Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 23591 nr. 9 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 23591 nr. 9 |
Vastgesteld 29 juli 2002
De vaste commissie voor Defensie1 en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 3 juli 2002 overleg gevoerd met minister Van Aartsen van Buitenlandse Zaken en minister De Grave van Defensie over:
– het Toetsingskader 2001 (23 591/26 454, nr. 7);
– de lijst van vragen en antwoorden daarover (23 591/26 454, nr. 8).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA) noemt het Toetsingskader 2001 een technisch document met een politieke lading. Sinds het toetsingskader is aangepast, is er wereldwijd nogal wat veranderd. De gebeurtenissen op 11 september vorig jaar hebben de NAVO-bondgenoten verenigd in de strijd tegen terrorisme. Artikel 100 van de Grondwet verplicht de regering de Kamer te informeren over deelname aan crisisbeheersingsoperaties, maar niet over deelname in het kader van artikel 5 van het NAVO-verdrag. De directe en indirecte Nederlandse bijdrage aan de operatie Enduring Freedom maakt duidelijk dat er, vooruitlopende op deelname van eenheden, heel veel buiten het toetsingskader wordt geplaatst en buiten het overleg met de Kamer.
Niet alles behoeft te worden gejuridiseerd en de Grondwet behoeft ook niet te worden herzien, maar ligt het niet voor de hand om in zulke gevallen het toetsingskader van toepassing te verklaren, zowel op de aanpak door de ministeries en de ministerraad als op het contact met de Kamer? De Kamer moet alle terzake doende informatie krijgen. Immers, de verschillen in overeenkomsten houden verband met het type uitzending en geven een indicatie van hoe de Nederlandse militairen hun taak moeten vervullen en welke effecten dit zal kunnen hebben. Verleden week bijvoorbeeld bleek dat in het kader van Enduring Freedom al geruime tijd geleden een overeenkomst met Oman is gesloten waardoor daar aanwezige Nederlandse militairen onder de jurisdictie van Oman vallen, met als gevolg dat de militairen steeds op de compound moeten blijven. Over dit soort zaken zou, vooruitlopend op uitzending van Nederlandse militairen, met de Kamer moeten worden overlegd. Vandaar dat mevrouw Van Ardenne nogmaals bepleit om SOFA's, MoU's en MTA's automatisch aan de Kamer toe te sturen, geheel in de geest van het toetsingskader en de bevindingen van de commissie-Bakker. De facto zouden ook afgeleide operaties kunnen en moeten worden beschouwd als vallend onder artikel 100.
Waarom wordt bij de politieke aspecten die in het toetsingskader worden opgenomen niet bijvoorbeeld de uitzenddruk meegewogen? Immers, het kan van belang zijn om ervoor te zorgen dat er bij het overeenkomen van uitzendingen enige ruimte blijft om zo nodig te kunnen deelnemen aan een internationale actie waaraan Nederland deelneming eigenlijk niet kan weigeren.
De zelfbescherming zal niet alleen voorafgaande aan de uitzending, maar ook gedurende de uitzending geloofwaardig moeten zijn. De Kamer kan daarbij nauwelijks de vinger aan de pols houden, maar het moge een ongeschreven regel zijn dat daarop wordt toegezien.
Afgelopen week is in een dagblad bericht over het VN-rapport over de relatie tussen vredesoperaties en prostitutie en vrouwenhandel. In dit verband vraagt mevrouw Van Ardenne nogmaals aandacht voor het door de Nederlandse militairen naleven van gedragscodes.
Over de vrijwaringsclausule is 27 juni jl. uitgebreid gesproken. Kan de minister van Buitenlandse Zaken informatie geven over de actuele problematiek in dezen met betrekking tot SFOR in Bosnië?
Concluderend stelt mevrouw Van Ardenne dat het nieuwe toetsingskader zal kunnen leiden tot een deugdelijke afweging door de departementen, de ministerraad en de Kamer in het kader van besluitvorming over uitzending van Nederlandse militairen. Daarbij hoort uitgebreide informatie vooraf aan de Kamer.
