertraging vanwege de pandemie, naar verwachting van vervoerders doorzetten2. Het is daarom zaak dat maatregelen voor 2021 niet ten koste gaan van de kracht van het goed functionerende OV-systeem op (middel)lange termijn en dat het OV na deze crisis de verwachte groeiende mobiliteitsvraag kan faciliteren.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Indien dit bedrijfseconomisch noodzakelijk is, wordt dit niet minder dan gemiddeld 95%.

X Noot
2

De verwachting is dat richting 2040 de groei van de afgelopen jaren gaat doorzetten, zoals op basis van de WLO-scenario’s van de planbureaus en de vervolganalyses van IenW (NMCA, vervoersstudies Toekomstbeeld OV) wordt verwacht, omdat de onderliggende trends doorzetten.

Naar boven