Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 23576 nr. 9 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 23576 nr. 9 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 20 november 1995
In het najaar van 1994 is de behandeling van het voorstel van wet, houdende een instellingsregeling voor het Centraal bureau en de Centrale commissie voor de statistiek (Wet op het Centraal bureau en de Centrale commissie voor de statistiek, Kamerstukken II 1993/94, 23 576), opgeschort omdat ik mij nader wilde beraden op enkele onderdelen van het wetsvoorstel.
Ook de Tweede Kamer (nieuwe samenstelling) had behoefte aan nader beraad; zij wilde eerst meer duidelijkheid over de relatie tot de herziening van het adviesstelsel en de reorganisatie van de rijksdienst.
Thans ben ik in de gelegenheid u te informeren over de conclusies die ik heb getrokken ten aanzien van de volgende onderwerpen:
– taak en samenstelling Centrale commissie voor de statistiek (CCS);
– organisatorische plaats Centraal bureau voor de statistiek (CBS);
– financiering CBS;
– administratieve lasten-/enquêtedruk.
Mede tegen de achtergrond van de discussies over de herziening van het adviesstelsel, verdient het aanbeveling de in het wetsvoorstel neergelegde taak en samenstelling van de CCS te wijzigen.
Ook het streven de administratieve lasten bij bedrijven terug te dringen vormde, in verband met de rol die het CBS en de CCS daarin kunnen spelen, aanleiding het wetsvoorstel aan te passen.
Een nota van wijziging omtrent deze onderwerpen treft u hierbij aan.
Voor het overige vormen de conclusies ten aanzien van bovengenoemde punten een aanvulling op of actualisering van wat daarover eerder is vastgelegd in de memorie van toelichting en de nota naar aanleiding van het verslag.
In het oorspronkelijke voorstel van wet wordt de CCS een drietal taken toebedacht:
– een bestuurlijke (artikel 7 en artikel 15, eerste lid, onderdeel b);
– een coördinerende (artikel 15, eerste lid, onderdeel a) en
– een adviserende (artikel 15, eerste lid, onderdeel c) taak.
De voortschrijdende discussie over de herziening van het adviesstelsel bracht mij er toe de taak en samenstelling van de CCS nogmaals onder de loep te nemen. Daaruit kwam naar voren dat, hoewel de adviestaak van de CCS de aanleiding is geweest om krachtens artikel 79 van de Grondwet de commissie een wettelijke basis te geven, het zwaartepunt van de werkzaamheden toch uitdrukkelijk bij haar bestuurlijke taak ligt. Dit komt in het bijzonder tot uiting in de goedkeuring van het werkprogramma van het CBS.
Bij nader inzien bleek dat de zelfstandige adviestaak, naast de bestuurlijke en coördinerende taak, geen functie meer vervult die van essentieel belang is voor de CCS en het CBS. Dit heeft mij doen besluiten de zelfstandige adviestaak uit het wetsvoorstel te halen en in het verlengde daarvan ook artikel 15, tweede lid, dat betrekking heeft op het op verzoek van de Tweede Kamer adviseren door de CCS over bij die Kamer aanhangig gemaakte initiatief-voorstellen van wet, te schrappen.
Nu de CCS haar adviserende taak verliest, wordt zij niet meer geraakt door de in voorbereiding zijnde Herzieningswet adviesstelsel.
Ten aanzien van de coördinerende taak (artikel 15, eerste lid, onderdeel a) ben ik tot de conclusie gekomen dat deze in het wetsvoorstel gehandhaafd zou moeten blijven. Deze taak is van belang met het oog op de onderlinge samenhang – en daarmee de kwaliteit en bruikbaarheid – van statistische beschrijvingen. De coördinerende taak dient echter eveneens het terugdringen van de administratieve lasten. Immers, de coördinatie bestaat ook uit het bevorderen van de eenheid van statistische werkzaamheden hetgeen een grotere doelmatigheid met zich meebrengt. Dit leidt tot vermindering van dubbel werk zodat ook de last van de verstrekkers van gegevens (enquêtedruk) wordt beperkt.
Deze taak veronderstelt overigens wel een goede informatievoorziening van de departementen jegens de CCS ten aanzien van statistisch onderzoek en wetgeving met statistische implicaties.