Mevrouw Voûte-Droste (VVD) memoreert de constatering van de commissie-Bakker dat de problemen die met name in Srebrenica zijn ontstaan, mede terug te voeren waren op niet-adequate besluitvorming over de uitzending. De discussie tussen regering en Kamer over de aanbevelingen van de commissie-Bakker en de daarbij ingediende motie-Koenders c.s. (26 454, nr. 14) en de motie-Wilders c.s. (26 454, nr. 15) heeft geleid tot overeenstemming en duidelijkheid. Het toetsingskader is aangepast in de geest van de meeste aanbevelingen en de moties. Het ligt aan de Kamer zelf dat er nu pas over wordt gesproken. Het nieuwe toetsingskader is wel al gehanteerd, bijvoorbeeld bij de besluitvorming over de Nederlandse deelneming aan ISAF. Daardoor heeft de Kamer een duidelijk beeld gekregen van de daadwerkelijke structuur en inhoud van het toetsingskader. Van groot belang zijn daarbij het mandaat en de bevelsstructuur.
De oorspronkelijke twijfels die mevrouw Voûte had over de opzet en de volledigheid van het nieuwe toetsingskader zijn door de praktijk weggenomen. Het voorliggende Toetsingskader 2001 is een volledige weergave van de aspecten die van belang zijn bij de uitzending. Het blijft noodzakelijk de missies regelmatig te evalueren en het toetsingskader verder aan te passen. Geldt er een bepaald criterium inzake de uitzenddruk, gegeven de mogelijkheden van de krijgsmacht? Waarom is aan het reeds bekende probleem van de uitzenddruk geen aandacht besteed? Zijn de bewindslieden bereid een criterium daarvoor in het toetsingskader op te nemen?
Het is noodzakelijk om in het kader van de uitzending van Nederlandse militairen stil te staan bij de eventuele gevolgen van de gebeurtenissen van 11 september vorig jaar en de daaruit voortvloeiende wereldwijde acties. Het internationale veiligheidsdenken is als nooit tevoren onderhevig aan veranderingen. Mevrouw Voûte is evenals de regering geen voorstander van overmatige juridisering van het debat. Zij vraagt de bewindslieden echter wel om een nadere beschouwing over de relatie tussen regering en parlement in geval van een eventuele Nederlandse deelname aan antiterroristische acties. Daarop is artikel 100 van de Grondwet immers niet van toepassing.
Tot slot vraagt mevrouw Voûte nadere informatie over de werkgroep-Brahimi. Zijn er punten in de relatie tussen Veiligheidsraad, troepenleverende landen en VN-secretariaat die kunnen worden verbeterd? Zo ja, is er aanleiding het Nederlandse toetsingskader ook aan te passen?
De heer Koenders (PvdA) is van oordeel dat in de afgelopen regeringsperiode grote vooruitgang is geboekt op het terrein van besluitvorming over en toetsing van vredesoperaties, dit als gevolg van het rapport-Bakker, het rapport-Brahimi en het toetsingskader. Wel vormt de uitbreiding met een nieuw type operaties, zoals Enduring Freedom, een complicatie. Hij acht het toetsingskader essentieel als checklist. Het geeft invulling aan de specifieke medeverantwoordelijkheid van de Kamer voor dit type uitzendingen.
Inzake notificatie behelsde het rapport van de commissie-Bakker een vernieuwing. In het wederzijdse verkeer tussen regering en Kamer is daaromtrent geconcludeerd dat hun verantwoordelijkheden apart moeten worden benoemd. In verband met ACTORD (Activation Order) wijst de heer Koenders erop dat hem niet duidelijk is of notificatie per definitie plaatsvindt voordat Nederlandse eenheden onder bevel van internationale organisaties worden gesteld. Dat zou wel een uitvloeisel moeten zijn van de gemaakte afspraken.
Beloofd is dat conform artikel 100 van de Grondwet na een notificatiestelling en een daarop volgend negatief besluit over deelneming ook een negatieve lijst zou worden verstrekt. Is dat tot nu toe niet gebeurd, omdat er geen negatieve besluiten zijn genomen? Of is de notificatieprocedure zodanig dat het op zo'n moment bijna zeker is dat Nederlandse troepen zullen worden uitgezonden?
Iedere derde woensdag in mei zal er een tussentijdse evaluatie van de lopende operaties beschikbaar worden gesteld. In het evaluatierapport dat de Kamer dit jaar bereikte, ontbrak het financiële aspect, terwijl dat toch essentieel is. Vandaar dat de heer Koenders ervoor pleit dat aspect op te nemen in de volgende evaluatie.
