23 636
Wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Tijdelijke wet bekostiging nieuwe basisscholen inzake vereenvoudiging van het bekostigingsstelsel voor het basisonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs (vereenvoudiging Londo)

nr. 10
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 7 mei 1996

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel Qa, komt artikel 105h, eerste lid, te luiden:

1. Het bevoegd gezag van een school besteedt de door het Rijk toegekende vergoedingen, voor zover het niet betreft de vergoedingen bedoeld in het tweede lid, ten behoeve van die school met inachtneming van het bepaalde in artikel 105i.

B

In artikel II, onderdeel C, wordt in artikel 88j, derde lid, tweede volzin «Aan de eerste en tweede volzin» vervangen door: Aan de eerste volzin.

C

In artikel II, onderdeel Qa, komt artikel 102i, eerste lid, te luiden:

1. Het bevoegd gezag van een school besteedt de door het Rijk toegekende vergoedingen, voor zover het niet betreft de vergoedingen bedoeld in het tweede lid, ten behoeve van die school met inachtneming van het bepaalde in artikel 102j.

D

Aan artikel V wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:

5. Het eerste lid, onderdeel b, vindt geen toepassing indien zonder toepassing van dat onderdeel geen rijksvergoeding voor het jaar volgend op het jaar waarin deze wet in werking is getreden, aan het bevoegd gezag zou worden toegekend. Het tweede lid, onderdeel b, vindt geen toepassing indien zonder toepassing van dat onderdeel geen rijksvergoeding voor het jaar volgend op het jaar waarin deze wet in werking is getreden, aan de gemeente zou worden toegekend.

E

Na artikel VIb wordt ingevoegd de artikelen VIc en VId, luidende:

Artikel VIc. Wijzigingen in verband met het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, alsmede de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de decentralisatie van de huisvestingsvoorzieningen

Indien deze wet in werking treedt op of na het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 17 oktober 1995 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, alsmede de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de decentralisatie van de huisvestingsvoorzieningen (Kamerstukken II 1995/96, 24 455) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

a

Artikel I, onderdeel Aa komt te luiden:

Aa

In artikel 66, eerste lid, onderdelen a 1° en c, wordt «onderwijsleerpakket» telkens vervangen door: onderwijsleerpakketten.

b

Artikel I, onderdelen B tot en met E, vervalt.

c

In artikel I, onderdeel F, wordt artikel 92 als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. De programma's van eisen voldoen aan de redelijke behoeften van een in normale omstandigheden verkerende school, onverminderd het vierde tot en met negende lid.

2. Het vierde lid wordt vervangen door:

4. Bij ministeriële regeling worden jaarlijks voor 1 oktober de overeenkomstig het zesde lid, aangepaste bedragen vastgesteld. De aldus vastgestelde bedragen zijn de definitieve bedragen, geldend voor het jaar volgend op het jaar waarin de vaststelling dient plaats te vinden.

5. Onze minister kan bij de vaststelling van de ministeriële regeling, bedoeld in het vierde lid, wijzigingen in de programma's van eisen aanbrengen indien de toestand van 's Rijks schatkist of onderwijskundige ontwikkelingen dat noodzakelijk maken. Aan de eerste volzin kan slechts toepassing worden gegeven indien de ministeriële regeling, bedoeld in het vierde lid, voor de in dat lid bedoelde datum wordt vastgesteld.

6. De aanpassing, bedoeld in het vierde lid, vindt plaats door de desbetreffende bedragen te verhogen overeenkomstig de prijsmutatie van de netto materiële consumptie, zoals opgenomen in de Macro Economische Verkenning, die naar verwachting zal optreden tussen het prijsniveau in het jaar waarin de ministeriële regeling, bedoeld in het vierde lid, dient te worden vastgesteld, en het prijsniveau in het daaropvolgende jaar.

7. Alvorens de ministeriële regelingen, bedoeld in het eerste en vierde lid, voor zover het betreft de in het vijfde lid bedoelde wijzigingen worden vastgesteld, kan Onze minister advies vragen aan een door hem in te stellen adviesgroep waarin zijn vertegenwoordigd organisaties van gemeente- en schoolbesturen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent taak, samenstelling en werkwijze.

8. De ministeriële regelingen, bedoeld in het eerste en vierde lid, worden binnen 4 weken na de vaststelling, bedoeld in het eerste en vierde lid, gezamenlijk bekendgemaakt in het officiële publikatieblad van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, onder gelijktijdige overlegging aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Van de bekendmaking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. De ministeriële regelingen treden niet in werking dan nadat 4 weken zijn verstreken na het overleggen aan de Tweede Kamer en gedurende die termijn niet door of namens de Kamer de wens tot overleg over de ministeriële regelingen te kennen wordt gegeven, dan wel met de Tweede Kamer overleg is gevoerd.