Het is van belang dat de CCS in een vroeg stadium wordt geraadpleegd of geïnformeerd over voornemens terzake, ook in verband met de noodzakelijke afstemming op de behoeften van overheidsorganen bij de verzameling van gegevens door het CBS. Deze consultatie van de CCS, waarbij het vooral om statistisch-technische aangelegenheden gaat, is eigenlijk een afgeleide van de coördinerende taak van de CCS en staat daarom los van de hierboven genoemde zelfstandige adviestaak.
De bestuurlijke taak van de CCS blijft eveneens ongewijzigd. Deze is van essentieel belang voor de handhaving van een goede en onafhankelijke statistische informatievoorziening.
De besturing en coördinatie door de CCS zullen waarschijnlijk in de praktijk wel anders dan thans gaan lopen. Dit heeft te maken met mijn voorstel de CCS een andere samenstelling te geven. In plaats van ten minste dertig en ten hoogste vijfenveertig leden, zoals thans in het wetsvoorstel is opgenomen (artikel 18), zal de commissie bestaan uit de voorzitter en ten minste zes en ten hoogste tien leden. De leden zijn onafhankelijk, deskundig en gezaghebbend en bestrijken gezamenlijk het gehele werkterrein van het CBS.
De van oudsher brede samenstelling wordt verlaten, omdat ik van mening ben dat er beter met een kleinere commissie gewerkt kan worden. Daar komt bij dat het ook meer zuiver is de bestuurlijke verantwoordelijkheden en taken duidelijk te scheiden en daarmee de onafhankelijkheid van de commissie te onderstrepen.
Ik ga er vanuit dat de inbreng van departementen, planbureaus, regionale overheden, maatschappelijke organisaties en de wetenschap, voorzover technisch van aard, ook goed kan lopen via door de CCS in te stellen subcommissies, zoals thans het geval is in de commissies van advies op een twintigtal deelterreinen van de statistiek.
De totstandkoming van meerjaren- en werkprogramma's van het CBS en ook de verwezenlijking van bezuinigingen bij het CBS zijn de afgelopen jaren relatief soepel verlopen mede dankzij de actieve betrokkenheid van de departementen, planbureaus en andere hierboven genoemde partijen.
Nu deze partijen niet meer vertegenwoordigd zullen zijn in de CCS, stel ik de volgende procedure voor om te bereiken dat het CBS zijn voorstellen in optimaal contact met zijn belangrijkste gebruikers ontwikkelt en de commissie haar prioriteiten eveneens, gehoord de betrokkenen, vaststelt. In dit proces kunnen de genoemde commissies van advies geen prominente rol spelen, voorzover het gaat om het stellen van prioriteiten over deelterreinen heen.
Reeds in 1987 is door de toenmalige Minister van Economische Zaken aangegeven hoe besluitvorming ten aanzien van het statistisch programma van het CBS zou kunnen verlopen (Kamerstukken II, 1987/88, 20 200 hfdst. XIII, nr. 56). Deze procedure zou ik ook in de toekomst in grote lijnen willen blijven hanteren. Zij komt er in het kort op neer dat:
– de ministerraad jaarlijks op voorstel van de Minister van Economische Zaken besluit over de omvang van het (meerjarige) budget van het CBS als onderdeel van de EZ-begroting;
– de directeur-generaal van de statistiek een concept-werk- (of meerjaren)programma opstelt dat qua budgettair beslag in overeenstemming is met dit besluit;
– het CBS in geval van ombuigingen c.q. gewenste uitbreidingen overleg voert met de belangrijkste berichtgevers en gebruikers, waaronder in elk geval de departementen;
– de directeur-generaal van de statistiek zijn voorstellen voor het werk- (of meerjaren)programma aan de CCS voorlegt onder bijvoeging van zijn verslag van bovengenoemd overleg, zijn conclusies naar aanleiding daarvan en de in dit kader gevoerde correspondentie;
– de CCS het werk- (of meerjaren)programma beoordeelt en eventueel wijzigingen voorstelt alvorens goedkeuring te verlenen.
Ik kan mij voorts voorstellen dat de commissie haar prioriteiten bij substantiële programmatische wijzigingen pas definitief vaststelt, nadat zij direct contact heeft gehad met de belangrijkste betrokkenen. Dat contact kan schriftelijk verlopen of bijvoorbeeld de vorm krijgen van een vergadering (hoorzitting) waarbij vertegenwoordigers van de belangrijkste betrokkenen worden uitgenodigd om hun visie op CBS-voorstellen uiteen te zetten. Een en ander zou in het reglement van orde van de commissie uitgewerkt kunnen worden.