Wat de aandachtspunten van het Toetsingskader 2001 betreft, blijft onduidelijk hoe wordt geoordeeld over deelname aan eventuele vredesoperaties in geval dat partijen zelf geen wil tot vrede tonen, zoals nogal eens voorkomt in Afrika. Afgezien van de militair-operationele aspecten is het dan niet verstandig om zich tussen die partijen op te stellen, maar anderzijds krijgt de partij die geen vrede wil dan haar zin.
De heer Koenders sluit zich aan bij de vraag over de SOFA's. Zou het niet handig zijn om in het toetsingskader enkele standaardvereisten voor een SOFA op te nemen of een alternatief ter bescherming van Nederlandse soldaten elders? Ook sluit hij zich aan bij het verzoek om nieuwe informatie over het grote probleem met de Verenigde Staten.
Er is nu een duidelijk beeld van de zienswijze van de regering op de aanbevelingen die de Kamer heeft gedaan als uitvloeisel van het rapport-Bakker. Van groot belang is of Nederland als het troepen levert voldoende informatie krijgt over wat er gebeurt en kan meebeslissen. Wat is het uitvloeisel van Veiligheidsraadsresolutie 1353 waarin staat dat er een specifiek orgaan is waarin troepenleveranciers kunnen meepraten over de uitvoering van missies? Hoe structureel is dat? Wat zijn de precieze ervaringen met de daar verstrekte informatie?
Zeer belangrijk bij alle operaties zijn informatieverschaffing en sharing of intelligence. Die worden niet specifiek in het toetsingskader genoemd. In de praktijk, bijvoorbeeld in Afghanistan, zijn er grote problemen mee. Op het moment dat de informatieverschaffing zelfs binnen de kaders van normale geheimhouding zeer beperkt is, wordt het moeilijk steun te (blijven) geven.
De heer Koenders neemt aan dat bij de definiëring van de exitstrategie altijd rekening wordt gehouden met de belangen van de plaatselijke bevolking.
Er is kennelijk veel verbeterd in de relatie tussen Buitenlandse Zaken, Defensie en Algemene Zaken. Maar wie coördineert bijvoorbeeld wat inzake het technical agreement met Afghanistan over onder andere de immuniteit? Doet Defensie de militaire aspecten en geeft het de zaak dan over aan Buitenlandse Zaken? Wat zijn precies de afspraken op dat punt? De heer Koenders heeft de indruk dat helaas geen gehoor is gegeven aan het verzoek om onderling personeel uit te wisselen, zodat het ene ministerie kennis heeft van zaken die op het andere spelen.
In het verleden was er sprake van enerzijds klassieke vredesoperaties en vredeafdwingende operaties en anderzijds klassieke zelfverdedigingsoperaties. Inmiddels is er een heel scala van operaties daartussenin gekomen. Er wordt bijvoorbeeld een steeds bredere invulling gegeven aan het recht op zelfverdediging. Alle discussies ten spijt heeft de heer Koenders de indruk dat kabinet en Kamer het er niet over eens zijn wanneer in dat kader artikel 97 van de Grondwet van toepassing is en wanneer artikel 100. Ook hij vindt juridisering niet nodig, vooropgesteld dat het niet van het kabinet in kwestie afhangt of de Kamer wordt geïnformeerd over operaties waarbij het klassieke onderscheid minder duidelijk is. Derhalve dient er duidelijkheid te zijn over de specifieke inlichtingenplicht van de regering inzake militaire operaties.
De heer Koenders verzoekt nadere uitleg van wat de regering verstaat onder «relevante landen» als het gaat om deelneming aan militaire operaties. Voor hem hoeft dat niet per se een lid van de Veiligheidsraad te zijn, maar bij voorkeur wel een NAVO-bondgenoot en slechts bij uitzondering een land dat alleen in het kader van Shirbrig opereert.
Wat is de afgelopen vier jaar de ervaring met de versterkte rol van de chef defensiestaf? Hoe oordeelt de minister van Defensie in dit verband over het rapport van de commissie-Franssen? De heer Koenders sluit zich aan bij de vragen en opmerkingen van mevrouw Van Ardenne over een goede invulling van vredesoperaties en het voorkomen van te veel druk op de krijgsmacht. Is het niet onzinnig om, zoals in het strategisch document van de nieuwe coalitie staat, het ambitieniveau voor deelneming aan vredesoperaties van vier naar drie te brengen? Ook vastpinnen op vier acht hij onzinnig. Het gaat zijns inziens om de vraag wat effectief in een bepaald geval ter beschikking kan worden gesteld. Het maakt nogal wat uit of militairen voor drie weken naar Mozambique worden gezonden of voor een halfjaar naar Afghanistan.
