23 594 (R 1496)
Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap

nr. 28
VIJFDE NOTA VAN WIJZIGING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Ontvangen, 23 mei 1996

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel J vervalt.

B

Artikel I, onderdeel K komt te luiden:

Artikel 21 komt te luiden:

Bij algemene maatregel van rijksbestuur worden de autoriteiten en ambtenaren aangewezen die bevoegd zijn tot het in ontvangst nemen van verzoeken om verlening en verklaringen tot verkrijging van het Nederlanderschap en van verklaringen tot afstand daarvan, en kunnen nadere voorschriften worden gesteld betreffende de wijze van in ontvangstneming van de verklaringen en de verzoeken, de bevestigingen bedoeld in artikel 6 alsmede de verdere administratieve behandeling van verkrijging en verlening van het Nederlanderschap.

TOELICHTING

Eerst na de sluiting van de beraadslaging in de Tweede Kamer over het onderhavige wetsvoorstel is gebleken, dat het gewenst is in één onderdeel van het voorstel nog een nadere wijziging aan te brengen. Deze wijziging is op korte termijn nodig teneinde zoveel mogelijk zeker te stellen, dat de nieuwe regels betreffende de naturalisatie- en optieprocedures zo spoedig mogelijk na aanvaarding van de wijzigingen van de Rijkswet op het Nederlanderschap in werking kunnen treden.

Bij de voorbereiding van de nadere uitwerking van de voorgestelde wijzigingen van de Rijkswet op het Nederlanderschap is recentelijk gebleken van een toegenomen behoefte aan verdere differentiëring in de naturalisatie- en optieprocedure per land van het Koninkrijk. Dat betreft specifiek de aanwijzing van de autoriteiten en ambtenaren bij wie de verzoeken om naturalisatie en de optieverklaringen kunnen worden ingediend. De thans voorgestelde wijziging van artikel 21 maakt het mogelijk om bij algemene maatregel van rijksbestuur, in overeenstemming met de wensen en de dagelijkse praktijk in ieder van de drie landen van het Koninkrijk, de bevoegde autoriteiten en ambtenaren aan te wijzen.

Het tweede gedeelte van het hier voorgestelde artikel 21, en wel vanaf de woorden: «en kunnen nadere voorschriften ...», is door deze nota van wijziging inhoudelijk niet gewijzigd.

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

Naar boven