Met de voorgestelde nieuwe samenstelling van de CCS en het accent dat gelegd wordt op de bestuurlijke en coördinerende taak van deze commissie, wordt de slagvaardigheid en onafhankelijkheid van de CCS vergroot. Dit zal ten goede komen aan de kwaliteit en kwantiteit van de statistieken. Tegelijkertijd wordt ook op adequate wijze zorg gedragen voor de afstemming van statistieken op de behoeften van afnemers en gebruikers.
3. Organisatorische plaats van het CBS
In het wetsvoorstel is het CBS organisatorisch ondergebracht bij het Ministerie van Economische Zaken. Gezien de discussies over verzelfstandiging van overheidsdiensten kan de vraag rijzen of deze opzet nog de meest wenselijke is. In het rapport van de commissie Wiegel («Naar kerndepartementen», Kamerstukken II 1992/93, 21 427, nr. 52) wordt over het CBS opgemerkt dat dit een organisatie is die niet direct aan één minister of departement gekoppeld zou moeten worden, maar meer ten dienste van het kabinet als geheel zou moeten gaan fungeren. Externe verzelfstandiging zou daarom voor het CBS voor de hand liggen. Het vorige kabinet heeft in reactie op dit rapport in het algemeen aangegeven dat de mate en de wijze van het op afstand plaatsen van de uitvoering op ieder beleidsterrein afzonderlijk op zijn merites moet worden bezien. Het kabinet was genuanceerder dan de commissie Wiegel ten aanzien van de scheiding van beleid en uitvoering. Nadien is een verscherping van het externe verzelfstandigingsbeleid ingezet. Ik wijs in dit verband op het rapport «Verantwoord verzelfstandigen» van de commissie-Sint en de reactie van het kabinet daarop (Kamerstukken II 1994/95, 21 835, nr. 15). Daarbij is het uitgangspunt onderschreven dat centrale overheidstaken onder het normale systeem van de volle ministeriële verantwoordelijkheid vallen tenzij er bijzondere redenen zijn om tot een andere inrichting te komen.
Onlangs is aan de Tweede Kamer aangeboden het kabinetsstandpunt inzake het rapport van de Algemene Rekenkamer over zelfstandige bestuursorganen en ministeriële verantwoordelijkheid (Kamerstukken II 1994/95, 24 130, nr. 5). Het rapport van de Rekenkamer bevat kritische noten bij het tot nu toe gevoerde verzelfstandigingsbeleid van de rijksoverheid. In het kabinetsstandpunt wordt met het oog op het herstel van het politieke primaat onder meer aangekondigd dat de tot nu toe gebezigde criteria voor verzelfstandiging worden aangescherpt. Verzelfstandiging op grond van louter pragmatische gronden, zoals de eenduidige aansturing van uitvoeringshandelingen, wordt afgewezen. Voorts wordt onder meer voorgesteld een helder kader te scheppen waarbinnen zelfstandige bestuursorganen dienen te opereren.
In het licht van het voorgaande merk ik over de gekozen opzet bij de instelling van het CBS en de CCS het volgende op. De overwegingen in de memorie van toelichting en de nota naar aanleiding van het verslag zijn nog onverkort relevant. Naar mijn mening dient bij de beoordeling van de in het wetsvoorstel neergelegde constructie – CBS-dienstonderdeel van EZ en CCS-bestuursorgaan voor CBS – bekeken te worden of deze constructie voor de uitvoering van de taak van het CBS de meest geschikte is en of er voldoende waarborgen voor een goede uitvoering van die taak zijn.
De taak van het CBS is het verrichten van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap en het openbaar maken van statistieken. De produkten van het CBS zijn voor het overgrote deel collectief van aard. Voor de Nederlandse overheid is het gebruik van statistieken van groot belang. Ook de EG maakt in ruime mate gebruik van de CBS-statistieken. Een deel van de werkzaamheden van het CBS vloeit voort uit EG-regelgeving. De gecentraliseerde ambtelijke statistiek heeft altijd zeer bevredigend gewerkt en bewijst nog steeds goede diensten. Er zijn dan ook geen redenen om het CBS los te koppelen van het Ministerie van Economische Zaken. Overigens zijn ook in alle lid-staten van de EU de statistische bureaus onderdeel van de centrale overheid.