9. Naar aanleiding van het overleg met de Tweede Kamer kunnen wijzigingen in de programma's van eisen en de wijzigingen daarvan, bedoeld in het vijfde lid, worden aangebracht. De wijzigingen worden bekendgemaakt in het officiële publikatieblad van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Van de bekendmaking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

d

Artikel I, onderdelen J en K, vervalt.

e

In artikel I, onderdeel O, derde lid, wordt «bedoeld in artikel 93, eerste lid onder b 4°» vervangen door: bedoeld in artikel 93, eerste lid onder b 5°.

f

In artikel I, onderdeel P, eerste lid, wordt «bedoeld in artikel 93, eerste lid onder b 4°» vervangen door: bedoeld in artikel 93, eerste lid onder b 5°.

g

Artikel II, onderdeel Aa komt te luiden:

Aa

In artikel 74, eerste lid, onderdelen a 1° en c, wordt «onderwijsleerpakket» telkens vervangen door: onderwijsleerpakketten.

h

Artikel II, onderdelen B tot en met E, vervalt.

i

In artikel II, onderdeel F, wordt artikel 89 als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. De programma's van eisen voldoen aan de redelijke behoeften van een in normale omstandigheden verkerende school, onverminderd het vierde tot en met negende lid.

2. Het vierde lid wordt vervangen door:

4. Bij ministeriële regeling worden jaarlijks voor 1 oktober de overeenkomstig het zesde lid, aangepaste bedragen vastgesteld. De aldus vastgestelde bedragen zijn de definitieve bedragen, geldend voor het jaar volgend op het jaar waarin de vaststelling dient plaats te vinden.

5. Onze minister kan bij de vaststelling van de ministeriële regeling, bedoeld in het vierde lid, wijzigingen in de programma's van eisen aanbrengen indien de toestand van 's Rijks schatkist of onderwijskundige ontwikkelingen dat noodzakelijk maken. Aan de eerste volzin kan slechts toepassing worden gegeven indien de ministeriële regeling, bedoeld in het vierde lid, voor de in dat lid bedoelde datum wordt vastgesteld.

6. De aanpassing, bedoeld in het vierde lid, vindt plaats door de desbetreffende bedragen te verhogen overeenkomstig de prijsmutatie van de bruto investeringen in woningen, zoals opgenomen in de Macro Economische Verkenning, die naar verwachting zal optreden tussen het prijsniveau in het jaar waarin de ministeriële regeling, bedoeld in het vierde lid, dient te worden vastgesteld, en het prijsniveau in het daaropvolgende jaar.

7. Alvorens de ministeriële regelingen, bedoeld in het eerste en vierde lid, voor zover het betreft de in het vijfde lid bedoelde wijzigingen worden vastgesteld, kan Onze minister advies vragen aan een door hem in te stellen adviesgroep waarin zijn vertegenwoordigd organisaties van gemeente- en schoolbesturen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent taak, samenstelling en werkwijze.

8. De ministeriële regelingen, bedoeld in het eerste en vierde lid, worden binnen 4 weken na de vaststelling, bedoeld in het eerste en vierde lid, gezamenlijk bekendgemaakt in het officiële publikatieblad van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, onder gelijktijdige overlegging aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Van de bekendmaking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. De ministeriële regelingen treden niet in werking dan nadat 4 weken zijn verstreken na het overleggen aan de Tweede Kamer en gedurende die termijn niet door of namens de Kamer de wens tot overleg over de ministeriële regelingen te kennen wordt gegeven dan wel met de Tweede Kamer overleg is gevoerd.

9. Naar aanleiding van het overleg met de Tweede Kamer kunnen wijzigingen in de programma's van eisen en de wijzigingen daarvan, bedoeld in het vijfde lid, worden aangebracht. De wijzigingen worden bekendgemaakt in het officiële publikatieblad van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Van de bekendmaking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

j

Artikel II, onderdelen J en K, vervalt.

k

In artikel II, onderdeel O, derde lid, wordt «bedoeld in artikel 90, eerste lid onder b 4°» vervangen door: bedoeld in artikel 90, eerste lid onder b 5°.

l

In artikel II, onderdeel P, eerste lid, wordt «bedoeld in artikel 90, eerste lid onder b 4°» vervangen door: bedoeld in artikel 90, eerste lid onder b 5°.

m

1. In artikel V, eerste lid, aanhef, wordt «zoals deze wetten en besluiten luidden op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet» vervangen door: zoals deze wetten en besluiten luidden voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet.