De minister van Buitenlandse Zaken deelt mede dat de regering blijft bij haar stelling dat uitzendingen ingevolge artikel 51 van het Handvest en artikel 5 van het NAVO-verdrag niet vallen onder artikel 100 van de Grondwet. Hij beaamt dat er sinds 1989/1990 sprake is van een ontwikkeling die leidt tot allerlei variaties op de klassieke types operaties. De regering heeft bij herhaling gesteld de Kamer ook daarover voorzover mogelijk te willen inlichten. Zo'n operatie kan evenwel elementen bevatten die zich niet lenen voor een openbaar debat. Dat geldt met name voor de operatie Enduring Freedom. De informatievoorziening daarover aan de Nederlandse regering is overigens goed. De regering begrijpt ook wel dat het noodzakelijk is om de Kamer zoveel mogelijk informatie te verstrekken over een operatie als Enduring Freedom en om inzake die operatie zoveel mogelijk te handelen volgens de procedures van het toetsingskader etc. Het zittende kabinet heeft toegezegd op die wijze te zullen handelen. Daarover bestond naar 's ministers indruk in de vele discussies met de Kamer ook geen misverstand. Hij wijst ook op de heldere en goede interpretatie die de helaas niet meer in de Kamer zittende auctor intellectualis van artikel 100 heeft gegeven van de wijze waarop dit moet worden gehanteerd. Het nieuwe kabinet zal zich ook hierover moeten buigen. Er staat overigens niets over in het zogeheten strategisch document. De minister geeft het advies om gewoon op dezelfde wijze door te werken in de komende periode, omdat er niet veel problemen zijn geweest.
De afgelopen jaren is er onder invloed van het Brahimirapport veel ten goede veranderd in het VN-circuit. Er is in hoge mate sprake van professionalisering waardoor missers als zich hebben voorgedaan in het begin van de jaren negentig, zoals bij de kwestie Srebrenica, nu ondenkbaar zijn.
De relatie tussen de departementen van Defensie, Algemene Zaken en Buitenlandse Zaken is de afgelopen jaren zeer nauw geweest. Er wordt over en weer met liaisons gewerkt en er wordt nauw samengewerkt in een stuurgroep, bestaande uit ambtenaren van alle drie de departementen.
Het MoU bevat een aantal niet voor tweeërlei uitleg vatbare bepalingen. De MTA was een annex van het MoU. Als er sprake is van een MTA begint Defensie met de besprekingen, maar wordt Buitenlandse Zaken er meteen bij betrokken. Uiteindelijk is het Buitenlandse Zaken dat de instructies in dit kader geeft. Er is geen seconde een probleem over geweest tussen beide departementen. De minister is zelf zeer te spreken over wat de twee collega's en hij in dit kader hebben kunnen doen.
Inhakend op de opmerkingen van de heer Koenders over Afrika stelt de bewindsman dat het zijns inziens uitstekend is geweest dat Nederland heeft deelgenomen aan UNMEE. De internationale gemeenschap heeft zich ook beziggehouden met Kongo. Nederland heeft een financiële bijdrage geleverd aan MONUC. De Veiligheidsraad kan indien nodig opereren op basis van de hoofdstukken VI en VII. Of Nederland aan zulke operaties moet meedoen, is vers twee. Dat moet worden beoordeeld aan de hand van het toetsingskader.
Naar aanleiding van enkele interrupties merkt de minister op dat het kabinet de plicht heeft zich voor alle daden in het kader van dit onderwerp te verantwoorden tegenover de Kamer. Het kabinet heeft een speciale methodiek ontwikkeld voor de operaties conform artikel 100 van de Grondwet. Het heeft dan ook geen seconde de neiging gehad om bijvoorbeeld over backfill niet met de Kamer te communiceren. Waar kabinet en Kamer gezamenlijk overeen zijn gekomen op welke basis er zal worden geopereerd, adviseert de minister een volgend kabinet om dezelfde methodiek te hanteren voor de verantwoording tegenover de Kamer als het huidige kabinet.