Een goede taakuitvoering op statistisch gebied vereist een grote mate van onafhankelijkheid. Om deze onafhankelijkheid te waarborgen, is voorzien in een rol van de CCS ten aanzien van de werkzaamheden van het CBS. De CCS dient het werkprogramma en het meerjarenprogramma, die door de directeur-generaal van het CBS worden opgesteld, goed te keuren. Uit hoofde van zijn professionele deskundigheid bepaalt de directeur-generaal van het CBS de methoden waarmee de statistische onderzoeken worden uitgevoerd en de wijze waarop de resultaten worden bekendgemaakt. Voor alle duidelijkheid is in de in de nota van wijziging opgenomen wijziging van artikel 8 met zoveel woorden aangegeven dat de Minister van Economische Zaken op deze punten geen aanwijzingen geeft aan de directeur-generaal.
Met deze constructie zijn voldoende waarborgen opgenomen om een goede taakuitvoering door het CBS te verzekeren.
De Minister van Economische Zaken draagt de politieke verantwoordelijkheid voor een adequate statistische informatievoorziening. Hij is ook verantwoordelijk voor het functioneren van het CBS. Daar waar bij wet uitdrukkelijk bevoegdheden aan de CCS en aan de DG van het CBS zijn toegekend heeft de verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken ten aanzien van het CBS echter een andere – dan gebruikelijke – inhoud.
Het gewijzigde artikel 8 bevat een beperking van de bevoegdheden van deminister. Dit brengt met zich mee dat de minister niet verantwoordelijk geacht kan worden voor datgene waarvoor hij op grond van dat artikel geen aanwijzingen mag geven. De minister wendt omwille van de onafhankelijkheid en de betrouwbaarheid van de statistieken geen directe invloed aan op de (individuele) statistieken. Het ligt dan ook niet in de rede dat hij op specifiek statistisch inhoudelijke elementen – waar zoals gezegd onafhankelijkheid wenselijk is – wordt aangesproken. Bij de beoordeling van zijn verantwoordelijkheid zou dit een rol kunnen spelen.
De verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn zo duidelijk mogelijk in het wetsvoorstel geregeld. Externe verzelfstandiging van het CBS zou naar mijn mening geen voordelen opleveren boven de gekozen constructie. Interne verzelfstandiging, waarbij het CBS als agentschap zou gaan fungeren, lijkt op dit moment geen grote voordelen op te leveren. Het enige verschil in financieel beheer tussen het CBS als dienstonderdeel en als agentschap is dat bij een agentschap een kosten/baten-stelsel wordt gehanteerd en de mogelijkheid van reservering bestaat. Overigens sluit ik niet uit dat in de toekomst opnieuw bekeken zal worden of de agentschapstatus voor het CBS een reële optie is.
Al met al ben ik van mening dat het huidige wetsvoorstel, inclusief de wijzigingen zoals opgenomen in de nota van wijziging, voldoende ruimte en garanties biedt voor een bevredigende werkwijze. De eerdergenoemde ontwikkelingen in het verzelfstandigingsbeleid ondersteunen bovendien de keuze voor het handhaven van het CBS als onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken.
Het CBS wordt centraal gefinancierd uit algemene middelen. Die financieringswijze is reeds eerder in de Kamer ter discussie gesteld (Kamerstukken II 1987/88, 20 200 hfdst. XIII, nr. 56). Als alternatief voor de huidige financiering is daarbij financiering voorgesteld via de begrotingen van de belanghebbende departementen. Een dergelijke financiering zou het voordeel hebben dat de departementen directer geconfronteerd zouden worden met de kosten van hun statistische wensen.
Ook zouden bewindslieden aanspreekbaar worden op de aard en de omvang van de statistische informatievoorziening op hun gebied. Tegen deze alternatieve – departementale – financiering bestaan echter duidelijke, en mijns inziens overwegende, bezwaren. Ik acht een dergelijke financieringswijze strijdig met de reden van bestaan van het CBS: de zorg voor objectieve en onafhankelijke statistieken voor iedereen. Departementale financiering zou tot onwenselijke afhankelijkheid kunnen leiden. Daar komt bij dat statistieken veelal niet voor slechts één departement van belang zijn. Tenslotte wijs ik erop dat de kwaliteit van de statistieken van het CBS in belangrijke mate wordt bepaald door hun systematische samenhang en door de continuïteit. Om deze kwaliteitskenmerken te handhaven zouden aan de departementale zeggenschap ernstige beperkingen moeten worden opgelegd. Dit neemt niet weg dat indien een departement van mening is dat het werkprogramma van het CBS onvoldoende is wat betreft de specifiek voor dat departement van belang zijnde statistische activiteiten, het met het CBS een contract kan aangaan waarbij voor de uitvoering van dat contract aan het CBS wordt betaald.