2. Artikel V, tweede lid, vervalt onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot tweede tot en met vierde lid.

3. In artikel V, tweede lid, aanhef, vervalt: en tweede.

4. Artikel V, vierde lid, tweede volzin, vervalt.

Artikel VId. Wijzigingen in verband met het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, alsmede de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de decentralisatie van de huisvestingsvoorzieningen

Indien deze wet in werking treedt op het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 17 oktober 1995 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, alsmede de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de decentralisatie van de huisvestingsvoorzieningen (Kamerstukken II 1995/96, 24 455) tot wet is verheven maar nog niet in werking is getreden onderscheidenlijk nog niet tot wet is verheven en nog niet in werking is getreden, wordt die wet onderscheidenlijk dat voorstel van wet als volgt gewijzigd:

a

In artikel I, onderdeel C, wordt in artikel 66, eerste lid, onderdelen a 1° en c, «onderwijsleerpakket» telkens vervangen door: onderwijsleerpakketten.

b

Artikel I, onderdeel D, komt te luiden:

D

Artikel 92 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. De programma's van eisen voldoen aan de redelijke behoeften van een in normale omstandigheden verkerende school, onverminderd het vierde tot en met negende lid.

2. Het vierde lid wordt vervangen door:

4. Bij ministeriële regeling worden jaarlijks voor 1 oktober de overeenkomstig het zesde lid, aangepaste bedragen vastgesteld. De aldus vastgestelde bedragen zijn de definitieve bedragen, geldend voor het jaar volgend op het jaar waarin de vaststelling dient plaats te vinden.

5. Onze minister kan bij de vaststelling van de ministeriële regeling, bedoeld in het vierde lid, wijzigingen in de programma's van eisen aanbrengen indien de toestand van 's Rijks schatkist of onderwijskundige ontwikkelingen dat noodzakelijk maken. Aan de eerste volzin kan slechts toepassing worden gegeven indien de ministeriële regeling, bedoeld in het vierde lid, voor de in dat lid bedoelde datum wordt vastgesteld.

6. De aanpassing, bedoeld in het vierde lid, vindt plaats door de desbetreffende bedragen te verhogen overeenkomstig de prijsmutatie van de netto materiële consumptie, zoals opgenomen in de Macro Economische Verkenning, die naar verwachting zal optreden tussen het prijsniveau in het jaar waarin de ministeriële regeling, bedoeld in het vierde lid, dient te worden vastgesteld, en het prijsniveau in het daaropvolgende jaar.

7. Alvorens de ministeriële regelingen, bedoeld in het eerste en vierde lid, voor zover het betreft de in het vijfde lid bedoelde wijzigingen worden vastgesteld, kan Onze minister advies vragen aan een door hem in te stellen adviesgroep waarin zijn vertegenwoordigd organisaties van gemeente- en schoolbesturen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent taak, samenstelling en werkwijze.

8. De ministeriële regelingen, bedoeld in het eerste en vierde lid, worden binnen 4 weken na de vaststelling, bedoeld in het eerste en vierde lid, gezamenlijk bekendgemaakt in het officiële publikatieblad van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, onder gelijktijdige overlegging aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Van de bekendmaking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. De ministeriële regelingen treden niet in werking dan nadat 4 weken zijn verstreken na het overleggen aan de Tweede Kamer en gedurende die termijn niet door of namens de Kamer de wens tot overleg over de ministeriële regelingen te kennen wordt gegeven, dan wel met de Tweede Kamer overleg is gevoerd.

9. Naar aanleiding van het overleg met de Tweede Kamer kunnen wijzigingen in de programma's van eisen en de wijzigingen daarvan, bedoeld in het vijfde lid, worden aangebracht. De wijzigingen worden bekendgemaakt in het officiële publikatieblad van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Van de bekendmaking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

c

Artikel I, onderdeel E, vervalt.

d

In artikel I, onderdeel H, vervalt de wijziging van artikel 105d, derde lid.

e

Artikel I, onderdeel I, vervalt.

f

In artikel II, onderdeel C, wordt in artikel 74, eerste lid, onderdelen a 1° en c, «onderwijsleerpakket» telkens vervangen door: onderwijsleerpakketten.

g

Artikel II, onderdeel D, komt te luiden:

D

Artikel 89 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. De programma's van eisen voldoen aan de redelijke behoeften van een in normale omstandigheden verkerende school, onverminderd het vierde tot en met negende lid.