De minister van Defensie betoogt dat het onmogelijk is om een onderwerp als dit met alle details in de Grondwet te regelen. Gekeken moet worden naar de systematiek die in de wet is neergelegd en naar de praktijk die daarop is gebaseerd en die is bestendigd. De regering is zich goed bewust van de verschillende schakeringen tussen de artikelen 97 en 100 en van het feit dat, ook als artikel 100 niet van toepassing is, er elementen kunnen zijn die een ruimhartige informatieverstrekking aan de Kamer rechtvaardigen. Het is de Kamer die beoordeelt of het conform de Grondwet is.
Zoals bekend wenst Nederland voor operaties waarbij Nederlandse militairen zijn betrokken SOFA's én behoud van de Nederlandse rechtsmacht. SOFA's worden vaak afgesloten door internationale organisaties. Bij UNMEE was het bijvoorbeeld prima geregeld door de VN. Bij Djibouti ging het om een bilaterale kwestie. Vandaar dat er zo lang over is gesproken. In dergelijke gevallen worden de onderhandelingen door Buitenlandse Zaken gevoerd in nauwe samenwerking met Defensie. Bij sommige landen waar Nederlandse militairen moeten worden gestationeerd, stuit het overdragen van de rechterlijke macht over die Nederlandse militairen aan Nederland op weerstand. Het kan zijn dat dit land geen SOFA, maar MoU wil of wil aansluiten bij een MoU dat al met een ander land is gesloten, zoals bij Oman het geval was. Ook kan een land per se zelf de rechtsmacht willen behouden. Op het moment dat niet aan de Nederlandse uitgangspunten kan worden voldaan, wordt bezien of de risico's met aanvullende maatregelen zijn in te perken en daarna wordt het belang dat met de operatie is gemoeid afgewogen tegen de ingeschatte risico's. Vaak blijkt langs diplomatieke lijnen dat men vasthoudt aan het eigen systeem maar vermeldt dat er in de praktijk nooit problemen zijn. Geput wordt ook uit informatie van ambassades en van landen die er ervaring hebben opgedaan. De Kamer krijgt dan te horen dat er beperkingen zijn en welke dat zijn en dat de chef defensiestaf die verantwoord acht.
De minister is van mening dat de tot nu toe gehanteerde lijn, waarbij de regering altijd duidt waar is afgeweken van de uitgangspunten en wat het operationele oordeel van de chef defensiestaf is, de juiste is. Als de Kamer dan meer wil weten, kan er ruime informatie worden verstrekt, toegespitst op die specifieke situatie en desnoods in een besloten vergadering. Deze weg lijkt de bewindsman beter dan de weg van het opnemen van een en ander in het toetsingskader.
De uitzenddruk is in het toetsingskader opgenomen in het onderdeel beschikbaarheid en wordt dus door de chef defensiestaf in ogenschouw genomen. Uiteraard wordt er door het kabinet bij de beschikbaarstelling van Nederlandse militairen altijd rekening mee gehouden dat er voldoende mensen beschikbaar moeten blijven voor het geval dat in de toekomst een andere operatie Nederlandse betrokkenheid vergt.
De gedragscode is onderdeel van de reguliere opleiding. Bij vredesoperaties is sprake van een specifiek op de missie gerichte opleiding waarbij aandacht wordt besteed aan cultuur, historische achtergronden van het conflict, de conflictpartijen en dergelijke.
Indien Nederlandse deelneming aan de orde is in het kader van het Force Generation Process van de NAVO, moet de Kamer over dat voornemen worden geïnformeerd via een artikel 100-brief. Pas nadat de Kamer ermee heeft ingestemd, kan Nederland zich committeren aan ACTORD.
Het staat de minister bij dat is afgesproken dat de kennisgeving voor planningsdoeleinden komt vóór de artikel 100-brief. Dit is eigenlijk onvermijdelijk om het planningsproces goed te doen verlopen. De uit te zenden militairen moeten zo vroeg mogelijk worden geïnformeerd over dat voornemen, zodat zij zich op de uitzending kunnen voorbereiden, maar iedereen weet dat die informatie dan een dag later in de krant staat, terwijl het de bedoeling is dat de Kamer rechtstreeks wordt geïnformeerd. Dat is een groot probleem. Een ander probleem is op welk moment essentiële strategische transportcapaciteit moet worden ingehuurd: op het planmatig juiste moment of pas als de Kamer akkoord is gegaan, met het risico dat het dan te laat is. Al geldt op het ministerie als hoofdlijn dat geen enkele verplichting wordt aangegaan totdat de Kamer met uitzending heeft ingestemd, toch kan het wel eens planmatig onvermijdelijk zijn om daarop vooruitlopend al een besluit te nemen. De Kamer moet daarover dan wel meteen worden geïnformeerd.