Het CBS kan voorts incidenteel voor derden werken. Hier is geen regeling voor opgenomen in het wetsvoorstel, maar het wetsvoorstel vormt hiervoor ook geen belemmering. Ten aanzien van deze werkzaamheden geldt dan wel dat de primaire taak van het CBS niet in gevaar mag komen. Het CBS, de CCS en de Minister van Economische Zaken dienen daar op toe te zien. Voorts dient ervoor gewaakt te worden dat er geen sprake is van oneerlijke concurrentie met het bedrijfsleven. De financiering tenslotte dient alle aan de opdrachten verbonden risico's te dekken.
Overigens wordt ook in het buitenland de openbare statistische informatievoorziening voor het overgrote deel gefinancierd uit algemene middelen. Met uitzondering van Denemarken ligt in de landen van de Europese Unie het percentage van het budget dat gefinancierd wordt uit algemene middelen boven de 95. In Nederland bedraagt dat percentage 97 (1992). Het statistisch bureau van Denemarken genereert het overgrote deel van zijn inkomsten uit de verkoop van niet-statistische register-informatie (Bron: Als, G.; Organisation de la statistique dans les états membres de la Communauté Européenne (Luxembourg, 1993)).
Naast een passende financieringswijze acht ik het van groot belang dat het CBS zo doelmatig mogelijk functioneert. Bewaking hiervan geschiedt in de vorm van een jaarlijkse planning en control cyclus waarin op inzichtelijke wijze te leveren prestaties met de in te zetten middelen worden geconfronteerd. Besluitvorming door de CCS ten aanzien van het werkprogramma en departementale besluitvorming ten aanzien van begroting en beheer lopen daarbij gelijk op. Uitgangspunt daarbij is dat het CBS een werkprogramma opstelt dat de goedkeuring van de CCS kan dragen en binnen de beschikbare middelen kan worden uitgevoerd.
Ook ben ik van mening dat aandacht noodzakelijk is voor de prijsstelling van (delen van) de produkten van het CBS.
5. Administratieve lasten/enquêtedruk
Tot de maatschappelijke kosten die het CBS met zich brengt, behoort ook de tijd en moeite die burgers, ondernemingen en instellingen in de beantwoording van vragen van het CBS steken.
Sinds de eerste rapportage van de commissie-Grapperhaus in 1985 (Kamerstukken II 1985/86, 19 071, nrs. 1–3) heeft het CBS zich daar expliciet rekenschap van gegeven. In het afgelopen decennium is het CBS er in geslaagd de enquêtedruk terug te dringen. Daarbij moet direct aangetekend worden dat een aantal vormen van berichtgeving dwingend door de Europese regelgeving wordt voorgeschreven, zodat het CBS niet steeds geheel vrij is om de enquêtedruk terug te dringen.
Het terugdringen van de administratieve lastendruk zie ik als een belangrijke opgave. Dit heeft mij doen besluiten aan het CBS/CCS-wetsvoorstel een artikel (artikel 9a) toe te voegen waarin op het CBS de plicht wordt gelegd er voor te zorgen dat de administratieve lasten zo laag mogelijk zullen zijn. Dit artikel is vervat in onderdeel C van bijgaande nota van wijziging.
De invulling van deze plicht kan op velerlei wijze geschieden. Bij het CBS is ook al veel op dit gebied in gang gezet.
In de eerste plaats is met een betere coördinatie binnen en buiten het CBS nog veel te bereiken. In toenemende mate vindt er een betere coördinatie van CBS-enquêtes onderling en hergebruik van reeds verzamelde gegevens plaats. Het effect daarvan is in de terugbrenging van de enquêtedruk over de afgelopen jaren reeds zichtbaar geworden. Vanuit het gezichtspunt van burgers, ondernemingen en instellingen is de afstemming met onderzoek buiten het CBS echter minstens zo belangrijk. Zeker voor zover deze informatieverzameling in opdracht van de publieke sector plaats vindt, zijn er spelregels te bedenken om de enquêtedruk te beperken.
Een andere vorm van coördinatie heeft betrekking op de regelgeving en administratieve definities en voorschriften. Gebruik van identificatie-nummers maakt koppeling en daarmee (her)gebruik van beschikbare gegevens eenvoudiger en aantrekkelijker.