2. Het vierde lid wordt vervangen door:

4. Bij ministeriële regeling worden jaarlijks voor 1 oktober de overeenkomstig het zesde lid, aangepaste bedragen vastgesteld. De aldus vastgestelde bedragen zijn de definitieve bedragen, geldend voor het jaar volgend op het jaar waarin de vaststelling dient plaats te vinden.

5. Onze minister kan bij de vaststelling van de ministeriële regeling, bedoeld in het vierde lid, wijzigingen in de programma's van eisen aanbrengen indien de toestand van 's Rijks schatkist of onderwijskundige ontwikkelingen dat noodzakelijk maken. Aan de eerste volzin kan slechts toepassing worden gegeven indien de ministeriële regeling, bedoeld in het vierde lid, voor de in dat lid bedoelde datum wordt vastgesteld.

6. De aanpassing, bedoeld in het vierde lid, vindt plaats door de desbetreffende bedragen te verhogen overeenkomstig de prijsmutatie van de bruto investeringen in woningen, zoals opgenomen in de Macro Economische Verkenning, die naar verwachting zal optreden tussen het prijsniveau in het jaar waarin de ministeriële regeling, bedoeld in het vierde lid, dient te worden vastgesteld, en het prijsniveau in het daaropvolgende jaar.

7. Alvorens de ministeriële regelingen, bedoeld in het eerste en vierde lid, voor zover het betreft de in het vijfde lid bedoelde wijzigingen worden vastgesteld, kan Onze minister advies vragen aan een door hem in te stellen adviesgroep waarin zijn vertegenwoordigd organisaties van gemeente- en schoolbesturen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent taak, samenstelling en werkwijze.

8. De ministeriële regelingen, bedoeld in het eerste en vierde lid, worden binnen 4 weken na de vaststelling, bedoeld in het eerste en vierde lid, gezamenlijk bekendgemaakt in het officiële publikatieblad van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, onder gelijktijdige overlegging aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Van de bekendmaking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. De ministeriële regelingen treden niet in werking dan nadat 4 weken zijn verstreken na het overleggen aan de Tweede Kamer en gedurende die termijn niet door of namens de Kamer de wens tot overleg over de ministeriële regelingen te kennen wordt gegeven dan wel met de Tweede Kamer overleg is gevoerd.

9. Naar aanleiding van het overleg met de Tweede Kamer kunnen wijzigingen in de programma's van eisen en de wijzigingen daarvan, bedoeld in het vijfde lid, worden aangebracht. De wijzigingen worden bekendgemaakt in het officiële publikatieblad van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Van de bekendmaking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

h

Artikel II, onderdeel E, vervalt.

i

In artikel II, onderdeel H, vervalt de wijziging van artikel 102d, derde lid.

j

Artikel II, onderdeel I, vervalt.

Toelichting

Onderdelen A, B en C

In artikel 105h van de WBO en de artikelen 88j en 102i van de ISOVSO is een technische verbetering aangebracht.

Onderdeel D

Het artikel inzake de gewenningsregeling is in technische zin aangescherpt: geregeld is nu dat wanneer in het jaar volgend op de inwerkingtreding (= 1998, indien de wet per 1 januari 1997 in werking treedt) geen aanspraak op de rijksvergoeding voor de materiële instandhouding of de zogenaamde andere voorzieningen bestaat – i.e. omdat de laatste school van een bevoegd gezag bijvoorbeeld per 1 augustus 1997 wordt opgeheven – toepassing van de gewenningsregeling uiteraard voor dat jaar 1998 achterwege blijft.

Onderdeel E (artikelen VIc en VId)

Zoals reeds in de nota naar aanleiding van het verslag (23 636, nr. 9, blz. 22) is aangegeven, dienen het onderhavige voorstel van wet en het voorstel van wet met betrekking tot de decentralisatie van de huisvesting in het primair en voortgezet onderwijs technisch op elkaar te worden afgestemd. Daarbij is met twee mogelijkheden rekening gehouden:

a. «vereenvoudiging Londo» treedt op het zelfde moment als dan wel later in werking dan «decentralisatie huisvesting in het primair en voortgezet onderwijs» (artikel VIc), en

b. «vereenvoudiging Londo» treedt eerder in werking dan «decentralisatie huisvesting in het primair en voortgezet onderwijs» (artikel VId).

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos

Naar boven