Het lijkt de minister zeer wel mogelijk om in de tussentijdse evaluatie die de Kamer de derde woensdag in mei zal ontvangen ook een geactualiseerd beeld van de financiën op te nemen.
De bewindsman herinnert eraan dat de eerder gehanteerde systematiek bij het ramen van de kosten van uitzendingen leidde tot grote onzekerheid over de uiteindelijke kosten, omdat de Kamer werd gemeld welk bedrag er in ieder geval nodig zou zijn én dat de kosten veel hoger zouden kunnen worden vanwege allerlei onzekere factoren. Vandaar dat UNMEE 6 mln meer heeft gekost dan was geraamd, maar niet 100% zoals destijds werd gesuggereerd. Er was sprake van een geringe echte overschrijding als gevolg van de onvoldoende afstemming tussen landmacht en marine over vrachtwagens. Die fout is door de minister toegegeven. Sinds op zijn instigatie is overgestapt op het ramen op basis van inschatting van de kosten, zijn de operaties nooit duurder uitgepakt dan geraamd. Sommige ramingen zijn zelfs onderschreden.
De bewindsman gaat ervan uit dat zijn opvolger in diens reactie op het rapport van de commissie-Franssen nader zal ingaan op de functie van de chef defensiestaf.
Zoals hij al eerder heeft gezegd, ziet de minister weinig heil in het vooraf vastleggen van het maximum aantal vredesoperaties waaraan Nederland zal meedoen, omdat dat niets zegt over de omvang, zwaarte en duur van vredesoperaties. Met de vaste commissie voor Defensie is een nieuwe systematiek overeengekomen waarbij de Kamer wordt gerapporteerd over beschikbare outputcijfers. Op grond daarvan kan worden beoordeeld of aan vredesoperaties kan worden meegewerkt en zo ja, aan welke. De uitspraak dat men terug wil van vier naar drie uitzendingen zegt hooguit iets over politieke ambities, maar zegt weinig over de beschikbaarheid van mensen en materieel. Drie grote operaties kunnen veel zwaarder zijn dan vier kleinere. Het gaat erom welke budgettaire mogelijkheden Defensie in het regeerakkoord krijgt ten aanzien van voor vredesoperaties relevante output.
Samenstelling:
Leden: Melkert (PvdA), fng. voorzitter, Jorritsma-Lebbink (VVD), Verhagen (CDA), Vos (GroenLinks), Bakker (D66), De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Albayrak (PvdA), Hoogendijk (LPF), Van Winsen (CDA), Palm (LPF), Mastwijk (CDA), Herben (LPF), Ormel (CDA), G. M. de Vries (VVD), Kortenhorst (CDA), Teeven (LN), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Velzen (SP) en Wijnschenk (LPF).
Plv. leden: Van Aartsen (VVD), J. M. de Vries (CDA), Van den Brand (GroenLinks), Lambrechts (D66), Groenink (LPF), Wiersma (LPF), Bruls (CDA), Smolders (LPF), Blaauw (VVD), Jense (LN), Van der Staaij (SGP), Van Bommel (SP), Janssen van Raay (LPF) en J. M. de Vries (VVD).
Samenstelling:
Leden: Terpstra (VVD), Melkert (PvdA), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Rijpstra (VVD), Verhagen (CDA), Vos (GroenLinks), De Graaf (D66), B.M. de Vries (VVD), Dijksma (PvdA), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Timmermans (PvdA), fng. voorzitter, Karimi (GroenLinks), Van Bommel (SP), Janssen van Raay (LPF), Zvonar (LPF), Smulders (LPF), Palm (LPF), Van Geel (CDA), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Teeven (LN), Huizinga-Heringa (ChristenUnie) en De Nerée tot Babberich (CDA).
Plv. leden: Van Winsen (CDA), Sterk (CDA), Dittrich (D66), Van den Brand (GroenLinks), Van Velzen (SP), Bijlhout (LPF), Stuger (LPF), De Jong (LPF), Wiersma (LPF), Çörüz (CDA), Rambocus (CDA), Jense (LN) en Van der Staaij (SGP).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-23591-9.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.