Het gebruik van «electronic data interchange» (EDI) maakt het mogelijk dat zoveel mogelijk papieren enquêtes van ondernemingen en instellingen vervangen worden door elektronische berichten. Het CBS heeft een aantal pilot projecten in uitvoering om de methodologische en logistieke mogelijkheden en problemen te verkennen. Op grote schaal wordt EDI reeds toegepast voor de statistieken van de buitenlandse handel. De helft van de Nederlandse berichtgevers maakt intussen van CBS-IRIS gebruik. En ruim 1 000 daarvan leveren hun data via een lijnverbinding in plaats van op diskette of tape aan. Voor de bevolkingsstatistieken maakt het CBS gebruik van de mogelijkheden die de Gemeentelijke basisadministratie (GBA) begint te bieden. En ook op andere terreinen, zoals die van de loon- en werkgelegenheidsstatistieken en de statistieken m.b.t. de financiële gegevens van lagere overheden, wordt flink «geëdificeerd».
Voor specifieke statistische doeleinden zijn diverse registraties binnen en buiten de rijksoverheid bruikbaar. De samenwerking met het Ministerie van Financiën en de Kamers van Koophandel ten behoeve van het Algemeen Bedrijfsregister wordt geïntensiveerd. Voor de buitenlandse handelsstatistiek worden de BTW-registers gebruikt en voor de arbeidsstatistieken zijn de gegevens van de verzekerdenadministratie (VZA) van belang.
Om de toegang van het CBS tot zulke registraties te vergemakkelijken, althans voor zover deze onder de verantwoordelijkheid van het Rijk vallen, is in artikel 9 van het wetsvoorstel voorzien dat het CBS daar toegang toe heeft in overleg met de bewindspersoon onder wie de registratie ressorteert.
De CCS speelt ook een belangrijke rol bij de taak voor het CBS de administratieve lasten terug te dringen. Sinds enige jaren is het gebruikelijk dat de CCS bij de goedkeuring van het CBS-programma concrete inschattingen met betrekking tot de verwachte gevolgen van onderzoekingen voor de administratieve belasting van het bedrijfsleven expliciet betrekt. Mijn voorstel is deze taak van de CCS expliciet in de wet vast te leggen. Bij de beoordeling van het werkprogramma dient de CCS uitdrukkelijk aandacht te schenken aan de administratieve lasten die het programma met zich mee brengt. Het in onderdeel C van bijgaande nota van wijziging vervatte artikel 9a, tweede lid, strekt daartoe.
Door de minister van Economische Zaken is sinds 1985 herhaaldelijk aan de Kamer gerapporteerd over de inspanningen en resultaten van het CBS terzake van de terugbrenging van de enquêtedruk.
Het lijkt mij een goede gedachte voor het CBS in het wetsvoorstel de verplichting op te nemen in de jaarverslaglegging aandacht te besteden aan de administratieve lasten voor ondernemingen en instellingen en aan de maatregelen die het neemt ter beperking van die lasten.
Om ook de Tweede Kamer een goed inzicht te bieden ten aanzien van het werk van het CBS en het terugdringen van de administratieve lasten zal ik een afschrift van de jaarverslagen van het CBS en de commissie aan de Tweede Kamer zenden. Deze onderwerpen zijn geregeld in onderdeel M van bijgaande nota van wijziging.
Een aantal maatregelen van het CBS is er op gericht de perceptie van de enquêtedruk en de kwaliteit van de relaties met zijn berichtgevers te verbeteren. Voor de één-loket gedachte zijn binnen het CBS organisatorische aanpassingen doorgevoerd. Steekproefprocedures worden zo ingericht dat kleinere bedrijven niet te vaak in een steekproef vallen. Aan teruglevering van statistische resultaten aan berichtgevers wordt meer dan voorheen aandacht besteed.
Zodra het voorstel van Wet op het Centraal bureau en de Centrale commissie voor de statistiek, inclusief de voorgestelde wijzigingen, tot stand is gekomen, zullen het CBS en de CCS uiteindelijk beide een formeel wettelijke grondslag hebben. Dat, maar vooral de wijze waarop het CBS en de CCS gezamenlijk al bijna een eeuw actief zijn, geven mij veel vertrouwen in de manier waarop in Nederland het statistisch belang gediend wordt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-23576-9.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.